ECLI:NL:RBSGR:2012:BW7304
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod: zorgvuldigheid en individuele omstandigheden van vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Colombiaanse eiseres en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De eiseres had een terugkeerbesluit en inreisverbod ontvangen, waarbij zij werd verplicht de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. Dit besluit ging gepaard met een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank ontving het beroepschrift van de eiseres op 17 januari 2012, waarna het onderzoek ter zitting op 21 februari 2012 plaatsvond. De eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder in het geval van het opleggen van een terugkeerbesluit en inreisverbod gehouden is om de individuele omstandigheden van de vreemdeling mee te wegen. De eiseres had aangevoerd dat zij onvoldoende was geïnformeerd over het besluit en dat haar bijzondere omstandigheden niet waren meegewogen. De rechtbank stelde vast dat de eiseres op 4 januari 2012 was geïnformeerd over het terugkeerbesluit, maar dat er geen onderzoek was gedaan naar de aanwezigheid van haar minderjarige kinderen in Nederland, wat een belangrijke factor was in de belangenafweging.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van de eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de eiseres in de gelegenheid moet worden gesteld om haar bijzondere omstandigheden naar voren te brengen, en dat de verweerder deze omstandigheden serieus moet overwegen voordat een terugkeerbesluit wordt genomen.