ECLI:NL:RBSGR:2012:BW7056
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring gehandicaptenparkeerkaart wegens misbruik
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 11 mei 2012 uitspraak gedaan over de ongeldigverklaring van een gehandicaptenparkeerkaart. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat de aan haar verstrekte Europese gehandicaptenparkeerkaart ongeldig had verklaard. Dit besluit was genomen op basis van het gebruik van de parkeerkaart door de zoon van verzoekster op 18 december 2011, zonder dat dit rechtstreeks verband hield met het vervoer van verzoekster zelf.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ongeldigverklaring van de gehandicaptenparkeerkaart in overeenstemming was met artikel 50 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW). Verzoekster voerde aan dat niet elk misbruik zou moeten leiden tot ongeldigverklaring en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de houder van een gehandicaptenparkeerkaart verantwoordelijk is voor het voorkomen van misbruik, ook als dit onopzettelijk gebeurt.
De rechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van het algemeen belang uitviel, gezien de schaarste aan gehandicaptenparkeerplaatsen en het belang van rechthebbenden. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd aangegeven dat verzoekster een nieuwe aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart kon indienen, mits zij nog steeds aan de voorwaarden voldeed.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.