ECLI:NL:RBSGR:2012:BX0836

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/20374
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbewaringstelling van Dublinclaimant in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 juli 2012 uitspraak gedaan over de inbewaringstelling van een Dublinclaimant, eiseres van Nepalese nationaliteit. Eiseres was op 25 juni 2012 in bewaring gesteld met het oog op uitzetting, omdat de overheid het belang van de openbare orde als reden aanvoerde. Eiseres had echter voor het eerst in Nederland asiel aangevraagd en er was geen bewijs dat zij eerder een asielaanvraag in België had ingediend. De rechtbank oordeelde dat eiseres als Dublinclaimant moest worden aangemerkt, omdat er een Dublinclaim was gelegd en geaccepteerd door de Belgische autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijk belang was voor de inbewaringstelling, aangezien eiseres had meegewerkt aan de uitzetting en altijd traceerbaar was voor de autoriteiten. Hierdoor was de bewaring van eiseres vanaf het begin onrechtmatig. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende eiseres een schadevergoeding toe van € 275,-, alsook een vergoeding voor proceskosten van € 437,- aan de griffier. De uitspraak benadrukt de rechten van Dublinclaimanten en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met inbewaringstellingen in asielprocedures. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 12/20374
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
van Nepalese nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
V-nummer [nummer],
raadsman mr. J.J. Wedemeijer,
eiseres;
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
vertegenwoordigd door R.R. de Groot,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Op 25 juni 2012 is eiseres, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000).
Op 26 juni 2012 heeft eiseres tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 28 juni 2012 heeft verweerder de bewaring opgeheven vanwege de overdracht van eiseres aan de Belgische autoriteiten in het kader van de Dublinprocedure.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 juli 2012. Eiseres en haar raadsman zijn met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 Van de zijde van eiseres is – kort samengevat – aangevoerd dat de weigering om aan haar asiel te verlenen met de aanzegging om Nederland binnen vier weken te verlaten niet kan worden aangemerkt als een terugkeerbesluit in de zin van de Terugkeerrichtlijn. Gelet hierop had eiseres niet in bewaring gesteld mogen worden. Daarnaast is eiseres in bewaring gesteld terwijl haar vertrektermijn nog niet was verstreken. Dit is in strijd met de Terugkeerrichtlijn. De inbewaringstelling dient onrechtmatig te worden verklaard.
Eiseres is een zogenaamde Dublinclaimant is. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing is op Dublinclaimanten. De rechtbank volgt eiseres derhalve niet in haar betoog.
2.2 Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat met een lichter middel had kunnen worden volstaan. Zij werkte volledig mee en wilde juist naar België, alleen had zij geen geld om daar zelfstandig heen te gaan.
De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid geldt ten aanzien van Dublinclaimanten dat het belang van de overheid bij inbewaringstelling in beginsel is gegeven, nu de betrokken vreemdeling reeds eerder is vertrokken uit een lidstaat zonder af te wachten welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek (overname), dan wel uit een lidstaat is vertrokken die zich reeds verantwoordelijk had verklaard voor de behandeling van zijn asielverzoek (terugname). Het gegeven dat er gevaar bestaat dat de vreemdeling zich zal onttrekken aan het toezicht voordat de overdracht geëffectueerd kan worden, wordt in zo’n geval in beginsel altijd aanwezig geacht.
Bij eiseres is echter geen sprake van een van de hiervoor omschreven situaties. Uit de gegevens van Eurodac en uit de asielbeschikking van 13 juni 2012 blijkt dat eiseres voor het eerst in Nederland asiel heeft aangevraagd. Van een asielaanvraag in België is niet gebleken. Reden dat er een Dublinclaim bij de Belgische autoriteiten is gelegd – en ook is geaccepteerd – en eiseres derhalve wel als Dublinclaimant is aan te merken, is dat eiseres zich bij haar echtgenoot wenst te voegen die in België asiel heeft aangevraagd.
Gelet hierop en nu uit de stukken blijkt dat eiseres heeft meegewerkt aan uitzetting naar België en ook altijd traceerbaar is geweest voor verweerder, had verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen redelijk belang bij de inbewaringstelling van eiseres. Dit betekent dat de bewaring van eiseres van meet af aan onrechtmatig is geweest.
2.3 De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om het verzoek om schadevergoeding van eiseres toe te wijzen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiseres, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om hem ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 115,- per dag voor de dagen die eiseres vanaf 25 juni 2012 in een politiecel heeft doorgebracht (1 dag) en € 80,- voor de dagen die eiseres vanaf 26 juni 2012 heeft doorgebracht in het huis van bewaring (2 dagen). Dit betekent dat een schadevergoeding van in totaal € 275,- zal worden toegekend.
2.4 Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Het bedrag van de te vergoeden kosten van rechtsbijstand moet naar het oordeel van de rechtbank met inachtneming van de wegingsfactor gemiddeld worden bepaald op € 437,- (1 punt voor het beroepschrift x € 437,-).
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 275,-;
- veroordeelt verweerder in de proces¬k¬o¬s¬ten ad € 437,-, te voldoen aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, en door hem en mr. M.D. Moeke als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2012.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
*********
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 275,- .
Aldus gedaan door mr. P.H. Banda, fungerend voorzitter op 6 juli 2012.