ECLI:NL:RBSGR:2012:BW8710

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/15226
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van inreisverboden in het kader van asielaanvragen en zienswijzen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 juni 2012, zijn eisers [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam eiser 3], allen van Syrische nationaliteit, in beroep gegaan tegen besluiten van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Deze besluiten, genomen op 7 mei 2012, weigerden de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en legden hen een inreisverbod op voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers in hun zienswijze niet hebben gereageerd op het voorgenomen inreisverbod, wat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in de weg staat aan de beoordeling van de gronden van beroep tegen het inreisverbod. De rechtbank oordeelt dat deze bepaling enkel betrekking heeft op zienswijzen zoals bedoeld in artikel 3:15 van de Awb en niet op die in de Vreemdelingenwet 2000.

De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de implementatie van Richtlijn 2008/115/EG correct is uitgevoerd, met betrekking tot de individuele beoordeling van de duur van het inreisverbod. Aangezien er geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld die een korter inreisverbod rechtvaardigen, verklaart de rechtbank het beroep van eisers ongegrond. Het beroep van eiser [naam eiser 3] wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen inreisverbod voor deze eiser is opgelegd. De rechtbank wijst ook op het ontbreken van aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummers: AWB 12/15226, 12/15227 en 12/15228
Datum uitspraak: 5 juni 2012
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[naam eiser 1],
geboren op [geboortedatum]
v-nummer [nummer],
[naam eiser 2] ,
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
[naam eiser 3]
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
van gesteld Syrische nationaliteit,
eisers,
gemachtigde mr. M. Pals,
tegen
de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Bij besluiten van 7 mei 2012 heeft verweerder de aanvragen van eisers van 26 april 2012 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Deze besluiten zijn bekendgemaakt in het Aanmeldcentrum te Zevenaar.
Op 8 mei 2012 hebben eisers beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Op die beroepen en verzoeken is op 1 juni 2012 beslist.
De onderhavige zaken hebben betrekking op de in dezelfde besluiten opgelegde inreisverboden.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
De openbare behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 mei 2012. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. H.F.J.L. van Pelt. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. D.P.A. van Laarhove.
De beoordeling
1. In de besluiten van 7 mei 2012 is aan eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] een inreisverbod zoals bedoeld in artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 opgelegd voor de duur van twee jaar. In beroep is namens deze eisers betoogd dat ten onrechte een inreisverbod is opgelegd.
2. Onder verwijzing naar de overwegingen 3 tot en met 7 van de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 24 mei 2012 in de zaak met nummer AWB 12/4390 (LJN: BW6762), is de rechtbank van oordeel dat tegen de beslissing inzake het inreisverbod geen bezwaar, doch rechtstreeks beroep openstaat.
De rechtbank is derhalve bevoegd van het beroep kennis te nemen.
3. In de namens eisers ingediende zienswijze is niet ingegaan op het voorgenomen inreisverbod. Gronden of bezwaren tegen het inreisverbod kunnen ook voor het overige niet uit de zienswijze worden afgeleid. Artikel 6:13 van de Awb bepaalt als volgt:
Geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
4. De rechtbank is van oordeel dat artikel 6:13 van de Awb niet in de weg staat aan beoordeling van de gronden tegen het inreisverbod, aangezien deze bepaling slechts betrekking heeft op zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb en niet op zienswijzen als bedoeld in artikel 39 van de Vw 2000. Laatstgenoemde zienswijzen zijn niet gelijk te stellen met die, bedoeld in artikel 3:15 van de Awb.
5. Onder verwijzing naar de overwegingen 9 tot en met 17 van voormelde uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 24 mei 2012 is de rechtbank voorts van oordeel dat de implementatie van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, correct is geschied wat betreft de individuele beoordeling van de duur van het inreisverbod. De rechtbank maakt de overwegingen in deze uitspraak tot de hare.
6. Nu namens eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] geen bijzondere individuele omstandigheden zijn gesteld, die hadden moeten leiden tot een inreisverbod van een kortere duur dan twee jaar, is hun beroep tegen het inreisverbod ongegrond.
7. Onder zaaknummer 12/15528 is, overigens buiten toedoen van de gemachtigde, een beroep geregistreerd, kennelijk gericht tegen een aan eiser [naam eiser 3] opgelegd reisverbod. Nu van een dergelijk inreisverbod geen sprake is, en de gronden tegen het inreisverbod ook zien op deze eiser, moet dit beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing
De rechtbank,
verklaart de beroepen van eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] ongegrond;
verklaart het beroep van eiser [naam eiser 3] niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. W. Eggink, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2012.
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen één week na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).