ECLI:NL:RBSGR:2012:BW7304

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/1749
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod: zorgvuldigheid en individuele omstandigheden van vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Colombiaanse eiseres en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De eiseres had een terugkeerbesluit en inreisverbod ontvangen, waarbij zij werd verplicht de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. Dit besluit ging gepaard met een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank ontving het beroepschrift van de eiseres op 17 januari 2012, waarna het onderzoek ter zitting op 21 februari 2012 plaatsvond. De eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder in het geval van het opleggen van een terugkeerbesluit en inreisverbod gehouden is om de individuele omstandigheden van de vreemdeling mee te wegen. De eiseres had aangevoerd dat zij onvoldoende was geïnformeerd over het besluit en dat haar bijzondere omstandigheden niet waren meegewogen. De rechtbank stelde vast dat de eiseres op 4 januari 2012 was geïnformeerd over het terugkeerbesluit, maar dat er geen onderzoek was gedaan naar de aanwezigheid van haar minderjarige kinderen in Nederland, wat een belangrijke factor was in de belangenafweging.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van de eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de eiseres in de gelegenheid moet worden gesteld om haar bijzondere omstandigheden naar voren te brengen, en dat de verweerder deze omstandigheden serieus moet overwegen voordat een terugkeerbesluit wordt genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 12/1749
V-nr: 275.673.5720
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [1979], van Colombiaanse nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam,
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. W. Fairweather, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Op 4 januari 2012 heeft verweerder een terugkeerbesluit aan eiseres uitgereikt waarbij eiseres is aangezegd dat zij de Europese Unie onmiddellijk dient te verlaten. Dit besluit omvat tevens een inreisverbod, dat ingaat op het moment van uitreis, voor een periode van twee jaar. Op 17 januari 2012 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2012. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Eiseres heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Voorafgaand aan het terugkeerbesluit en inreisverbod is eiseres slechts summier geïnformeerd over het terugkeerbesluit en inreisverbod. Verder heeft verweerder nagelaten te informeren naar en eiseres te horen over mogelijke bijzondere omstandigheden die verweerder zouden kunnen nopen tot het afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit en inreisverbod, dan wel tot het verlenen van een verlengde vertrektermijn.
2. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen de belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het bestuursorgaan ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.
3. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat verweerder in het geval van het opleggen van een terugkeerbesluit en inreisverbod is gehouden de individuele omstandigheden van de vreemdeling mee te wegen. De rechtbank overweegt verder dat weliswaar van de vreemdeling verwacht mag worden dat hij of zij de bijzondere omstandigheden naar voren brengt, maar dat de vreemdeling daartoe wel in de gelegenheid moet worden gesteld.
4. Eiseres is op 4 januari 2012 om 21.00 uur geïnformeerd over het op te leggen terugkeerbesluit en inreisverbod. Zij heeft daarbij verklaard dat zij de strekking en de gevolgen van het terugkeerbesluit en inreisverbod begrijpt.
5. Vervolgens is eiseres gehoord in het kader van de oplegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring. In dat gehoor heeft zij verklaard dat haar minderjarige kinderen van 13 en 14 jaar ook in Nederland verblijven. Eiseres heeft tevens het verblijfsadres van de kinderen genoemd. Eerst na dit gehoor is aan eiseres het terugkeerbesluit met inreisverbod uitgereikt.
6. Niet is gebleken dat verweerder de omstandigheid dat eiseres nog twee kinderen hier te lande heeft in de belangenafweging heeft meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder gelet op de door eiseres gedane mededelingen, zonder nadere bevraging van eiseres of ander onderzoek, zich niet op het standpunt stellen dat eiseres de aanwezigheid van haar kinderen onvoldoende heeft onderbouwd. Dit klemt temeer nu eiseres volgend op het bestreden besluit in bewaring is gesteld. Van enigerlei onderzoek naar de vraag of eiseres daadwerkelijk kinderen hier te lande heeft is niet gebleken. De rechtbank overweegt dat een en ander zowel geldt voor de in het terugkeerbesluit opgenomen termijn voor vrijwillig vertrek als voor het opgelegde inreisverbod.
7. Hieruit volgt dat het bestreden besluit op beide onderdelen niet zorgvuldig is voorbereid en van begin af aan in strijd te achten is met artikel 3:2, 3:4 en 3:46 van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft bij dit resultaat geen bespreking meer.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 437,-- en een wegingsfactor 1).
9. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-- (zegge: achthonderd en vierenzeventig euro), te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
M.R. van Kerkwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: MvK
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.