Parketnummer 09/758919-11; 10/652250-11 (tul)
Datum uitspraak: 8 juni 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te Rotterdam,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Noordsingel" te Rotterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 mei 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. van Geloven, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 september 2011 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet met voorbedachte rade, [X] en/of [Y] van het leven te beroven, met dat opzet, al dan niet na rustig overleg en kalm beraad, achter die [X] en/of [Y] aan te rijden en/of (vervolgens) meermalen, althans een maal, met een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, vanuit een rijdende auto op die zich in zijn/hun nabijheid bevindende en/of in een auto rijdende [X] en/of [Y] te schieten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 287 Wetboek van Strafrecht
artikel 289 Wetboek van Strafrecht
artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De volgende feiten en omstandigheden staan niet ter discussie.
Op 3 september 2011 is er bij de politie een melding binnengekomen dat er omstreeks 06:00 uur een schietpartij had plaatsgevonden op de rijksweg A13 in de richting van Den Haag. Ter plaatse werd een rode personenauto, merk Seat Toledo, aangetroffen op de vluchtstrook. Aan de bestuurderszijde van die auto waren een drietal inslagen te zien.2
Het eerste inschot bevond zich in het linker achterportier. Het projectiel is door de binnenbeplating en de binnenbekleding van dat portier gegaan en via de handgreep het rechter achterportier ingegaan. Het tweede inschot was in het linker voorportier en het derde in het linker voorspatscherm. In het linker voorportier van de auto lagen twee kogels en uit het rechterportier viel één kogel.3
De inzittenden van de Seat Toledo, [X] en [Y], hebben direct verklaard dat er op hen was geschoten, nadat er kort daarvoor een woordenwisseling tussen [X] en een man had plaatsgevonden bij de ingang van de tankstationswinkel. Die woordenwisseling was ontstaan nadat zij bij het passeren tegen elkaar aan waren gelopen.
Op camerabeelden van het betreffende tankstation is te zien dat de man in kwestie samen met een andere man in een auto, merk Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] is gestapt. Op 30 augustus 2011 bleek dat voertuig betrokken te zijn geweest bij een incident in Rotterdam. Eén van de inzittenden van de auto bleek verdachte te zijn. De auto bleek te zijn gehuurd door [medeverdachte].4
Verbalisant [verbalisant] heeft op voornoemde camerabeelden verdachte herkend als de man die met [X] in botsing was gekomen. De andere inzittende van de auto werd herkend als [medeverdachte].5
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op het voertuig van [X] en [Y] heeft geschoten. De officier van justitie baseert zich bij dit standpunt op de verklaringen van [X], [Y], [getuige] en [medeverdachte] en de camerabeelden van het tankstation.
De officier van justitie acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachten rade op het voertuig van [X] en [Y] heeft geschoten. Dit leidt zij af uit de omstandigheid dat verdachte en [medeverdachte] direct vanaf het tankstation in volle vaart achter [X] en [Y] aan zijn gereden en dat er minstens drie keer op hen is geschoten. Daaruit volgt, aldus de officier van justitie, dat verdachte niet in een opwelling naar het wapen heeft gegrepen, maar doelbewust de beslissing heeft genomen om op [X] en [Y] te schieten.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte op [X] en [Y] heeft geschoten.
[X] heeft bij de politie verklaard dat hij niet heeft gezien wie er op hem had geschoten. Bij de rechter-commissaris heeft hij echter verklaard, dat verdachte op hem zou hebben geschoten. Deze discrepantie maakt dat de verklaring van [X] niet gebruikt kan worden voor het bewijs.
Voorts is de herkenning van de foto van verdachte door [X] onbetrouwbaar. [X] heeft verklaard dat hij verdachte herkende aan zijn tattoo in de nek en zijn gouden tand. Op de politiefoto is slechts een heel klein stukje van de tattoo zichtbaar. De gouden tand is op geen van de foto's zichtbaar.
De verklaring van verdachte [medeverdachte] is evenmin bruikbaar voor het bewijs. [medeverdachte] heeft zich, nadat hij een voor verdachte belastende verklaring had afgelegd, steeds beroepen op zijn zwijgrecht. De verdediging heeft zodoende zijn verklaring niet kunnen toetsen, zodat zijn verklaring niet bruikbaar is voor het bewijs, althans, er dient zeer terughoudend mee om te worden gegaan.
Tot slot kan niet uitgesloten worden dat er meerdere personen dan [medeverdachte] en verdachte in de auto hebben gezeten en dat een van die anderen heeft geschoten.
Een en ander leidt er toe dat verdachte zal moeten worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, aldus de raadsman
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de schutter met voorbedachten rade heeft geschoten. [medeverdachte] heeft verklaard dat er plotseling werd geschoten. Hieruit volgt dat de schutter in een opwelling heeft gehandeld. Ook, aldus de raadsman, uit het feit dat verdachte tegen [X] zou hebben gezegd "wacht maar" kan niet worden afgeleid dat verdachte voornemens was op [X] te gaan schieten.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Heeft verdachte geschoten?
[X] heeft verklaard dat een man bij de schuifdeuren van het tankstation langs de A13 tegen hem aan liep. [X] vroeg de man of hij niet uit kon kijken, waarop de man zei: "Wat zei jij?" De man kwam op [X] af, kwam vlakbij hem staan en sloeg dreigende taal uit. [X] werd uiteindelijk weggetrokken door zijn collega, [Y]. De man zei nog: "Wacht maar. Ik ga even afrekenen en dan..." [X] is vervolgens met zijn collega de snelweg weer opgereden richting Den Haag. Hij reed toen ongeveer 110 kilometer per uur. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij een zwarte Volkswagen Golf met hoge snelheid naderen. Op het moment dat hij naar links keek hoorde hij twee doffe klappen en zag flitsen. Het raam in het linker voorportier van zijn auto werd hierdoor versplinterd. In een flits meende hij gezien te hebben dat de man met wie hij een woordenwisseling had op het tankstation de schutter was. Voorts zag [X] dat het kenteken van de Golf begon met het cijfer [cijfer]. Tevens kwamen de letters [..] en [..] voor op de plaat.6
[X] is vervolgens geconfronteerd met enkele foto's van verdachte. [X] heeft verdachte herkend aan zijn ogen, haar, gezichtsuitdrukking en tatoeage in de nek.7 Bij de rechter-commissaris heeft [X] verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte op hem heeft geschoten en dat hij daar zeker van is.8
[Y] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [X] een woordenwisseling had met een negroïde man. Hij hoorde dat zij elkaar uitscholden. [Y] heeft [X] weggetrokken en zij zijn vervolgens de A13 op gereden. Na 1 à 2 kilometer hoorde [Y] een knal. Hij zag een donkerkleurige Volkswagen Golf links naast hun auto rijden. [Y] hoorde vervolgens nog een knal en zag een vlam, waarna het raam in de deur van de bestuurder uiteen klapte.9
[getuige] was getuige van de woordenwisseling op het tankstation. Hij heeft verklaard dat de twee mannen van de zwarte auto ruzie zochten met de twee mannen van de rode auto. De twee mannen van de rode auto zijn uiteindelijk in hun auto ingestapt en weggereden. De bijrijder van de zwarte auto is naar de kassa gelopen om af te rekenen en is vervolgens in de zwarte auto gestapt. De zwarte auto is toen met hoge snelheid weggereden.10
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 3 september 2011 heeft getankt op het bewuste tankstation langs de A13. Tijdens het tanken zag hij dat verdachte een woordenwisseling kreeg met een andere jongen. [medeverdachte] heeft hem vervolgens weggetrokken bij die andere jongen. Nadat [medeverdachte] en verdachte waren weggereden bij het tankstation zag [medeverdachte] dat verdachte zijn raampje naar beneden deed. [medeverdachte] hoorde opeens twee harde knallen. Hij schrok van het feit dat verdachte ineens schoot. Hierop is [medeverdachte] vervolgens hard doorgereden.11
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij zich de gebeurtenissen niet meer kan herinneren.
De raadsman heeft betoogd dat niet uitgesloten kan worden dat er meer dan twee personen in de auto waaruit is geschoten hebben gezeten en dat dus niet met zekerheid kan worden gesteld dat verdachte de schutter is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van [getuige] volgt dat er twee personen in de zwarte Volkswagen Golf zijn gestapt. Ook uit geen van de overige verklaringen in het dossier volgt enige aanwijzing dat er meer dan twee personen in de zwarte Volkswagen Golf zaten.
De rechtbank is verder van oordeel dat de herkenning van verdachte door [X] niet hoeft te worden uitgesloten van het bewijs. Niet is gebleken van enige onrechtmatigheid bij de totstandkoming van die herkenning. Over de bewijswaarde van de herkenning overweegt de rechtbank dat [X] verdachte niet alleen aan zijn tattoo in zijn nek herkend, maar ook aan zijn haar, ogen en gezichtsuitdrukking. Voorts heeft [X] niet verklaard dat hij verdachte heeft herkend aan zijn gouden tand - die was immers niet te zien op de foto's van verdachte -, maar heeft hij slechts ter aanvulling verklaard dat verdachte ook een gouden tand had. De rechtbank acht de herkenning van verdachte door [X] daarom voldoende betrouwbaar om aan de overtuiging bij te dragen.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, [X] niet pas bij de rechter-commissaris verdachte als schutter heeft aangewezen. Reeds bij de politie heeft hij verklaard dat hij in een flits meende te hebben gezien dat verdachte op hem had geschoten. De rechtbank acht ook dat deel van de verklaring van [X] bruikbaar voor het bewijs.
Ook de verklaring van [medeverdachte] acht de rechtbank bruikbaar voor het bewijs. De raadsman heeft bepleit dat deze verklaring dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu hij [medeverdachte] hierover niet heeft kunnen ondervragen. Dat standpunt is echter onjuist. De raadsman is bij de rechter-commissaris wel degelijk in de gelegenheid gesteld om [medeverdachte] te ondervragen. Dat [medeverdachte] zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, doet daaraan niet af. Daarnaast vindt de verklaring van [medeverdachte] steun in de verklaringen van [X], [Y] en [getuige]. De verklaring van [medeverdachte] hoeft dan ook niet te worden uitgesloten van het bewijs.
Uit de verklaringen van [X], [Y], [medeverdachte] en [getuige] -uit de verklaring van [getuige] in samenhang met die van [X] leidt de rechtbank af dat verdachte de bijrijder was van de zwarte Volkswagen Golf- volgt dat verdachte de schutter is geweest. De rechtbank acht mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op de rode Seat Toledo, met daarin [X] en [Y] heeft geschoten.
Was er sprake van voorbedachte raad
Uit de verklaring van [X] volgt dat hij zag dat de zwarte Volkswagen Golf met hoge snelheid kwam aangereden. Ook [getuige] heeft verklaard dat de Volkswagen Golf met hoge snelheid was weggereden vanaf het tankstation. Nadat de Golf weer was ingelopen op de auto van [X] en [Y] heeft verdachte driemaal geschoten.
Naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten voornoemde omstandigheden zo worden beschouwd, dat verdachte bij het tankstation de beslissing heeft genomen om te gaan schieten op de auto van [X] en [Y], waarna hij en [medeverdachte] met hoge snelheid op [X] en [Y] zijn afgereden. Zonder enige voorgenomen beslissing was het met hoge snelheid inlopen op aangevers - om die auto vervolgens niet voorbij te rijden, maar ernaast te gaan rijden - doelloos. Verdachte had, terwijl hij en [medeverdachte] op [X] en [Y] af reden, gelegenheid om zijn voorgenomen daad te overdenken. De rechtbank acht mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachten rade op de auto van [X] en [Y] heeft geschoten.
Tezamen en in vereniging
Uit het voorgaande leidt de rechtbank tevens af dat [medeverdachte] ook een onmisbare rol in het geheel moet hebben gehad. [medeverdachte] was immers de bestuurder van de auto. Hij is met hoge snelheid [X] en [Y] achterna gereden en naast hen gaan rijden waarna verdachte heeft geschoten. De rit - waarbij men bewust hard moest gaan rijden, zeker omdat [X] al 110 kilometer per uur reed - zou, als overwogen, doelloos zijn als men het niet op aangevers gemunt zou hebben.
Daaruit volgt dat [medeverdachte] handelde in nauwe en bewuste samenwerking met verdachte. De rechtbank acht mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.
De rechtbank verklaart mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 03 september 2011 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk met voorbedachten rade, [X] en/[Y] van het leven te beroven, met dat opzet, na rustig overleg en kalm beraad, achter die [X] en [Y] aan is gereden en vervolgens meermalen met een vuurwapen vanuit een rijdende auto op die zich in hun nabijheid bevindende en in een auto rijdende [X] en/of [Y] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van 8 jaar te hoog is. Een gevangenisstraf voor de duur van 3 of 4 jaar is, aldus de raadsman, passend voor een feit als het onderhavige.
De raadsman heeft de rechtbank voorts verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte nog jong is, vader is van twee kinderen en zijn gezin wil ondersteunen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging tot moord op twee inzittenden van een andere auto. Verdachte heeft bij een snelheid van 110 kilometer per uur vanuit een auto drie maal geschoten op een andere auto met twee inzittenden, te weten [X] en [Y].
Verdachte heeft daarmee zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig en verwerpelijk feit. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij, bijna willekeurig, over het leven van twee mensen heeft menen te kunnen beslissen. Dat geen van hen door een van de kogels is geraakt en dat er geen ongeval heeft plaatsgevonden is een gelukkige omstandigheid die geenszins te danken is aan verdachte.
De rechtbank rekent het verdachte voorts ernstig aan dat de aanleiding voor zijn handelen is gelegen in een onschuldige botsing bij de ingang van een tankstationswinkel enkele minuten daarvoor, waarbij [X] koffie heeft gemorst. Verdachte heeft hier vervolgens volstrekt disproportioneel op gereageerd. Door te schieten op de auto van [X] en [Y] heeft hij hun niet alleen de schrik van hun leven bezorgd, ook zijn gevoelens van onveiligheid in de maatschappij versterkt. Voorts heeft hij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat hij reeds veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen, waarbij aan hem onder meer diverse gevangenisstraffen zijn opgelegd.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank met het vorenstaande rekening gehouden. De rechtbank heeft noch in de feiten en omstandigheden waaronder verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan noch in zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding gevonden om een lagere straf op te leggen dan geëist door de officier van justitie. Hoewel het strikt genomen een tweevoudige moordpoging is geweest, acht zij ook onvoldoende zwaarwegende termen aanwezig een hogere straf op te leggen. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden acht.
7. De vordering tenuitvoerlegging
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam d.d. 20 juli 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 6 december 2011 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam d.d. 20 juli 2011, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijk feit.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14g, 45, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam d.d. 20 juli 2011, gewezen onder parketnummer 10/652250-11, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) MAAND.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mrs G.H.M. Smelt en M. Knijff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W. Gunnewegh, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2012.
Mr. Knijff is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer 2011186198, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
2 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 75-76.
3 Proces-verbaal van forensisch onderzoek, blz. 348-349.
4 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 134-135 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 83-84.
5 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 135.
6 Proces-verbaal van aangifte [X], blz. 97-98.
7 Proces-verbaal van verhoor aangever [X], blz. 101.
8 Verhoor getuige [X] bij de rechter-commissaris, alinea 13.
9 Proces-verbaal van verhoor aangifte [Y], blz. 113.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], blz. 119-120.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], blz. 253-254.