ECLI:NL:RBSGR:2012:BW9896

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/3642
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaarschrift door de minister van Defensie

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een afsluitende mededeling van de minister van Defensie, waarin werd aangegeven dat er nog informatie zou volgen over de functie van plaatsvervangend directeur P&O. De minister stelde dat deze mededeling geen besluit was waartegen een rechtsmiddel openstond, en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde echter dat de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar was overschreden, waardoor het beroep ontvankelijk en gegrond was. De rechtbank bevestigde dat de afsluitende mededeling geen besluit was, maar dat het bestuursorgaan geen dwangsom verschuldigd was omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank besloot zelf in de zaak te voorzien en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 156,- diende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3642
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
en
de minister van Defensie, verweerder.
Procedureverloop
Bij brief van 27 april 2012 eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift van 16 december 2011.
Bij brief van 3 mei 2012 heeft de rechtbank verweerder, onder andere, verzocht, binnen vier weken na de dagtekening van de brief, een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft hierop bij brief van 10 mei 2011 gereageerd.
Overwegingen
1 De rechtbank wijst af het verzoek van eiser om het bezwaarschrift van 23 april 2012 en het besluit van 21 maart 2012 als samenhangend besluit te beschouwen in het kader van het onderhavige beroep dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een bezwaarschrift. Tegen de beslissing op dat bezwaar staat een afzonderlijk rechtsmiddel open.
2 Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
3 Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4 Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Ingevolge het tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5 Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste zes weken kan verdagen.
6 Verweerder heeft bij brief van 10 mei 2012 aan de rechtbank meegedeeld dat de afsluitende mededeling in de beschikking van 7 november 2011 geen handeling gericht op rechtsgevolg is en dus geen besluit is waartegen een rechtsmiddel openstaat. Verweerder is dan ook van mening dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat hij gelet op artikel 4:17, zesde lid onder c, van de Awb geen dwangsom verschuldigd is. Tevens deelt verweerder mee dat de beslissing op bezwaar binnen enkele weken door eiser kan worden ontvangen.
7 De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn ingevolge artikel 7:10 van de Awb is overschreden.
8 De rechtbank stelt voorts vast dat eiser verweerder bij schrijven van 10 maart 2012 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is.
9 De rechtbank stelt vast dat in de afsluitende mededeling in de beschikking van 7 november 2011 is vermeld dat over de nog vast te stellen schaal van de functie van plaatsvervangend directeur P&O bij Directie P&O eiser hierover nader wordt geïnformeerd.
Zij oordeelt juist het standpunt van verweerder dat deze afsluitende mededeling geen besluit is waartegen een rechtsmiddel openstaat en het bezwaar tegen dat onderdeel van het besluit niet-ontvankelijk is.
10 Gelet op het vorenstaande is het beroep ontvankelijk en is sprake van overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank acht geen onderzoek ter zitting noodzakelijk en zal met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep gegrond verklaren.
11 Ingevolge artikel 4:17, zesde lid onder c, van de Awb verbeurt het bestuursorgaan geen dwangsom indien niet tijdig wordt beslist op een bezwaar dat kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat geen dwangsom is verschuldigd.
12 Ingevolge artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de waarop de uitspraak wordt gedaan alsnog een besluit bekendmaakt.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan in bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, de rechtbank een andere voorziening treffen
Nu hiervoor in overweging 9 is geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ziet de rechtbank aanleiding een andere voorziening te treffen en zal zij zelf in de zaak voorzien en het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Voor het treffen van andere voorzieningen bestaat geen grond.
13 Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding.
14 Uit de gegrondverklaring van het beroep volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,- aan eiser dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- voorziet zelf in de zaak en verklaart het bezwaarschrift van 16 december 2011 tegen de afsluitende mededeling in de brief van 7 november 2011 niet-ontvankelijk.
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 156,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
F.J. Leegstraten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2012.
griffier rechter
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.