ECLI:NL:RBSGR:2012:BW6539

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535273-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ontslag van alle rechtsvervolging wegens slaapstoornis

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar toenmalige partner op 15 mei 2009 met een hamer op zijn hoofd heeft geslagen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag. Tijdens de rechtszitting betoogden zowel de raadsvrouw als de officier van justitie dat de verdachte niet het opzet had om haar partner te doden, omdat zij dit handelde in een slaaptoestand, mogelijk veroorzaakt door een slaapstoornis. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte in een slaaptoestand verkeerde, zij in juridische zin het opzet had op het doden van haar partner. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, maar concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was. Dit was gebaseerd op het feit dat zij de handelingen in een slaaptoestand had verricht, waardoor haar schuld ontbrak. De rechtbank besloot de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. De zaak is behandeld in de sector strafrecht van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/535273-09
Datum uitspraak: 24 mei 2012
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 oktober 2010, 1 november 2011 en 10 mei 2012.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. W.G. Nieman, advocaat te Leiden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. I. Doves heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 mei 2009 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [X] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [X] (meermalen) met een hamer op zijn hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 mei 2009 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [X], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [X] (meermalen) met een hamer op zijn hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 mei 2009 te [woonplaats], opzettelijk een persoon (te weten [X]), (meermalen) met een hamer op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
zij op 15 mei 2009 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [X] van het leven te beroven, met dat opzet die [X] meermalen met een hamer op zijn hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Bewijsoverweging.
De raadsvrouw en de officier van justitie hebben betoogd dat verdachte niet het opzet had haar toenmalige partner [X] te doden, omdat het daarvoor vereiste wils- en kenniselement ontbrak, nu zij - waarschijnlijk als gevolg van een slaapstoornis - het tenlastegelegde in haar slaap en niet bewust heeft gepleegd.
Voor een geval als het onderhavige waarin met een beroep op een stoornis bij de verdachte het opzet wordt bestreden, geldt volgens vaste jurisprudentie dat zo'n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken (vgl. onder meer HR 14 december 2004, LJN AR3226, NJ 2006, 448 en HR 9 december 2008, LJN BD2775, NJ 2009, 157). Daarvan zal overigens slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke uitzondering hier geen sprake. Verdachte heeft [X] twee maal met een hamer op zijn hoofd geslagen. Niet ter discussie staat dat het slaan met een hamer op het hoofd dodelijk kan zijn. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte - zij sloeg niet om zich heen, maar (tot tweemaal toe) gericht op het hoofd van [X] - volgt dat dit handelen een activiteit van verdachte heeft gevergd, met een zeker niveau van coördinatie van geestelijke en lichamelijke functies. Hieruit volgt dat verdachte -in juridische zin- het opzet op het doden van die [X] had.
De rechtbank acht derhalve het onder primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank het navolgende. Op basis van het rapport over verdachte dat op 7 september 2009 door drs. F.M. Cairo, psycholoog onder supervisie van drs. M.H. Keppel, GZ-psycholoog is opgesteld, het rapport van dr. R.J. Schimsheimer, slaapdeskundige bij het MCH, d.d. 2 maart 2011, hetgeen dr. Schimsheimer ter terechtzitting heeft medegedeeld en hetgeen overigens uit het dossier blijkt, is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte tijdens het tenlastegelegde in een slaaptoestand verkeerde, waarin zij - mogelijk als gevolg van een slaapstoornis of van de PTSS waaraan zij leed dan wel het uitleven van dromen - tot de agressieve handelingen is gekomen. Nu zij de handelingen in deze slaaptoestand heeft verricht ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank iedere schuld en kan het tenlastegelegde haar derhalve niet worden toegerekend.
De verdachte is derhalve niet strafbaar en de rechtbank zal de verdachte te dier zake ontslaan van alle rechtsvervolging.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging te dier zake;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mrs O.F. Bouwman en J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2012.