ECLI:NL:RBSGR:2012:BX0617

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R. 12.378
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillietverklaring niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een faillietverklaring. De verzoekster, De Haagse Onroerend Goed B.V., had verzet ingesteld tegen het vonnis van 8 mei 2012, waarbij zij in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat voorafgaand aan de behandeling van het faillissementsverzoek op 7 mei 2012 een verweerschrift van verzoekster was ingediend. Echter, verzoekster was niet verschenen op de zitting van 8 mei 2012, waardoor het verweerschrift niet in de beoordeling was betrokken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van 'horen' in de zin van artikel 8, tweede lid, van de Faillissementswet, omdat de advocaat van verzoekster een verweerschrift had ingediend. Hierdoor stond het rechtsmiddel van verzet niet open, en had verzoekster hoger beroep moeten instellen tegen het vonnis van 8 mei 2012. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzet en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. J.J.P. van Wieringen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
beschikking op grond van artikel 8 Faillissementswet
Insolventienummer: 12/378 R
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Haagse Onroerend Goed B.V.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Den Haag onder nummer 08226059,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage,
vestigingsadres: 2583 HW 's-Gravenhage, Bevelandsestraat 125,
verzoekster,
advocaat mr. J.J. Paalman,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot vernietiging van het vonnis van 8 mei 2012, waarbij verzoekster in staat van faillissement werd verklaard met benoeming van mr. A.E. Zweers tot rechter-commissaris en aanstelling van
mr. drs. N.J.H. LL.M. Leferink, advocaat te Enschede, als curator.
1. De procedure
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift tot faillietverklaring van 26 april 2012;
- het verweerschrift van 7 mei 2012;
- het vonnis tot faillietverklaring van 8 mei 2012;
- het proces-verbaal van de behandeling op 8 mei 2012;
- het verzetschrift van 21 mei 2012 en de bijbehorende producties van 31 mei 2012;
- het verslag van de curator van 25 mei 2012.
1.2. Het verzoek is op 1 juni 2012 ter terechtzitting behandeld.
Verschenen zijn:
- mr. P.E.M. Schol, advocaat van verzoekers van het faillissement
- [X.], verzoeker van het faillissement
- mr. J.J. Paalman, advocaat gefailleerde
- [Y.], middellijk bestuurder van gefailleerde
- [Z.], controller;
- mr. drs. N.J.H. LL.M. Leferink, curator.
1.3. Het verzetschrift is op 21 mei 2012 ingediend. Het verzet is tijdig ingesteld. De uitspraak werd ter terechtzitting van
1 juni 2012 bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1. De rechtbank stelt vast dat vóór de behandeling van het faillissementsverzoek op
7 mei 2012 een verweerschrift van verzoekster van het verzet is ontvangen. De rechter heeft, nu verzoekster niet in persoon dan wel vertegenwoordigd door een advocaat ter zitting van 8 mei 2012 is verschenen, het verweerschrift niet in de beoordeling betrokken. Verzoekster is op 8 mei 2012 in staat van faillissement verklaard. In het vonnis van 8 mei 2012 is te lezen dat:"Tegen deze uitspraak kan degene die niet is verschenen en aan wie de faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak verzet instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van deze rechtbank ".
2.2 Verzoekster heeft hierop verzet ingesteld. Verzoekster heeft zekerheidhalve tevens hoger beroep ingesteld nu zoals verzoekster aangeeft in T&C Insolventierecht 2008, art. 8 aant. 2 staat:
"Aangenomen moet worden dat onder 'gehoord zijn' niet alleen moet worden verstaan dat de schuldenaar in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat (art. 279 lid 3 Rv ) ter zitting is verschenen, zodat de schuldenaar die slechts schriftelijk verweer heeft gevoerd, niet het recht van verzet heeft maar alleen maar hoger beroep kan instellen".
De behandeling van het hoger beroep zal plaatsvinden op 31 juli 2012.
2.3 Desgevraagd heeft de curator ten aanzien van de ontvankelijkheid aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. Mr. Schol heeft aangegeven dat bij niet verschijnen niet is voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor en heeft daartoe verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 7 augustus 2003 (LJN: AL8085).
2.4 De rechtbank overweegt als volgt. In haar arrest van 9 oktober 2006 overweegt het Gerechtshof 's-Hertogenbosch (LJN: AZ8627) dat van 'horen' in de zin van artikel 8, tweede lid, van de Faillissementswet ook sprake is als voorafgaande aan de zitting, waar de verweerder en zijn advocaat niet zijn verschenen, die advocaat zich als procureur heeft gesteld en inhoudelijk verweer heeft gevoerd. Er staat dan geen verzet open.
De rechtbank stelt vast dat de advocaat van verzoekster op 7 mei 2012 een verweerschrift ingediend heeft. Uit het proces-verbaal van de zitting van 8 mei 2012 blijkt dat de rechtbank kennis heeft genomen van het verweerschrift. Gelet op het arrest van het Gerechtshof 's- Hertogenbosch, zoals hierboven aangehaald, is de rechtbank van oordeel dat door het indienen van een verweerschrift sprake is geweest van 'horen' in de zin van artikel 8, tweede lid, van de Faillissementswet. Aldus stond niet het rechtsmiddel van verzet open maar diende verzoekster hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van
8 mei 2012.
Derhalve verklaart de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzet.
2.5 Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
2.6 De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzet;
- compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.F. Holtrop, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2012 in aanwezigheid van mr. J.J.P. van Wieringen, griffier.