ECLI:NL:RBSGR:2012:BW8724

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
419495 - JE RK 12-1422
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een driemilieuvoorziening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 juni 2012 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek tot uithuisplaatsing werd ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die zich ernstige zorgen maakte over de ontwikkeling van de minderjarige. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en vertoonde forse gedragsproblemen, waardoor hulpverlening en eerdere plaatsingen niet succesvol waren geweest. Tijdens de zitting heeft mevrouw O. Belgarbi namens Bureau Jeugdzorg het verzoek gehandhaafd, waarbij zij benadrukte dat de minderjarige in een gestructureerde omgeving moest worden geplaatst om aan haar gedrag te werken. De minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. B.C.V.J. van Leur, gaf aan dat de thuissituatie verbeterd was, maar dat zij nog steeds moeite had met het nemen van medicatie.

De ouders van de minderjarige, vertegenwoordigd door mr. L.S.J. de Korte, verzetten zich tegen de uithuisplaatsing, waarbij zij stelden dat dit een te zware maatregel zou zijn. De kinderrechter overwoog dat, ondanks de bezwaren van de ouders, de zorgen van Bureau Jeugdzorg gerechtvaardigd waren. De kinderrechter concludeerde dat de minderjarige een driemilieuvoorziening nodig had, waar zij eerst op een open plek geplaatst zou worden, met de mogelijkheid tot doorplaatsing naar een gesloten plek indien nodig. De kinderrechter verleende daarom de gevraagde machtiging tot uithuisplaatsing, met als doel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en haar de nodige structuur te bieden.

De beschikking werd uitgesproken in het belang van de minderjarige, waarbij de kinderrechter de betrokken instellingen verzocht om hun procedures aan te passen zodat de minderjarige op de meest geschikte plek geplaatst kon worden. De kinderrechter wees het meer of anders verzochte af en verleende de machtiging tot uithuisplaatsing in een driemilieuvoorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 27 december 2012.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 12-1422
Zaaknummer: 419495
Datum beschikking: 4 juni 2012
Machtiging tot uithuisplaatsing
Beschikking op het op 21 mei 2012 ingekomen verzoekschrift van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
kind uit het huwelijk van:
[de vader],
de vader,
en
[de moeder],
de moeder,
beiden wonende te [woonplaats vader en moeder],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft bij de ouders.
Procedure
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- de verklaring d.d. 14 mei 2012 dat een situatie als bedoeld in artikel 29b, derde lid, van de Wet op de Jeugdzorg zich voordoet, welke verklaring is opgesteld met instemming van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 29b, vijfde lid, van de Wet op de Jeugdzorg;
- het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg Haaglanden d.d. 15 mei 2012.
Op 4 juni 2012 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw O. Belgarbi en de heer Khaara, namens Bureau Jeugdzorg;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.S.J. de Korte;
- de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. B.C.V.J. van Leur.
Feiten
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. [datum beschikking] 2012 de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Gravenhage bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. [datum beschikking] 2011 de minderjarige onder toezicht gesteld van 27 december 2011 tot 27 december 2012.
Verzoek
Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat zowel Bureau Jeugdzorg, Jeugdformaat als de Jutters zich zorgen maken over de veiligheid in de thuissituatie, daar het gedrag van de minderjarige op geen enkele manier te handhaven is. De minderjarige werkt onvoldoende mee aan de hulpverlening en zij ziet er het belang niet van in. Tevens weigert zij medicatie te slikken voor haar ADHD. De minderjarige is tot tweemaal toe geplaatst op de groep de [naam groep] voor observatie. Hieruit is gebleken dat de minderjarige forse externe structuur en begrenzing nodig heeft om zich aan de regels te houden. Het is duidelijk dat bij de minderjarige de gedragsproblemen op de voorgrond staan. Daarnaast laat de minderjarige zich gemakkelijk door andere jongeren beïnvloeden.
Beoordeling
De kinderrechter stelt vast dat de moeder niet bereid is zich te doen horen, zodat toepassing van artikel 29f van de Wet op de Jeugdzorg achterwege kan blijven.
Namens Bureau Jeugdzorg heeft mevrouw Belgarbi ter zitting het verzoek gehandhaafd. Zij heeft naar voren gebracht dat het van belang is dat de minderjarige op een gestructureerde groep gaat werken aan haar gedrag. Hierbij wordt gedacht aan een drie milieus setting, alwaar de minderjarige eerst op een open groep geplaatst zal worden en indien dit noodzakelijk mocht blijken, de minderjarige doorgeplaatst kan worden naar een gesloten plek. Volgens mevrouw Belgarbi is voor dit traject, dus voor zowel de open plek als de gesloten plek, een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg nodig.
Mr. Van Leur heeft namens de minderjarige aangevoerd dat de thuissituatie niet ideaal is, maar dat het de laatste tijd beter gaat. Dit komt waarschijnlijk omdat de minderjarige weet wat er boven haar hoofd hangt. De minderjarige beseft dat het beter is dat zij haar medicatie neemt. Primair heeft mr. Van Leur verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair heeft zij verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen, waarbij de minderjarige eerst op een open plek geplaatst zal worden.
De minderjarige heeft in aanvulling op haar advocaat aangegeven dat zij het vreemd vindt dat ze niet meer naar het [naam groep] kon gaan. Alles was in gang gezet en plotseling werd dit stopgezet. Volgens de minderjarige gaat het de laatste week bergafwaarts in de thuissituatie en zij neemt haar medicatie nog niet.
Mr. De Korte heeft zich namens de ouders verzet tegen het verzochte. Een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is een te forse maatregel die toch iets kapot maakt bij een minderjarige.
De vader heeft zijn ongenoegen geuit over de hulpverlening van Jeugdformaat.
De kinderrechter overweegt dat formeel weliswaar is voldaan aan het wettelijk vereiste van een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper, maar dat uit de instemmingsverklaring van 30 mei 2012 blijkt dat vooralsnog geen gesloten plek voor de minderjarige wordt beoogd. Ter terechtzitting is door de gezinsvoogd bevestigd dat de minderjarige na verkrijging van de machtiging zal worden geplaatst op een plek in een driemilieuvoorziening van [naam groep]. Deze plek zou deel uitmaken van het zogenaamde hand-in- hand traject. Een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt door de gedragswetenschapper dus niet geadviseerd noch door bureau jeugdzorg beoogd.
Naar het oordeel van de kinderrechter wordt dan ook niet voldaan aan het wettelijk criterium dat opneming en verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk dient te zijn. Het verzoek hiertoe zal daarom worden afgewezen. Dat deze machtiging nodig zou zijn om voornoemde plaatsing in de driemilieuvoorziening te realiseren vormt voor de kinderrechterrechter geen aanleiding om in strijd met artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg toch een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg af te geven.
Het voorgaande neemt niet weg dat Bureau Jeugdzorg zich naar het oordeel van de kinderrechter terecht ernstig zorgen maakt over de ontwikkeling van de minderjarige. Zij vertoont al langere tijd forse gedragsproblemen en de reeds ingezette hulpverlening en opnames zijn mislukt of niet van de grond te komen. De voorgenomen uithuisplaatsing wordt dan ook in het belang van de minderjarige geacht, zodat de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing in een driemilieuvoorziening zal verlenen. Naar het oordeel van de kinderrechter wordt met deze beslissing de grondslag van het verzoek niet verlaten, nu ook feitelijk om een plek in een driemilieuvoorziening is verzocht.
Dat de minderjarige bij het ontbreken van een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg niet zou worden toegelaten tot het hand-in-hand traject en daarmee niet tot de beoogde plek op de driemilieuvoorziening van [naam groep] acht de kinderrechter niet in het belang van de minderjarige. Zij gaat er dan ook van uit dat de betrokken instellingen in staat zullen zijn om in haar belang hun interne procedures en regels aan te passen zodat de minderjarige op de voor haar meest geschikte plek geplaatst kan worden.
De kinderrechter zal derhalve op grond van de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een driemilieuvoorziening van 4 juni 2012 tot 27 december 2012, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d.
15 mei 2012;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2012, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier.
De griffier is buiten staat deze
beschikking te ondertekenen.