ECLI:NL:RBSGR:2012:BW6679

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/757258-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in supermarkt met vuurwapen

Op 27 januari 2012 heeft de verdachte een diefstal gepleegd in de Albert Heijn in Zoetermeer. Hij heeft een kluisbox met inhoud uit de handen van een medewerkster getrokken en is vervolgens gevlucht. Tijdens zijn vlucht heeft hij verschillende personen bedreigd met een vuurwapen, wat leidde tot angst en onveiligheid onder de omstanders. Ook heeft hij een beveiliger mishandeld door deze met het vuurwapen tegen het hoofd te slaan. De verdachte was werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft bij de diefstal gebruik gemaakt van materiaal dat hem door zijn werkgever was verstrekt, waaronder zijn dienstwapen. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat het vuurwapen ongeladen was, maar dit was voor de slachtoffers niet kenbaar. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder Albert Heijn B.V. en het slachtoffer [A]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/757258-12
Datum uitspraak: 25 mei 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 mei 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Het slachtoffer [A] heeft ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2012 te Zoetermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluisbox en/of een geldbedrag (te weten 229,50 euro) en/of een zegelrol (ter waarde van 100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (gevestigd[straat]es]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [B] en/of [A] en/of [C] en/of [D] en/of [E] en/of [F], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- een kluisbox (met kracht) uit de handen van [B] heeft getrokken/gerukt en/of
- op de openbare weg (te weten de [straat] en de straten in de directe omgeving daarvan en/of op de parkeerplaats gelegen aan de [adres]) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan en/of heeft gericht op [C] en/of [D] en/of [E] en/of [F] en/of zich naar voornoemde perso(o)n(en) heeft omgedraaid en/of (meermalen) tegen die voornoemde perso(o)n(en) heeft gezegd: "ik schiet" en/of "wegwezen", althans woorden van een soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- op de openbare weg (te weten een parkeerterrein gelegen aan de [adres]) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het (voor)hoofd van [A] heeft gezet en/of tegen die [A] heeft gezegd dat hij ([A]) moest opkankeren en/of (vervolgens) met dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de (linker)slaap, althans tegen het hoofd, van die [A] heeft geslagen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2012 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (met kracht) op/tegen de (linker)slaap, althans tegen het hoofd, van die [A] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2012 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten [A]), met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (met kracht) op/tegen de (linker)slaap, althans tegen het hoofd, van die [A] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
De verdachte wordt allereerst verweten (feit 1) dat hij op 27 januari 2012 bij de Albert Heijn (aan de [adres]) in Zoetermeer een diefstal heeft gepleegd door bij een kassa een kluisbox met inhoud uit de handen van een medewerkster te trekken/te rukken. De verdachte zou tijdens zijn vlucht een vuurwapen op verschillende personen gericht hebben dan wel dit vuurwapen aan hen hebben getoond en tegen (enkele van) die personen dreigende taal hebben geuit. Daarnaast zou verdachte dit vuurwapen tijdens zijn vlucht tegen het (voor)hoofd van een beveiliger ([A]) hebben gezet, tegen deze beveiliger hebben gezegd dat deze moest opkankeren en hem vervolgens met dat vuurwapen tegen diens (linker)slaap dan wel hoofd geslagen hebben. Het slaan met het vuurwapen wordt verdachte daarnaast afzonderlijk verweten (feit 2) als het plegen van een poging tot zware mishandeling (primair) dan wel als het plegen van mishandeling (subsidiair).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1 en feit 2 primair heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een aantal onderdelen uit de tenlastelegging opmerkingen geplaatst. De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte de kluisbox van de band bij de kassa heeft weggenomen en niet uit de handen van de medewerkster van de Albert Heijn heeft getrokken/gerukt en voorts dat verdachte het vuurwapen niet tegen het hoofd van de beveiliger heeft gezet. Ten aanzien van zowel het eerste als het tweede feit heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de beveiliger niet met het vuurwapen tegen zijn hoofd heeft geslagen. Verdachte zou hem met het vuurwapen in zijn hand weggeduwd hebben om in zijn auto te kunnen stappen en zijn vlucht te kunnen voortzetten.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Ten aanzien van de bij de dagvaarding ten laste gelegde feiten kan met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van de verdachte ten aanzien van de feiten geen vrijspraak heeft bepleit.
Door de verdediging zijn een aantal opmerkingen gemaakt over enkele feitelijkheden die in de tenlastelegging zijn vermeld. In het onderstaande zal in een nadere bewijsoverweging op deze opmerkingen worden ingegaan.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de navolgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2011;
- het proces-verbaal van aangifte, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de aangifte van [G] (als gemachtigde van de Albert Heijn) (blz. 61-63);
- het proces-verbaal van aangifte, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende de aangifte van [A] (blz. 67-69);
- het proces-verbaal van aangifte, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 31 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de aangifte van [C] (blz. 73-74);
- het proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van getuige [B] (blz. 79-80);
- het proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van getuige [H] (blz. 84-85);
- het proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 30 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van getuige [D] (blz. 127-129);
- het proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van getuige [E] (blz. 108-109);
- het proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van getuige [F] (blz. 119-121);
Ten aanzien van feit 2, subsidiair
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2011;
- het proces-verbaal van aangifte, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende de aangifte van [A] (blz. 67-69);
- het proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 28 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van getuige [C] (blz. 75-76);
- het proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, op 27 januari 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van getuige [F] (blz. 119-121).
- een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 1 februari 2012 (blz. 173).
Conclusies van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Feit 1
Ten aanzien van de opmerking van de verdediging dat verdachte de kluisbox niet uit handen van de medewerkster van de Albert Heijn heeft getrokken/gerukt wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de kluisbox van de band bij de kassa heeft gepakt en dat mevrouw [B] dit probeerde tegen te houden door de kluisbox vast te houden.2 Getuige [B] heeft als volgt verklaard: "Ik voelde daarop dat er hard aan de kluisbox werd getrokken. Ik had de kluisbox goed vast. Hierdoor braken twee nagels van mijn vingers van mijn linkerhand."3 Een collega van [B] ([H]), die naast haar stond, heeft voorts als volgt verklaard: "Ik zag dat man met flinke kracht de kassalade uit de handen van mijn collega trok."4
Op basis van het bovenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de getuige [B] op enig moment de kluisbox heeft vastgehad en dat verdachte de kluisbox heeft weggetrokken. Niet relevant is op welk moment dat wegtrekken zich precies heeft voorgedaan.
Verdachte betwist dat hij een vuurwapen tegen het hoofd van [A] heeft gezet en dat hij tegen [A] heeft gezegd dat hij moest opkankeren. Nu de aangifte van [A] waarin over deze gebeurtenissen wordt gesproken niet door andere bewijsmiddelen uit het dossier wordt ondersteund, zal verdachte van deze feitelijkheden worden vrijgesproken.
Feit 2
Ten aanzien van de opmerking van de verdediging dat verdachte beveiliger [A] niet met het vuurwapen tegen zijn hoofd heeft geslagen, wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn rechterhand de kluisbox vasthield en dat hij met zijn linkerhand, de hand waarin hij het vuurwapen hield, [A], die de toegang tot zijn auto blokkeerde, met enige kracht heeft weggeduwd om zodoende zijn auto in te kunnen stappen. Hierbij zou hij [A] tegen zijn hoofd hebben kunnen raken.5
De aangever heeft verklaard dat verdachte hem met het vuurwapen tegen zijn linkerslaap sloeg.6 De getuige [C] ziet dat verdachte de beveiliger een harde tik met zijn wapen op het hoofd gaf.7 De getuige [F] ziet dat de man met het pistool in zijn hand inslaat op de beveiligingsmedewerker.8
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het bovenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de aangever tegen het hoofd heeft geslagen met de hand waarin hij het vuurwapen vasthad.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, tot de conclusie dat het slaan met de hand waarin verdachte een vuurwapen vasthield, niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet is vast komen te staan dat verdachte het vuurwapen heeft gebruikt om op het slachtoffer in te slaan. Daarnaast is uit het dossier niet af te leiden waar het slachtoffer nu precies op het hoofd geraakt is. In het dossier bevindt zich een geneeskundige verklaring van 1 februari 2012 betreffende het slachtoffer waarin staat dat er een gering uitwendig bloedverlies is geconstateerd en dat de geschatte duur van genezing tien dagen is.9 De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primaire onderdeel van feit 2. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte de aangever heeft mishandeld door hem met een vuurwapen tegen het hoofd te slaan.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Feit 1
hij op 27 januari 2012 te Zoetermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluisbox en/of een geldbedrag (te weten 229,50 euro) en/of een zegelrol (ter waarde van 100 euro), toebehorende aan Albert Heijn (gevestigd aan de [adres]), welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [B] en/of [A] en/of [C] en/of [D] en/of [E] en/of [F], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:
- een kluisbox uit de handen van [B] heeft getrokken/gerukt en
- op de openbare weg (te weten de [straat] en de straten in de directe omgeving daarvan en op de parkeerplaats gelegen aan de [adres]) een vuurwapen heeft getoond aan en/of heeft gericht op [C] en [D] en [E] en [F] en/of zich naar voornoemde personen heeft omgedraaid en/of meermalen tegen die voornoemde personen heeft gezegd: "ik schiet" en/of "wegwezen", en
- op de openbare weg (te weten een parkeerterrein gelegen aan de [adres]), met dat vuurwapen, tegen het hoofd van die [A] heeft geslagen.
Feit 2, subsidiair
hij op 27 januari 2012 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten [A]), met een vuurwapen tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte, gezien de bijzondere aard en toedracht van deze zaak en de door verdachte genoemde beweegredenen die hem tot het plegen van de onderhavige strafbare feiten hebben gebracht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en deze straf eventueel te combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 27 januari 2012 een diefstal gepleegd in de Albert Heijn gevestigd in een winkelcentrum in Zoetermeer. Verdachte heeft een kluisbox met inhoud uit de handen van een medewerkster van die Albert Heijn getrokken, waarna verdachte is gevlucht. Tijdens zijn vlucht uit de winkel en het winkelcentrum heeft verdachte diverse personen - die zo moedig waren om achter verdachte aan te gaan - bedreigd met een vuurwapen. Nietsvermoedende voorbijgangers zijn voorts ongewild getuige geweest van het handelen van de verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers en getuigen van een delict als hier aan de orde daarvan nog gedurende langere tijd nadelige effecten kunnen ondervinden en dat hierdoor de algemene gevoelens van onveiligheid en angst worden vergroot. Daarnaast heeft verdachte een beveiliger, die verdachte probeerde te beletten te ontsnappen, mishandeld door hem met de hand waarin hij zijn vuurwapen vasthield tegen het hoofd te slaan. Dit slachtoffer is op zeer korte afstand geconfronteerd met het vuurwapen. Ter zitting heeft het slachtoffer verklaard dat hij sindsdien slecht slaapt en dat hij zijn werkzaamheden als beveiliger nog steeds niet volledig heeft kunnen oppakken. Verdachte was voorts werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft bij de gepleegde feiten gebruik gemaakt van materiaal dat hem door zijn werkgever ten behoeve van de uitoefening van zijn functie ter beschikking was gesteld. Zo heeft verdachte gebruik gemaakt van zijn dienstwapen, zijn dienstbivakmuts en zijn dienstauto. Dit alles wordt verdachte zwaar aangerekend.
Verdachte heeft weliswaar kort na zijn aanhouding de gepleegde feiten bekend. Hij heeft evenwel eerst ter terechtzitting, als vervolg op een kort voor de terechtzitting gehouden verhoor bij de politie, uitgebreid verklaard over zijn beweegredenen om de overval te plegen. Kort gezegd zou verdachte in persoonlijke problemen zijn geraakt en als gevolg hiervan in een zeer penibele financiële situatie terecht zijn gekomen. Voor deze problemen zou verdachte geen andere oplossing hebben geweten dan het plegen van de onderhavige strafbare feiten om zodoende in de handen van politie en justitie te vallen.
De rechtbank zal bij de strafoplegging echter geen rekening houden met de door verdachte geschetste omstandigheden, omdat er naar haar oordeel beslist ook andere mogelijkheden waren om tot een oplossing te komen voor de gerezen problemen. Verdachte heeft welbewust de keuze gemaakt om de bewezenverklaarde feiten te plegen en hiermee de eerdergenoemde slachtoffers te maken.
De rechtbank zal wel, zij het in beperkte mate in het voordeel van verdachte rekening houden met het feit dat het vuurwapen ongeladen was. Slechts in beperkte mate omdat dit voor de slachtoffers en getuigen niet kenbaar was.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte, gedateerd 1 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport gedateerd 26 april 2012 opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker], reclasseringswerker. Uit het rapport blijkt, dat de reclassering de samenhang van het delictgedrag met eventuele problematiek niet heeft kunnen achterhalen vanwege de gesloten houding van verdachte, waardoor een inschatting van het recidiverisico niet mogelijk is.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten geen andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Niettemin is de rechtbank - mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting in soortgelijke zaken - van oordeel dat de aan verdachte op te leggen straf lager dient te zijn dan de officier van justitie heeft geëist. Daarbij laat de rechtbank naast hetgeen hiervoor reeds is overwogen, in het bijzonder meewegen dat verdachte ter zitting oprecht is overgekomen in zijn spijtbetuigingen tegenover de slachtoffers. Daarnaast heeft de rechtbank bij het tweede tenlastgelegde feit een minder zwaar feit bewezen verklaard dan de officier van justitie meende dat bewezen kon worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden is.
7. De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
De benadeelde partij Albert Heijn B.V. heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 370,41 ter vergoeding van door haar geleden materiële schade.
De benadeelde partij [A] heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.000,- ter vergoeding van door hem geleden immateriële schade.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ten aanzien van beide vorderingen, subsidiair vervangende hechtenis voor deze bedragen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vorderingen niet betwist.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij Albert Heijn B.V.:
De vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 370, 41.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 370,41, ten behoeve van het slachtoffer genaamd Albert Heijn B.V., gevestigd te Zoetermeer ([adres]).
Ten aanzien van benadeelde partij [A]:
De rechtbank acht deze vordering, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 2.000,-.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 57, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld/bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2, subsidiair:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren en 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- Albert Heijn B.V., gevestigd te Zoetermeer ([adres]), een bedrag van € 370,41 en aan
- [A], een bedrag van € 2.000,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 370,41, ten behoeve van het slachtoffer genaamd Albert Heijn B.V., gevestigd te Zoetermeer ([adres]);
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij Albert Heijn B.V. de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [A] de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Poustochkine, voorzitter,
mrs A.C.M. Höppener en J.E. Bierling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Bouda, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL 1551 2012021136, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 216).
2 Proces-verbaal van terechtzitting van 11 mei 2012;
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] van 27 januari 2012, blz. 79;
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [H] van 27 januari 2012, blz. 84;
5 Proces-verbaal van terechtzitting van 11 mei 2012;
6 Proces-verbaal van verhoor van aangever [A] van 27 januari 2012, blz. 68;
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [C] van 28 januari 2012, blz. 76;
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [F] van 27 januari 2012, blz. 120;
9 Geneeskundige verklaring van 1 februari 2012, blz 173;