ECLI:NL:RBSGR:2012:BX0074

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/753897-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en witwassen na onvoldoende bewijs

In de zaak voor de Rechtbank 's-Gravenhage, met parketnummer 09/753897-11, heeft de rechtbank op 22 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afpersing en witwassen. De zittingen vonden plaats op 24 januari, 16 maart en 8 juni 2012. De officier van justitie, mr. H. de Koning, had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van de afpersing, maar stelde dat het witwassen wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M. van der Linden, pleitte voor vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

De tenlastelegging omvatte onder andere dat de verdachte samen met anderen de heer [A] zou hebben afgeperst voor een bedrag van € 120.000 en dat hij de opbrengst van deze afpersing zou hebben gewitwashed. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de afpersing, omdat niet kon worden vastgesteld dat [A] door geweld of bedreiging tot betaling was gedwongen. Dit leidde tot de conclusie dat de door de verdachte ontvangen geldbedragen niet uit een misdrijf afkomstig waren, waardoor ook het witwassen niet bewezen kon worden.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. Het vonnis werd uitgesproken door mr. E. Timmermans, met mrs. M.J.J. Visser en S.M. Krans als rechters, en mr. M.P.C. van Essen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/753897-11
Datum uitspraak: 22 juni 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 4],
geboren op [datum] 1953 te [plaats] ([land]),
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 januari 2012, 16 maart 2012 en 8 juni 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. de Koning en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.M. van der Linden, advocaat te Waddinxveen, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, in of omstreeks de periode van 01 september 2011 tot 11 oktober 2011 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas, en/of te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A]te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [A] heeft/hebben klem gereden in de auto en/of
- een ruit van de auto van die [A] heeft/hebben in geslagen en/of
- die [A] meermalen, althans een maal, heeft/hebben geslagen en/of
- die [A] meermalen, althans een maal, heeft/hebben geschopt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
gericht op die [A] en/of
- tegen die [A] in een telefoongesprek heeft/hebben gezegd: "Luister eens, zeg maar tegen [B] voor maandag moet hij het geld overmaken anders is hij de onze" en/of
- die [A] een sms heeft/hebben gestuurd met onder meer de tekst: "Voor maandag wil ik het rond hebben. 980.000. Jouw de keuze. Betalen zal je toch." en/of
- die [A] een sms heeft/hebben gestuurd met de tekst: "[B] ga je betalen ja of nee. Laat maar weten op dit nummer. Denk goed na . . ? Voordat spijt krijgt." en/of
- die [A] een of meer brieven heeft/hebben gestuurd met onder meer de tekst: "Het is aan jou de keuze, weest verstandig, want betalen zal je" en/of "Als je niet reageert dan laat je zien dat zelfs de toekomst van je kinderen niet echt interesseert", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 15 februari 2011 te Zwijndrecht en/of/althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [A]heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) E 120.000,=, in elk geval van geld, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hieruit bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [A] heeft/hebben gezegd dat als hij niet zou betalen, hij het wel zou merken en/of "Ik waarschuw niet, ik doe", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- naar de woning van die [A] is/zijn gegaan en/of voor die woning is/zijn blijven staan, althans personen naar de woning van die [A] heeft/hebben gestuurd, en/of
- die [A] heeft/hebben gezegd dat hij zijn gangen in het dagelijks leven heeft geobserveerd en/of
- tijdens een gesprek met die [A] handschoenen aan heeft/hebben getrokken en heeft/hebben gezegd dat we maar naar buiten moesten komen;
3.
hij op of omstreeks de periode van 17 december 2010 tot en met 1 mei 2011, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans een maal, van een voorwerp, te weten geld (diverse bedragen tot een totaal van E 12.450), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp (die geldbedragen) was of wie bovenomschreven voorwerp, voorhanden had, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- meermalen, althans een maal, een geldbedrag ontvangen op een bankrekening (met nummer [rekening]) en/of
- meermalen, althans een maal, een geldbedrag (tot een totaal van E 12.450) overgeboekt op verdachtes bankrekening (een en/of-rekening met nummer [rekening]) en/of
- meermalen, althans een maal, een geldbedrag (tot een totaal van E 12.450) ontvangen op de bankrekening met nummer [rekening] en/of
- meermalen, althans een maal, een contante geldopname heeft gedaan van de bankrekening met nummer [rekening].
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode van 14 december 2010 tot en met 1 mei 2011, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans een maal, een voorwerp, te weten geld (diverse bedragen tot een totaal van E 12.450), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
3. Overwegingen met betrekking tot het bewijs
3.1 Inleiding
De verdenking onder feit 1 komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte samen met anderen een poging heeft gedaan om de heer [A](hierna: [A]) af te persen. Onder feit 2 wordt hem verweten samen met anderen [A] daadwerkelijk te hebben afgeperst voor een bedrag van € 120.000,00. Ten slotte wordt verdachte onder feit 3 primair en subsidiair ervan verdacht de opbrengst van deze afpersing al dan niet opzettelijk te hebben witgewassen.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 3 subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte had moeten vermoeden dat de door hem in ontvangst genomen geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, meer in het bijzonder de afpersing van [A].
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van al hetgeen hem is ten laste gelegd. Ten aanzien van feit 3 heeft hij daartoe primair aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de door verdachte ontvangen geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn en subsidiair dat verdachte dit niet heeft geweten en ook niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1 en 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 3 primair en subsidiair
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte in de periode van 17 december 2010 tot en met 27 april 2011 middels diverse girale overboekingen een bedrag van in totaal € 12.450,00 heeft ontvangen van de vennootschap […] B.V.. Verder volgt uit het dossier dat [A] in diezelfde periode aan voornoemde vennootschap verschillende grote bedragen heeft overgemaakt.
De rechtbank stelt voorop dat van witwassen in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht eerst dan sprake kan zijn indien komt vast te staan dat het voorwerp waarop de tenlastelegging ziet uit misdrijf afkomstig is. In de onderhavige zaak betekent dit dat moet worden vastgesteld dat - zoals door de officier van justitie is betoogd - de door verdachte ontvangen geldbedragen door zijn medeverdachte zijn verkregen als resultaat van een jegens [A] gepleegde afpersing.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat [A] door geweld of bedreiging met geweld of enig ander misdrijf tot voormelde betalingen is gedwongen. Dit brengt met zich dat niet kan worden vastgesteld dat de door verdachte ontvangen geldbedragen uit een misdrijf afkomstig zijn en dat reeds om die reden van witwassen geen sprake kan zijn. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4. De beslissing
De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding 1, 2 en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, voorzitter,
mrs. M.J.J. Visser en S.M. Krans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. van Essen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2012.
Mr. Van Essen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.