ECLI:NL:RBSGR:2012:BW7128

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
397863 - HA ZA 11-1966
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijging eigendom van een strook grond door extinctieve verjaring en schadevergoeding wegens hinder

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, hebben eisers sub 2 t/m 4, vennoten van een kwekersbedrijf, een vordering ingesteld tegen de gemeente Kaag en Braassem. De eisers stellen dat zij door extinctieve verjaring eigenaar zijn geworden van een strook grond die grenst aan hun perceel, en vorderen onder andere ontruiming van deze strook door de gemeente, alsook schadevergoeding wegens hinder die zij ondervinden van een betonnen keerwand die door de gemeente is aangelegd. De procedure begon met een dagvaarding op 28 december 2010, gevolgd door verschillende conclusies en tussenvonnissen, waaronder een verwijzing naar de sector civiel recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers en hun rechtsvoorgangers meer dan 40 jaar ongestoord bezit hebben gehad van de strook grond, maar oordeelt dat dit bezit niet voldoende is om te concluderen dat zij eigenaar zijn geworden. De rechtbank wijst de vorderingen tot eigendom en ontruiming af, maar erkent dat de gemeente schadeplichtig is voor het achterlaten van puin in het perceel van eisers. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de schadevergoeding en de onrechtmatige hinder door de keerwand. Het vonnis is uitgesproken op 23 mei 2012 door mr. I. Brand.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 397863 / HA ZA 11-1966
Vonnis van 23 mei 2012
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
en interveniënten:
2. [eiser sub 2],
3. [eiser sub 3],
4. [eiser sub 4],
allen wonende te [woonplaats], gemeente [Z.],
eisers,
advocaat mr. R.H.J. Koopmans te Amsterdam,
tegen
de openbare rechtspersoon
GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM,
zetelend te Roelofarendsveen,
gedaagde,
advocaat mr. L.J.C. van der Ham te ‘s-Gravenhage.
Partijen worden hierna afzonderlijk [eiseres sub 1], [eiser sub 2], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en de gemeente genoemd. Met [eisers sub 2 t/m 4] worden eisers sub 2 t/m 4 gezamenlijk aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 december 2010 en het herstelexploot van 25 januari 2011, met 19 producties;
- de conclusie van antwoord, met 6 producties;
- de conclusie van repliek, met 1 productie;
- het tussenvonnis van 25 mei 2011, waarin de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Leiden, de zaak heeft verwezen naar de rechtbank, sector civiel;
- de incidentele conclusie tot voeging van de zijde van eisers sub 2 t/m 4;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging;
- het vonnis in het incident tot voeging van 17 augustus 2011, waarbij de vordering tot voeging wordt beschouwd als een vordering tot tussenkomst en wordt toegewezen;
- de conclusie van eis na tussenkomst door incidentele eisers, tevens akte van eiswijziging namens eisers in de hoofdzaak;
- de akte van 28 september 2011, waarbij mr. Koopmans een foto heeft gedeponeerd;
- de conclusie van antwoord na tussenkomst tevens conclusie van dupliek;
- het tussenvonnis van 23 november 2011, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de akte houdende producties H t/m L van de zijde van [eiseres sub 1] en [eisers sub 2 t/m 4], met 5 producties;
- de akte houdende overlegging procesdossier en indiening nadere stukken t.b.v. pleidooi alsmede mededeling medebrenging deskundige van [eiseres sub 1] en [eisers sub 2 t/m 4], met 5 producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 februari 2012;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie ter plaatse van 23 maart 2012;
- de brief van mr. Van der Ham van 12 april 2012;
- de brief van mr. Koopmans van 16 april 2012;
- de brief van mr. van der Ham van 23 april 2012.
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers sub 2 t/m 4], vennoten van [eiseres sub 1], zijn gezamenlijk eigenaar van een perceel grond aan de [adres] te [plaatsnaam] (gemeente [Z.]), kadastraal bekend onder sectie 0, nr. xxxx. [eiseres sub 1] exploiteert een kwekersbedrijf.
2.2. Bij notariële akte van 7 juli 2000 is het perceel aan [eisers sub 2 t/m 4] in eigendom overgedragen door [A.] (hierna: [A.]), moeder van [eisers sub 2 t/m 4] Op dezelfde datum is [A.] als vennoot uitgetreden uit de [eiseres sub 1].
2.3. Eerder, bij notariële akte van 10 augustus 1989, had [B.] (hierna: [B.]) het perceel in eigendom overgedragen aan [A.].
2.4. Op 23 oktober 2006 heeft de gemeente reconstructiewerkzaamheden uitgevoerd aan de [straatnaam] en langs deze weg een trottoir aangebracht. Bekendmaking van deze werkzaamheden vond plaats op 19 oktober 2006.
2.5. Bij brief van 2 december 2007 hebben [eisers sub 2 t/m 4] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stellen te hebben geleden vanwege de reconstructie als zodanig en de daarbij uitgevoerde werkzaamheden.
2.6. De gemeente heeft bij brief van 20 mei 2009 aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.7. Bij brief van 5 november 2009 heeft de heer [C.], onder het opschrift “Advisering bloementeelt”, het volgende aan [eiseres sub 1] geschreven:
“Door het aanleggen van een voetpad aan de [straatnaam] grenzend aan het perceel van de [eisers sub 2 t/m 4] is de teelt van Campanulabloemen veranderd.
Het trottoir ligt 60 cm boven de grondhoogte (maaiveld) van de [eiseres sub 1].
De warmte die deze 60 cm hoge wand afgeeft is de oorzaak van de zeer slechte groei van de campanulaplanten.
Campanula is een plant die bloemen produceert na een voldoende kouperiode. In deze nieuwe situatie bloeien de planten op de eerste 3,5 meter nauwelijks: korte en slechte bloemen en dus niet oogstbaar.
De schadeoppervlakte bedraagt 15% van de totale hoek (4000 m). Hierdoor treedt er ook een vruchtwisselingsprobleem op immers het teeltschema is 1 op 3. Als er 15% van de hoek wegvalt is er ook een economisch verlies.
Berekening Schade:
Directe Schadeoppervlakte 80m maal 3,5m = 280m.
Verlies aan bloemen per vierkante meter is 180 stuks
(Dit is een gemiddelde van eenjarig, tweejarig gewas)
Dit geeft een totaal van 50400 stuks wat niet geoogst kan worden.
Gem. veilingprijs: 13,5 eurocent.
Hier gaat 3 eurocent oogstkosten vanaf.
De schade per jaar bedraagt: 50400 maal 10,5 = € 5.292,-
Deze schade keert jaarlijks terug en heeft dus economische gevolgen voor de bedrijfsvoering.”
3. Het geschil
3.1. [eisers sub 2 t/m 4] vorderen na wijziging van eis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad samengevat het volgende:
I een verklaring voor recht dat zij, ieder voor één onverdeeld derde deel, eigenaar zijn van een strook grond, aangeduid in productie 10 bij de dagvaarding, en dat dit stuk grond onderdeel uitmaakt van het perceel bekend onder sectie K, nummer 1889;
II veroordeling van de gemeente om voornoemde strook te ontruimen en ontruimd te houden en feitelijk terug over te dragen aan [eisers sub 2 t/m 4], onder verbeurte van een dwangsom;
III een verklaring voor recht dat de gemeente in 2006 onrechtmatig jegens [eisers sub 2 t/m 4] heeft gehandeld door voornoemde strook te betrekken bij de reconstructiewerk¬zaamheden en door die toestand sindsdien te laten voortduren;
IV veroordeling van de gemeente tot betaling van de als gevolg van voornoemd onrechtmatig handelen geleden schade nader op te maken bij staat;
V veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2. [eisers sub 2 t/m 4] stellen daartoe, samengevat, het volgende. Zij en hun rechtsvoorgangers hebben meer dan 40 jaar (sinds 1967) het ongestoorde bezit gehad van de bewuste, aan hun perceel [0 nr. xxxx] grenzende, strook grond. Hierdoor hebben [eisers sub 2 t/m 4] door extinctieve verjaring van de rechtsvordering van de gemeente tot beëindiging van dit bezit op grond van artikel 3:105 BW de eigendom van de strook grond verkregen. Bij reconstructie van de [straatnaam] heeft de gemeente een trottoir aangelegd dat deels is gelegen op de bewuste strook grond. [eisers sub 2 t/m 4] ondervinden hierdoor schade waarvoor de gemeente moet opkomen.
3.3. De gemeente voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Allereerst is aan de orde of [eisers sub 2 t/m 4] door extinctieve verjaring eigenaar zijn geworden van de door hen bedoelde strook. Deze strook is aangegeven met een rode markering op de als productie 10 door [eisers sub 2 t/m 4] overgelegde tekening en ligt volgens de kadastrale registratie op gemeentegrond.
4.2. Voor verkrijging door extinctieve verjaring is bezit vereist. De vraag of sprake is van bezit dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van artikel 3:107 e.v. BW. Blijkens artikel 3:107 BW is bezit het houden van een goed voor zichzelf, dat wil zeggen het uitoefenen van de feitelijke macht over een goed met de pretentie rechthebbende te zijn. Artikel 3:108 BW bepaalt dat de vraag of iemand een goed voor zichzelf houdt, wordt beoordeeld naar verkeersopvatting, met inachtneming van de regels die in de op artikel 3:108 BW volgende wetsartikelen worden gegeven. Daarbij is de enkele wil om als rechthebbende op te treden niet voldoende voor het zijn van bezitter. Het komt aan op de uiterlijke omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden, welke wilsuiting ook voor de eigenaar tegen wie de verjaring loopt niet anders kan worden begrepen dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn. De maatstaven van artikel 3:107 e.v. BW wijken niet af van hetgeen gold onder het oude recht waar ingevolge artikel 1992 BW (oud) sprake moest zijn van ‘niet dubbelzinnig’ bezit.
4.3. [eisers sub 2 t/m 4] stellen dat het bezit hieruit voortvloeit dat de strook grond, volgens hen destijds gelegen achter een door de gemeente destijds geplante haag, door de respectieve kwekerijen (tot de reconstructie in 2006) steeds is gebruikt voor de teelt van planten. Veronderstellen¬der¬wijs aannemende dat deze stelling juist is, acht de rechtbank dit enkele gebruik als teeltgrond onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van bezit. Dit gebruik verdraagt zich naar verkeers¬opvattingen immers ook met gebruiks¬aanspraken zonder dat de eigendom wordt gepretendeerd. Ook behoeft de gemeente niet te hebben begrepen dat zij als gevolg van dit gebruik haar bezit van de strook verloor. In de jurisprudentie plegen op dit punt strenge eisen te worden gesteld (vgl. HR 27 februari 2009, LJN: BH1634). Dit oordeel zou mogelijk anders luiden, indien de juistheid zou komen vast te staan van de stelling van [eisers sub 2 t/m 4] dat zij in 1991 een keerwand hebben aangebracht langs de bestaande afscheiding en de gemeente daarachter de bestaande elswal heeft vervangen door een haag. Echter, ook wanneer in dat geval een bezitsdaad zou moeten worden aangenomen, volgt daaruit niet dat sprake is van een voltooiende verkrijgende verjaring. Immers, deze bezitsdaad werd eerst in 1991 verricht, zodat de termijn van twintig jaar op het moment dat de reconstructie van de weg in 2006 werd uitgevoerd, nog niet was verstreken.
4.4. Anders dan [eisers sub 2 t/m 4] voorts hebben gesteld, vloeit uit het enkele plaatsen van de haag door de gemeente niet voort dat zij het bezit van de achterliggende grond kennelijk heeft prijsgegeven als bedoeld in artikel 3:117 BW, laat staan dat [eisers sub 2 t/m 4] of hun rechtsvoorgangers hierdoor het bezit hebben verkregen. Hierbij tekent de rechtbank nog aan dat volgens de Hoge Raad afstand van het eigendomsrecht van onroerende zaken niet mogelijk is (vgl. HR 11 maart 1966, NJ 1966, 330).
4.5. Afgezien van het voorgaande hebben [eisers sub 2 t/m 4], tegenover het op dit punt door de gemeente gevoerde verweer, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de bewuste strook door hen en/of hun rechtsvoorgangers werkelijk is gebruikt, gelet op het navolgende.
4.6. Zoals de rechtbank tijdens de comparitie ter plaatse heeft waargenomen, hebben [eisers sub 2 t/m 4] de door hen bedoelde strook grond gemarkeerd, waarbij met paarse tekens de kadastrale grens van het perceel [0 nr. xxxx] is aangegeven en met gele tekens de lijn waar volgens [eisers sub 2 t/m 4] tot de reconstructie in 2006 de feitelijke grens tussen hun perceel en dat van de gemeente lag. Deze gele lijn van tekens loopt over het trottoir dat bij de reconstructie is aangelegd. In de bocht van de weg liggen de gele en paarse lijnen uit elkaar (maximaal circa 75 cm), terwijl vanaf het einde van de bocht deze lijnen naar elkaar toe lopen, zodat zij elkaar aan het einde van de strook grond min of meer raken.
4.7. Bij de reconstructie is in de bocht van de weg naast het trottoir (aan de zijde van het perceel [0 nr. xxxx]) een houten keerwand aangebracht, die na de bocht overgaat in een betonnen keerwand van een aantal decimeters hoog. De paarse tekens staan overwegend op, dan wel enkele centimeters (2 à 3 cm) naast de betonnen keerwand aan de zijde van het perceel [0 nr. xxxx]. Hieruit maakt de rechtbank op dat de betonnen keerwand op, althans tegen de kadastrale grens staat. Ter hoogte van de houten keerwand wijkt de kadastrale grens af, in die zin dat een gedeelte van het perceel K. nr. 1889 onder het trottoir ligt, nu dit perceel geen ronde maar een hoekige vorm heeft. Tegen deze overschrijding hebben [eisers sub 2 t/m 4], zoals zij tijdens de comparitie ter plaatse hebben verklaard, overigens geen bezwaar.
4.8. Ter onderbouwing van hun stelling dat zij en/of hun rechtsvoorgangers de strook grond werkelijk hebben gebruikt, hebben [eisers sub 2 t/m 4] gewezen op een aantal door hen overgelegde foto’s en schriftelijke getuigenverklaringen. Uit deze stukken valt echter niet, althans niet zonder meer, op te maken dat de feitelijke grens als bedoeld onder 4.6 tot de reconstructie van 2006 afweek van de kadastrale grens, nu de kadastrale grens van het perceel [0 nr. xxxx] op geen van de overgelegde foto’s is waar te nemen en in geen van de verklaringen iets over deze kadastrale grens is vermeld. Evenmin valt, anders dan [eisers sub 2 t/m 4] hebben gesteld, uit de foto’s af te leiden dat het trottoir breder is geworden dan de strook gras en de haag die voorafgaand aan de reconstructie naast de weg hebben gelegen. Hetgeen [B.] hierover tijdens de comparitie ter plaatse heeft verklaard, acht de rechtbank te weinig concreet om daaraan beslissende betekenis toe te kennen.
4.9. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de bewuste strook niet tot de eigendom van [eisers sub 2 t/m 4] is gaan behoren. Gelet hierop moeten de vorderingen onder I, II alsmede vordering III, voor zover [eisers sub 2 t/m 4] deze heeft gegrond op inbreuk van eigendom, worden afgewezen.
4.10. Daarmee resteert ter bespreking vordering III voor zover [eisers sub 2 t/m 4] daaraan ten grondslag leggen dat de gemeente bij de reconstructie onzorgvuldig te werk is gegaan en zij onrechtmatige hinder veroorzaakt. [eisers sub 2 t/m 4] stellen hiertoe dat i) de gemeente een computerkabel van hen heeft kapot getrokken, ii) puin in hun perceel heeft achtergelaten en iii) de betonnen keerwand bij hen tot teeltschade lijdt.
4.11. De gemeente bestrijdt op zichzelf niet dat zij jegens [eisers sub 2 t/m 4] wegens het beschadigen van de computerkabel schadeplichtig is, doch zij beroept zich op eigen schuld.
De gemeente voert hiertoe aan dat [eisers sub 2 t/m 4] de aanwezigheid van de kabel vooraf niet heeft gemeld. Deze stelling heeft de gemeente echter laten varen tijdens de comparitie ter plaatse. Het beroep op eigen schuld wordt dan ook verworpen. De rechtbank gaat vooralsnog ervan uit dat de omvang van de schade in deze procedure kan worden bepaald, nadat [eisers sub 2 t/m 4] deze bij akte, onder overlegging van verificatoire bescheiden, nader hebben onderbouwd.
4.12. De gemeente heeft tijdens de comparitie ter plaatse op zichzelf niet betwist dat zij bij de reconstructie puin, dat was bedoeld als stellaag voor (onder meer) de betonnen keerwand, in het perceel van [eisers sub 2 t/m 4] heeft achtergelaten. Dit puin had de gemeente moeten verwijderen. Hieruit vloeit voort dat de gemeente schadeplichtig is jegens [eisers sub 2 t/m 4] De rechtbank gaat vooralsnog ervan uit dat de omvang van de schade in deze procedure kan worden bepaald, nadat [eisers sub 2 t/m 4] deze bij akte, onder overlegging van verificatoire bescheiden, nader hebben onderbouwd.
4.13. Met betrekking tot de betonnen keerwand neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat buren, zoals hier de gemeente en [eisers sub 2 t/m 4], een zekere mate van hinder van elkaar moeten accepteren. Of hinder, bij wijze van uitzondering, in een specifiek geval wél onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur ervan, alsmede van de omvang van de toegebrachte schade, en voorts van verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij moet het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, worden afgewogen tegen dat van degene die de hinder ondervindt. Ook de mogelijkheden die over en weer bestaan om met eenvoudige middelen en zonder al te hoge kosten (de schadelijke gevolgen van) hinder te voorkomen, moeten mede in aanmerking worden genomen.
4.14. Volgens [eisers sub 2 t/m 4] ondervinden zij hinder van de betonnen keerwand, aangezien
deze wand warmte vasthoudt, hetgeen een nadelige invloed heeft op het groeiproces van gewassen nabij de keerwand. [eisers sub 2 t/m 4] beroepen zich hiertoe met name op de onder 2.7 weergegeven brief van [C.].
4.15. De rechtbank acht, in het licht van de onder 4.13 geformuleerde maatstaf, het debat tussen partijen onvoldoende uitgekristalliseerd, nu dit debat ten aanzien van de betonnen keerwand vooral is gegaan over de eigendomskwestie. Daarom zullen partijen, eerst [eisers sub 2 t/m 4], zich op dit punt bij akte nader kunnen uitspreken.
4.16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 6 juni 2012 voor akte aan de zijde van [eisers sub 2 t/m 4] als bedoeld onder de rechtsoverwegingen 4.11, 4.12 en 4.15;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Brand en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.