ECLI:NL:RBSGR:2012:BW9069

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400385 / HA ZA 11-2215
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake octrooi-inbreuk tussen Samsung en Apple

In deze zaak, die op 20 juni 2012 door de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, stond de vraag centraal of Apple inbreuk maakte op het Europese octrooi EP 1 478 136 van Samsung. Dit octrooi betreft een methode voor het bepalen van de gegevenssnelheid van pakketgegevens in de teruggaande richting in mobiele communicatiesystemen. Samsung stelde dat Apple producten op de markt had die inbreuk maakten op dit octrooi, specifiek met betrekking tot de 3G-functionaliteit van hun apparaten. De rechtbank oordeelde dat Samsung niet voldoende had aangetoond dat de producten van Apple onder de beschermingsomvang van het octrooi vielen. De rechtbank concludeerde dat de door Samsung aangevoerde argumenten niet konden worden geaccepteerd, omdat de door Apple verhandelde producten niet voldeden aan de vereisten van de conclusies van het octrooi. De rechtbank wees de vorderingen van Samsung af en veroordeelde hen in de proceskosten, die op € 250.000,00 werden begroot. In reconventie werd vastgesteld dat de voorwaarde waaronder Apple haar vorderingen had ingesteld niet was ingetreden, waardoor de beoordeling van deze vorderingen achterwege bleef. De kosten aan de zijde van Apple in reconventie werden begroot op € 50.000,00. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door de rechters Brinkman, Blok en Van Walderveen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 400385 / HA ZA 11-2215
Vonnis van 20 juni 2012
in de zaak van
van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
SAMSUNG ELECTRONICS CO. LTD.,
gevestigd te Gyeonggi-do, Korea,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.P. den Hertog te 's-Gravenhage,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
APPLE INC.,
gevestigd te Cupertino, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
APPLE SALES INTERNATIONAL,
gevestigd te Cork, Ierland,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPLE HOLDING B.V.,
gevestigd te Bunnik,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPLE BENELUX B.V.,
gevestigd te Bunnik,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPLE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Bunnik,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPLE RETAIL NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Samsung en Apple genoemd worden. De zaak is inhoudelijk behandeld door mr. B.J. Berghuis van Woortman, mr. M.V. Slotboom, mr. M.W. de Koning en mr.ir. R.C. Laddé voor Samsung en door mr. R.M. Kleemans, mr. W. Knibbeler, mr. J.D. Drok en mr.ir. T.M. Blomme voor Apple. Zij zijn allen advocaat te Amsterdam.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 maart 2012 en de daarin genoemde stukken;
- de akte houdende overlegging reactieve productie van 2 maart 2012 van Samsung, met productie 63;
- de akte houdende overlegging reactieve productie van 2 maart 2012 van Apple, met productie 83;
- de akte na tussenvonnis van 28 maart 2012 van Apple, met productie 84 (het aanvullende deskundigenrapport van professor Charles Fried);
- het pleidooi van 30 maart 2012 en de daarbij door partijen overgelegde pleitnotities;
- de akte houdende reactie op het aanvullende deskundigenrapport van Charles Fried van 10 april 2012 van Samsung.
1.2. Op 28 maart 2012 heeft Apple de rechtbank per e-mail drie aanvullende producties 85-1, 85-2 en 85-3 gestuurd. Na bezwaar daartegen door Samsung heeft de rechtbank ter zitting beslist dat de producties moeten worden geweigerd. De stukken maken daarom geen onderdeel uit van het procesdossier.
2. De feiten
2.1. Samsung is houdster van het, onder meer voor Nederland geldende, Europese octrooi EP 1 478 136 (verder: EP 136) voor een "fast adaptation of the data rate of a reverse packet data channel in a mobile communication system", verleend op 5 maart 2008 op een aanvrage van 10 mei 2004 onder inroeping van prioriteit van twee Zuid-Koreaanse octrooiaanvragen (KR 2003029651 en KR 2003060947) van respectievelijk 10 mei en 1 september 2003.
2.2. De conclusies 1 en 30 van EP 136 luiden (in de originele Engelse taal) als volgt:
1. A method for determining a data rate of reverse packet data by a mobile station, in a mobile communication system for transmitting the reverse packet data from the mobile station to a base station, the method comprising the steps of:
transmitting data rate request information for a reverse traffic channel and status information of the mobile station, from the mobile station to the base station, wherein the status information is contained in a mobile status sequence, MSS, of the mobile station;
receiving at the mobile station information transmitted from the base station over a first channel, said information comprising a data rate information and an identifier information;
if the identifier information received over the first channel is identical to identifier information of the mobile station, transmitting the reverse packet data using the information related to the data rate received over the first channel;
and
if the identifier information received over the first channel is not identical to the identifier information of the mobile station, receiving data rate change information from the base station over a second channel, and transmitting the reverse packet data at a data rate determined based on the data rate change information.
30. Mobile station adapted to determine a data rate of reverse packet data, said mobile station being in a mobile communication system for transmitting the reverse packet data from the mobile station to a base station, the mobile station comprising:
a transmitter (1130) for transmitting data rate request information for a reverse traffic channel and status information of the mobile station to the base station, wherein the status information is contained in a mobile status sequence, MSS, of the mobile station;
a first channel receiver (1121) for receiving information related to a data rate and identifier information, transmitted from the base station over a first channel;
a second channel receiver (1122) for receiving data rate change information from the base station over a second channel; and
a rate controller (1111) for transmitting the reverse packet data using the information related to the data rate, if the identifier information received over the first channel is identical to unique identifier information of the mobile station, and transmitting the reverse packet data at a data rate determined based on the data rate change information received over the second channel, if the identifier information received over the first-channel is not identical to the unique identifier information of the mobile station.
2.3. De conclusies 1 en 30 van EP 136 luiden (in de Nederlandse vertaling) als volgt:
1. Een werkwijze voor het bepalen van een gegevenssnelheid van pakketgegevens in de teruggaande richting door een mobiel station, in een mobiel communicatiesysteem voor het verzenden van pakketgegevens in de teruggaande richting van het mobiele station naar een basisstation, waarbij de werkwijze de stappen omvat van:
het verzenden van gegevenssnelheidaanvraaginformatie voor een teruggaand verkeerskanaal, alsmede statusinformafie van het mobiele station, van het mobiele station naar het basisstation, waarbij de statusinfortnatie is begrepen in een mobielstatusopeenvolging, MSS, van het mobiele station;
het in het mobiele station ontvangen van informatie die door het basisstation via een eerste kanaal wordt verzonden, waarbij genoemde informatie een gegevenssnelheidinformatie en een identificatie-informalie bevat;
als de via het eerste kanaal ontvangen identificatie-informatie identiek is aan de identificatie-informatie van het mobiele station, het verzenden van de pakketgegevens in de teruggaande richting met behulp van de informatie omtrent de gegevenssnelheid die via het eerste kanaal is ontvangen; en
als de via het eerste kanaal ontvangen identificatie-informatie niet identiek is aan de identificatie-informatie van het mobiele station, het ontvangen van gegevenssnelheidveranderingsinformatie van het basisstation via een tweede kanaal, en het verzenden van de pakketgegevens in de teruggaande richting op een snelheid die is bepaald gebaseerd op de gegevenssnelheidveranderingsinformatie.
30. Mobiel station dat is ingericht voor het bepalen van een gegevenssnelheid van pakketgegevens in de teruggaande richting, waarbij genoemd mobiel station aanwezig is in een mobiel communicatiesysteem voor het verzenden van de pakketgegevens in de teruggaande richting van het mobiele station naar een basisstation, waarbij het mobiele station bevat:
een zender (1130) voor het verzenden van gegevenssnelheidaanvraaginformatie voor een teruggaand verkeerskanaal, alsmede statusinformatie van het mobiele station naar het basisstation, waarbij de statusinformatie is begrepen in een mobielstatusopeenvolging MSS, van het mobiele station;
een eerste kanaalontvanger (1121) voor het ontvangen van informatie die verband houdt met een gegevenssnelheid en identificatie-informatie, die door het basisstation via een eerste kanaal is verzonden;
een tweede kanaalontvanger (1122) voor het ontvangen van gegevenssnelheidveranderingsinformatie van het basisstation via een tweede kanaal; en
een snelheidscontroller (1111) voor het verzenden van de pakketgegevens in de teruggaande richting met behulp van de informatie die verband houdt met de gegevenssnelheid, als de identificatie-informatie die via het eerste kanaal is ontvangen identiek is aan de unieke identificatie-informatie van het mobiele station, en het verzenden van de pakketgegevens in de teruggaande richting op een gegevenssnelheid die is bepaald gebaseerd op de gegevenssnelheidveranderingsinformatie die via het tweede kanaal is ontvangen, als de identificatie-informatie die via het eerste kanaal is ontvangen, niet identiek is aan de unieke identificatie-informatie van het mobiele station.
2.4. Onder meer de volgende tekeningen maken onderdeel uit van het octrooischrift van EP 136:
Fig. 1
Fig. 2
Fig. 3
Fig. 4
Fig. 5
Fig. 8
3. De techniek
3.1. Mobiele stations zijn apparaten zoals mobiele telefoons en tablets, die via draadloze signalen kunnen communiceren met een basisstation. Het basisstation verbindt de mobiele stations met een achter het basisstation liggend telecommunicatienetwerk.
3.2. De draadloze communicatie tussen basisstations en mobiele stations vindt plaats via communicatiekanalen met een bepaalde frequentieband. In een Code Division Multiple Access (CDMA) systeem kunnen vele mobiele stations tegelijkertijd gebruik maken van hetzelfde kanaal. De gegevens die via die kanalen worden verzonden zijn gegroepeerd in gegevensblokken (frames). Om de gegevensblokken die bestemd zijn voor een specifiek mobiel station te onderscheiden, worden de gegevens voor verzending gecodeerd met zogeheten spreidingscodes. Een mobiel station kan alleen die gegevens decoderen die voor dat station bestemd zijn.
3.3. Het gegevensverkeer van een basisstation naar een mobiel station wordt een downlink genoemd en verloopt via zogeheten heengaande kanalen (forward channels). Het gegevensverkeer van een mobiel station naar een basisstation wordt een uplink genoemd en verloopt via zogeheten teruggaande kanalen (reverse channels).
3.4. De draadloze signalen die de basisstations met de mobiele stations uitwisselen kunnen interfereren. Als de interferentie te groot wordt, bestaat het risico dat een signaal te zeer verstoord wordt door de andere signalen. Om dat te voorkomen, verdelen de basisstations de beschikbare uplink capaciteit over de mobiele stations in een proces dat wordt aangeduid als scheduling. Steeds wanneer een mobiel station begint of stopt met het versturen van gegevens, moet het basisstation de verdeling aanpassen.
3.5. De basisstations verdelen de uplink capaciteit door toewijzing van zogeheten bronnen aan de mobiele stations. Een toegewezen bron kan zijn gedefinieerd in termen van een bepaalde gegevenssnelheid (data rate) of een bepaalde zogeheten traffic-to-pilot vermogensverhouding (hierna: T/P ratio).
3.6. Het octrooi beschrijft dat op de prioriteitsdatum de uplink capaciteit werd verdeeld volgens de zogenoemde Limited Rate Transition ("LRT") methode. In die methode kan een
mobiel station autonoom data verzenden met de laagste gegevenssnelheid. De mobiele stations verzenden telkens actuele informatie aan het basisstation waaruit blijkt of het mobiele station meer bronnen wenst of niet, tezamen met informatie die de huidige gegevenssnelheid van het mobiele station aangeeft. Het basisstation gebruikt die informatie bij het schedulen en stuurt in reactie een zogenoemd Rate Control Bit (RCB) naar het mobiele station. Het RCB kan drie dingen aangeven, te weten +1 (Up), -1 (Down), of 0 (Maintain), wat betekent dat het mobiele station zijn gegevenssnelheid met respectievelijk één stap kan verhogen, verlagen of dat deze gelijk moet blijven.
3.7. Het voordeel van het gebruik van het LRT methode is dat andere mobiele stations slechts een beperkte variatie in het storingniveau ervaren. Daarnaast hoeft ter uitvoering van de LRT methode slechts een minimaal aantal scheduling bits te worden verzonden van en naar het basisstation. Een nadeel van de LRT methode is dat onder bepaalde omstandigheden geen optimaal gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare netwerkcapaciteit. Onder LRT is het namelijk slechts mogelijk om de gegevenssnelheid telkens met één stap te verhogen of verlagen. Dit betekent dat zelfs als de hoeveelheid data in de buffer van het mobiele station groot genoeg is, het mobiele station data met grote snelheid kan verzenden en de totale belasting op het teruggaande kanaal laag is, het nog altijd lang duurt voordat een mobiel station de geschikte hoge gegevenssnelheid bereikt.
3.8. EP 136 beoogt een verbeterde scheduling methode te verschaffen door aanpassing van de LRT methode. Die aanpassing maakt het mogelijk om gegevenssnelheden van een mobiel station snel te verhogen als de omstandigheden gunstig zijn, met behoud van de voordelen van LRT methode. Volgens de geoctrooieerde werkwijze en inrichting verzendt het mobiele station naast statusinformatie die aangeeft of het mobiele station tevreden is met de huidige hoeveelheid toegewezen bronnen, ook informatie waaruit het basisstation kan opmaken hoeveel bronnen het mobiele station toegewezen zou willen krijgen (data rate request information). Het basisstation heeft op basis van die informatie (en alle informatie ontvangen van andere mobiele stations) twee opties. Als de condities dat toestaan en het mobiele station een (aanzienlijke) verhoging van de gegevenssnelheid wenst, zendt het basisstation informatie die een bepaalde gegevenssnelheid aangeeft (data rate information) over een eerste kanaal, tezamen met identificatie-informatie die aangeeft dat de informatie voor het specifieke mobiele station bestemd is. Als niet aan de voorwaarden is voldaan, stuurt het basisstation het uit de LRT methode bekende signaal op basis waarvan het mobiele station zijn gegevessnelheid met een stap kan verhogen, moet handhaven of verlagen (data rate change information).
4. De verdere beoordeling
in conventie
inleidende opmerkingen
4.1. De rechtbank volhardt bij hetgeen in het tussenvonnis van 14 maart 2012 is vastgesteld en overwogen. Uit dit tussenvonnis volgt dat enkel nog de door Samsung gestelde inbreuk met betrekking tot de door Infineon en Intel geproduceerde baseband chips beoordeeld behoeft te worden. Met partijen zal de rechtbank ervan uitgaan dat de Intel-chips toegepast in de iPhone 3G, 3GS en 4 alsmede in de iPad 1 en 2 technisch gelijk zijn aan de door Infineon tot 31 januari 2011 geproduceerde chips.
4.2. Er wordt heden tevens afzonderlijk vonnis gewezen in de twee andere zaken tussen dezelfde partijen met zaak/rolnummers 400367 / HA ZA 11-2212 (EP 516 en EP 528) en 400376 / HA ZA 11-2213 (EP 269) waar het tussenvonnis op zag.
4.3. Apple heeft ter zitting desgevraagd nader uitgelegd hoe zij precies het voorwaardelijke karakter van haar eis in reconventie bedoelt. De rechtbank begrijpt dit thans aldus dat uitsluitend aan de reconventionele vordering wordt toegekomen als de rechtbank in conventie een nietigheidsargument gegrond oordeelt. Als de rechtbank de vorderingen in conventie op andere gronden afwijst, acht Apple het niet nodig dat ook de nietigheid zal worden beoordeeld en uitgesproken van het betreffende octrooi. Aan de rechtbank wordt door Apple dus de vrije keuze gelaten of de zaak wordt afgedaan op nietigheid of op andere verweren.
dagvaarding niet nietig
4.4. Als verweer van de verste strekking heeft Apple een beroep gedaan op de nietigheid van de dagvaarding in de zin van artikel 111 lid 1 jo. 111 lid 2 aanhef en sub d jo. artikel 120 lid 1 Rv. Zij heeft aangevoerd dat Samsung de gestelde inbreuk in haar dagvaarding slechts heeft onderbouwd met een verwijzing naar de 3G-standaard, terwijl zulks niet 'zonder meer' volstaat om de inbreuk te bewijzen nu standaarden volgens haar vaak een ruime mate van vrijheid toelaten met betrekking tot de implementatie ervan. Dit betekent volgens Apple dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard.
4.5. Het beroep wordt verworpen. Samsung heeft in de dagvaarding gesteld dat de producten van Apple voldoen aan de 3G-standaard en de gestelde inbreuk aan de hand van die standaard onderbouwd. Indien die gronden, tezamen met de bij pleidooi gegeven toelichting, onvoldoende zijn voor toewijzing van de eis, betekent zulks niet dat daarmee ook de dagvaarding nietig zou zijn.
geen inbreuk
4.6. Apple heeft terecht aangevoerd dat de door haar verhandelde producten met 3G-functionaliteit niet onder de beschermingsomvang van de conclusies 1 en 30 van EP 136 vallen. Samsung heeft de gestelde inbreuk uitsluitend onderbouwd met een betoog dat de producten van Apple voldoen aan de UMTS-standaard en dat EP 136 essentieel is voor die standaard. In de dagvaarding heeft Samsung echter niet specifiek aangegeven welk element van de UMTS-standaard kan worden aangemerkt als "statusinformatie" in de zin van de conclusies 1 en 30. Evenmin heeft Samsung in de dagvaarding specifiek gesteld dat de UMTS-standaard vereist dat statusinformatie wordt opgenomen in een "mobielstatusopeenvolging" (Mobile Status Sequence , hierna: MSS) in de zin van die conclusies. Mede gelet op de toelichting van Samsung ter zitting begrijpt de rechtbank echter dat Samsung het standpunt inneemt dat het door de UMTS-standaard voorgeschreven happy bit moet worden aangemerkt als een MSS waarin statusinformatie over het mobiele station is begrepen. Dat betoog kan om de volgende redenen niet slagen.
4.7. Het happy bit is blijkens de specificatie van het betreffende deel van de UMTS-standaard (producties 4 en 5 van Samsung) een veld bestaande uit een enkel bit waarmee een mobiel station het basisstation laat weten of het al dan niet tevreden is met de aan het mobiele station toebedeelde bronnen. Als het mobiele station, gelet op zijn bufferstatus en zijn beschikbare vermogen, meer bronnen kan gebruiken dan het van het basisstation heeft gekregen, geeft het happy bit aan dat het mobiele station unhappy is, wat betekent dat het mobiele station meer bronnen wil, en meer specifiek dat het een hogere T/P ratio wenst. In alle andere gevallen laat het mobiele station door middel van het happy bit weten dat het happy is.
4.8. Apple heeft terecht aangevoerd dat het happy bit niet kan worden aangemerkt als een MSS in de zin van het octrooi. Een MSS is blijkens de tekst van de conclusie een "opeenvolging" (sequence). Dat woordgebruik duidt er bij de gemiddelde vakman op dat met een MSS een reeks van bits is bedoeld en dus niet een enkel bit, zoals het happy bit. De juistheid van die uitleg wordt bevestigd door paragraaf [0013] van de beschrijving, waarin de functie van de MSS als volgt is weergegeven:
The MSS contains status information of a mobile station, and the status information is transmitted from the mobile station to a base station. More specifically, the mobile station generates an MSS relating whether the mobile station desires to increase, maintain, or decrease a data rate in the next transmission period, taking the amount of data stored in its buffer and current transmission power thereof into consideration.
Blijkens deze passage laat het mobiele station door middel van een MSS weten of het een verhoging, continuering of verlaging wenst van de snelheid waarmee het station gegevens mag verzenden. Dat doet het happy bit niet. Daargelaten dat het happy bit informatie verschaft over de door het mobiele station gewenste T/P ratio (partijen twisten erover of dat kan worden gelijkgesteld aan een gewenste gegevenssnelheid), geeft het happy bit het niet aan als het mobiele station minder bronnen nodig heeft. Omdat het happy bit niet bestaat uit een opeenvolging van bits, maar uit een enkel bit, kent het immers maar twee waarden (happy/unhappy). Vanwege die inherente beperking van een enkel bit kunnen daarin niet de drie waarden worden gecommuniceerd die in een MSS begrepen zijn (verhoging, continuering en verlaging).
4.9. In overeenstemming met het voorgaande bevatten alle voorbeelden die in de beschrijving en de tekeningen worden gepresenteerd, een MSS die tenminste drie verschillende waarden kan weergeven en die dus bestaat uit meer dan een bit. Dat geldt zowel voor de beschreven stand van de techniek (tekening 1 en de daarbij behorende paragrafen [0011] tot en met [0017] met 2-bits MSS), als voor de beschreven uitvoeringsvormen van de geclaimde uitvinding (tekeningen 2 tot en met 5 en 8 en paragrafen [0036] en [0074] waarbij telkens 2-bits MSS worden getoond en beschreven). Ook in dat opzicht ondersteunen de beschrijving en de tekeningen de door Samsung voorgestane uitleg dus niet.
4.10. De omstandigheid dat in de beschrijving tevens staat dat "the types of information sequences and the number of the information bits, which are transmitted over the R-PDCCH 104, are changeable according to systems" (par. [0011]), kan niet leiden tot een andere uitleg. Het feit dat volgens de beschrijving het aantal bits binnen een sequentie kan variëren brengt namelijk niet mee dat het aantal bits ook zodanig kan worden verlaagd dat er geen sequentie meer overblijft, zoals het geval is bij het verlagen van het aantal bits tot één. Die gevolgtrekking ligt zeker niet voor de hand bij een MSS, omdat, zoals hiervoor is uiteengezet, de beschrijving ook leert dat een MSS drie verschillende waarden moet kunnen weergeven.
4.11. Ten slotte treft de verwijzing van Samsung naar het in het octrooischrift vermelde Rate Control Bit geen doel (zie over het Rate Control Bit hierboven r.o. 3.6). Samsung heeft aangevoerd dat ook het Rate Control Bit drie waarden moet kunnen weergeven, maar dat het desalniettemin in het octrooi wordt aangeduid als bit. Het octrooi zou daarom volgens Samsung geen verschil maken tussen sequenties en bits. Wat daar ook van zij, het laat onverlet dat het octrooischrift tevens leert dat een MSS drie waarden moet kunnen weergeven en dat doet het happy bit niet. Daar komt bij dat voor zover Samsung tevens statusinformatie heeft willen claimen die is begrepen in een enkel bit, zij door het gebruik van het begrip MSS in de conclusie en de invulling die zij daaraan heeft gegeven in de rest van het octrooischrift op zijn minst onduidelijkheid heeft geschapen. Die onduidelijkheid dient in dit geval voor haar rekening te komen.
4.12. Samsung heeft geen beroep gedaan op inbreuk in het equivalentiebereik zodat een beoordeling daarvan achterwege dient te blijven.
conclusie
4.13. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de vorderingen van Samsung moeten worden afgewezen.
4.14. Samsung zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Partijen zijn overeengekomen dat de kosten van de totale procedure moeten worden begroot op € 300.000. Partijen hebben geen onderverdeling gemaakt tussen de kosten van de procedure in conventie en reconventie, maar zij hebben wel aangegeven dat een bedrag van € 100.000,00 betrekking heeft op de geldigheid. Aangezien in de reconventie uitsluitend de geldigheid aan de orde was, zal de rechtbank de overige € 200.000,00 volledig toerekenen aan de conventie, en de kosten betreffende de geldigheid gelijkelijk verdelen over de conventie en reconventie. Samsung zal dus in conventie worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 250.000,00.
in reconventie
4.15. Gegeven de uitkomst van de procedure in conventie moet in reconventie worden vastgesteld dat de voorwaarde waaronder Apple haar vorderingen heeft ingesteld niet is ingetreden. De beoordeling van deze vorderingen kan dus achterwege blijven.
4.16. Het instellen van de voorwaardelijke reconventie kan worden aangemerkt als een redelijke vorm van verdediging tegen de vorderingen in conventie. Daarom komen de in reconventie gemaakte kosten ook in aanmerking voor vergoeding. De kosten aan de zijde van Apple worden, onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.14, begroot op € 50.000,00.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Samsung in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Apple begroot op € 250.000,00;
5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4. stelt vast dat de voorwaarde waaronder de vorderingen zijn ingesteld, niet is ingetreden;
5.5. veroordeelt Samsung in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Apple begroot op € 50.000,00;
5.6. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman, mr. P.H. Blok en mr. J.Th. van Walderveen en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2012.