ECLI:NL:RBSGR:2012:BW9176

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/6396 ABP
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.W.H.B. Sentrop
  • M.D.J. van Reenen-Stroebel
  • M.P. Celie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake militair invaliditeitspensioen en verergerend dienstverband

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een militair invaliditeitspensioen aan eiser, die lijdt aan een psychische aandoening van traumatische aard, namelijk PTSS, met verergering van persoonlijkheidsproblematiek. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van de minister van Defensie, waarin zijn invaliditeitspensioen was vastgesteld op 15% met terugwerkende kracht tot 4 mei 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn besluit niet voldoende rekening heeft gehouden met de factoren die geen verband houden met de militaire dienst, maar die wel van invloed zijn op de psychische toestand van eiser. Dit betreft met name de vroegere zielstoestand van eiser en andere omstandigheden die buiten de dienst liggen.

De rechtbank heeft de toepassing van de bestuurlijke lus overwogen, wat inhoudt dat de minister in de gelegenheid wordt gesteld om de gebreken in het besluit te herstellen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nader advies van psychiater M.J. van Weers aan te vragen, waarbij de eerder voorgelegde vragen opnieuw beantwoord moeten worden met inachtneming van de relevante jurisprudentie. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder uiterlijk op 1 augustus 2012 een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen en dit aan de rechtbank moet toesturen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle relevante factoren bij de beoordeling van de toekenning van een invaliditeitspensioen, vooral in gevallen waar psychische aandoeningen een rol spelen. De rechtbank heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, en de griffier heeft een afschrift van de uitspraak verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/6396 ABP
uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen
[eiser], wonende te [plaats],
(gemachtigde: mr. W.B. Knook),
en
de minister van Defensie; Stichting Pensioenfonds Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Abp), verweerder
(gemachtigde: P.J.H. Souren).
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2008 is eiser, te rekenen van 4 mei 2006, een militair invaliditeitspensioen toegekend, berekend naar een mate van invaliditeit met dienstverband van 15%.
Eiser heeft bij brief van 5 maart 2008 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 30 juni 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 9 augustus 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de gedingstukken ingediend.
Het beroep is op 4 april 2012 ter zitting behandeld.
Eiser is verschenen bij gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1 Verweerder heeft eiser het militair invaliditeitspensioen toegekend vanwege een psychische aandoening van traumatische aard, te weten PTSS (met verergering van persoonlijkheidsproblematiek). Ter zake van een psychische aandoening van niet traumatische aard, te weten een depressie en persoonlijkheidsproblematiek, is geen dienstverband aanvaard.
Verweerder heeft zich hierbij onder meer gebaseerd op het Rapport Sociaal Medisch Onderzoek van 31 januari 2008 en het rapport van psychiater-psychoanalyticus M.J. van Weers (hierna: Van Weers) van 12 januari 2008.
2 Eiser heeft aangevoerd dat de mening van Van Weers dat de persoonlijkheids-problematiek slechts bij het dienstverband dient te worden betrokken voor zover het de verergering van bepaalde aspecten betreft onjuist is en niet conform vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad, zie de uitspraak van 12 februari 1993, AMP 1991/28).
3 Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat op enig moment de PTSS (waarin de verergering van de persoonlijkheidsproblematiek) - waarvoor oorzakelijk verband met de dienst is aangenomen - is hersteld. Er is voorts een wijziging opgetreden in die zin dat ten tijde hier van belang gesproken moet worden over een aandoening met verergerend dienstverband. In het bestreden besluit en in de onderliggende medische rapportages is niet belicht welke consequenties hieraan verbonden dienen te worden. De geldende jurisprudentie is daarbij niet in acht genomen.
4.1 De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Raad volgt dat, indien aanvaard is dat een psychische aandoening in verergerend verband met de militaire dienst staat, bij de bepaling van het invaliditeitspercentage ook factoren dienen te worden betrokken, gelegen in de vroegere zielstoestand of in de andere omstandigheden die geen verband houden met de dienst. Dit betekent niet dat de totale psychische invaliditeit met pensioen dient te worden vergolden. Met name dient buiten beschouwing gelaten te worden de invaliditeit, welke is toe te schrijven aan van buiten komende oorzaken die zich voordoen na de uitoefening van de militaire dienst en die ook bij een op generlei wijze gelaedeerde persoon invaliditeit zouden teweegbrengen. In dit kader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 27 oktober 1983, LJN: AK2293, 29 april 1987, LJN: AK2965, en
12 februari 1993, LJN: ZB4344, alsmede de uitspraak van 2 oktober 2008, LJN: BG1053.
4.2 De rechtbank stelt vast dat in de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende rapportages, met name het rapport van Van Weers van 12 januari 2008, de factoren, gelegen in de vroegere zielstoestand of in de andere omstandigheden die geen verband houden met de dienst, onderbelicht zijn gebleven respectievelijk buiten beschouwing zijn gelaten. Nu verweerder zich op bedoelde rapportages heeft gebaseerd, is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb.
5 De rechtbank ziet, zoals ter zitting met instemming van partijen is besproken, in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding tot toepassing van de bestuurlijke lus en zal verweerder daarom met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb op de hieronder aangegeven wijze in de gelegenheid stellen om genoemde gebreken te herstellen.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage
- stelt verweerder in de gelegenheid om Van Weers een nader advies te vragen, waarbij de eerder voorgelegde vragen - thans met inachtneming van de aangehaalde jurisprudentie van de Raad - opnieuw dienen te worden beantwoord;
- stelt verweerder in de gelegenheid om, na ontvangst van het nadere advies van Van Weers, een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen;
- bepaalt dat verweerder hierna uiterlijk op 1 augustus 2012 een afschrift van dit besluit aan de rechtbank zal doen toekomen, onder gelijktijdige toezending aan gemachtigde van eiser;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.H.B. Sentrop, mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, rechters, en M.P. Celie, militair lid, in aanwezigheid van A.J. Faasse - van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 18, derde lid, aanhef en onder a, van de Beroepswet kunnen partijen tegen deze tussenuitspraak nog geen hoger beroep instellen.