RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 12/18776, V-nummer: [nummer],
uitspraak van de voorzieningenrechter
[naam], verzoeker,
gemachtigde: mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam,
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verzoeker heeft op 31 mei 2012 en 6 juni 2012 aanvragen gedaan om afgifte van een terugkeervisum voor zakelijke doeleinden.
Bij mondelinge mededelingen van 31 mei 2012 en 6 juni 2012 heeft verweerder verzoeker een terugkeervisum geweigerd.
Daartegen heeft verzoeker bij faxbericht van 11 juni 2012 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij schrijven van 11 juni 2012 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De zaak is op 2 juli 2012 ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 72, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) wordt, voor zover thans van belang, een beschikking omtrent de afgifte van een visum voor de toepassing van hoofdstuk 7 van de Vw 2000 gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet.
Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt voor de toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000 met een beschikking tevens gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig.
2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de mondelinge mededeling aan verzoeker dat hij niet in aanmerking komt voor een terugkeervisum geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, reeds omdat geen sprake is van een op schrift gestelde beslissing. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze mededeling, anders dan verzoeker meent, evenmin worden aangemerkt als een handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000, waartegen rechtsmiddelen openstaan. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 3 december 2008 in zaak nr. 200803104/1 (LJN: BG5956) heeft overwogen, is met de uitbreiding van het beschikkingsbegrip in dit artikellid beoogd te voorkomen dat bepaalde feitelijke handelingen jegens een vreemdeling als zodanig buiten de reikwijdte van de Awb zouden vallen en - in het verlengde daarvan - buiten het in die wet neergelegde systeem van rechtsbescherming, waardoor de competentie van de burgerlijke rechter in beeld zou komen. Met de mogelijkheid van het indienen van een aanvraag om afgifte van een terugkeervisum is in dit geval reeds voorzien in een adequate bestuursrechtelijke rechtsgang, waarin de vreemdeling aan wie geen terugkeervisum wordt afgegeven, dit aan de orde kan stellen teneinde alsnog een dergelijk visum te verkrijgen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat desgewenst (bestuursrechtelijke) rechtsmiddelen kunnen worden aangewend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om afgifte van een terugkeervisum.
2.3. Nu geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb en evenmin kan worden gesproken van een handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000, bestaat er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzieningenrechter, en door deze en M.G. den Ambtman, griffier, ondertekend.