ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5833

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758555-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een minderjarige in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een minderjarige. De verdachte heeft samen met een medeverdachte de minderjarige [slachtoffer] op manipulatieve wijze ertoe aangezet om zich te prostitueren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die het gevoel had iets terug te moeten doen voor de door hem bewezen diensten. Het slachtoffer moest een aanzienlijk deel van de opbrengsten uit de prostitutie aan de verdachte en de medeverdachte afstaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen enkel respect heeft getoond voor het slachtoffer en uitsluitend oog had voor zijn eigen financieel gewin. Dit heeft geleid tot een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij, het slachtoffer, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank van oordeel was dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en verplichte behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/758555-11
Datum uitspraak: 5 januari 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 6 oktober 2011 en 22 december 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.W. Streefland-Brink en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. L. Tricoli, advocaat te Alphen aan den Rijn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 3 juni 2011 tot en met 23 juni 2011 te 's Gravenhage en/of Poeldijk en/of Zoetermeer en/of Oude Tonge en/of Dordrecht en/of Beverwijk en/of Hoek van Holland en/of Beverwijk en/of Amsterdam, althans (op nog andere plaatsen) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon genaamd, [slachtoffer], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (in de prostitutie) van die voornoemde [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
die [slachtoffer] er toe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of één of meerdere van zijn mededaders, wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die (seksuele) handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
immers heeft/is verdachte en/of hebben/zijn één of meerdere van zijn mededaders
-een (seksuele) relatie met die [slachtoffer] aangegaan en/of
-die [slachtoffer] (meermalen) onderdak aangeboden en/of gegeven en/of
-die [slachtoffer] vastgehouden in een woning en/of
-die [slachtoffer] eten en/of drinken en/of kleding en/of schoenen en/of een telefoon gegeven en/of
-die [slachtoffer] voorgesteld en/of op het idee gebracht en/of medegedeeld om (als vergoeding voor haar huisvesting en/of levensonderhoud en/of kleding en/of telefoon) in de prostitutie te gaan werken en/of
-die [slachtoffer] als prostitué laten werken in Oude Tonge en/of Dordrecht en/of Beverwijk en/of Hoek van Holland en/of Beverwijk en/of Amsterdam, althans (op nog andere plaatsen) in Nederland en/of
-voor die [slachtoffer] één of meer advertenties opgesteld voor en geplaatst op een internetsite en/of
-voor die [slachtoffer] klanten geregeld met wie zij seksuele handelingen heeft verricht en/of
-die [slachtoffer] (telkens) naar één of meerdere plaatsen en/of huizen gebracht en/of opgehaald waar zij haar seksuele handelingen met derde(n) heeft verricht en/of
-die [slachtoffer] gezegd dat zij (een deel van) de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden aan hem, en/of één of meer van zijn mededaders, moest afstaan (voor de dekking van de kosten die verdachte, en/of één of meer van zijn mededaders hadden gemaakt) en/of
-die [slachtoffer] (telkens) (een deel van) de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, en/of één of meer van zijn mededaders heeft laten geven/afstaan en/of
-(telkens) van klanten van die [slachtoffer] het geld voor de door die [slachtoffer] verrichtte seksuele handelingen met die klanten in ontvangst genomen en/of
-die [slachtoffer] (telkens) op één dag en/of in één nacht bij meerdere klanten seksuele handelingen laten verrichten;
art 273f lid 1 ahf/sub 2, 5, 8 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 8 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zoals verwoord in haar schriftelijk requisitoir(1) - gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte zich in de periode van 16 juni 2011 tot en met 23 juni 2011 tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit, behoudens het onderdeel dat verdachte wordt verweten dat hij aangeefster heeft verworven, waarvan zij partieel vrijspraak heeft gevorderd.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zoals verwoord in zijn pleitnotitie(2) - bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, nu er naar zijn mening geen sprake was van (strafrechtelijke) betrokkenheid van verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte consequent heeft ontkend dat hij aangeefster [slachtoffer] heeft uitgebuit en staat uitgebreid stil bij de waardering van het bewijs. De raadsman wijst in het bijzonder op het feit dat de belastende verklaring van [slachtoffer] buiten beschouwing moet worden gelaten, nu deze verklaring als zeer onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. Aangeefster heeft zeer wisselend verklaard en zij heeft bovendien eerder valse aangiftes gedaan. Daar komt bij dat er geen enkel bewijs is dat verdachte in of in de buurt van de ten laste gelegde plaatsen is geweest. De telefoon van verdachte kan immers door iemand anders zijn meegenomen, waardoor de zendmasten op die plekken zijn aangestraald.
3.3. De beoordeling van de tenlastelegging(3)
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Rond 6 juni 2011 werd door getuige [getuige 1] melding gemaakt van vermissing van haar dochter [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), geboren op [geboortedatum] 1993, sinds 3 juni 2011. [getuige 1] verklaarde dat [slachtoffer] haar had verteld dat zij zou worden gedwongen om te werken in de prostitutie en de opbrengst grotendeels moest afstaan.(4) [getuige 1] had tijdens de laatste week van de vermissing contact met [slachtoffer] via mail, msn, sms of de telefoon en zij bleek in Den Haag te verblijven. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] op 23 juni 2011 telefonisch haar verblijfsadres, [adres A], aan haar fluisterde.(5)
Vervolgens werd op 23 juni 2011 door de politie binnengetreden in de woning aan de [adres A] in Den Haag. Hier werden [slachtoffer] - die in eerste instantie tegen de verbalisanten ter plaatse zei [bijnaam slachtoffer] te heten - en medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen.(6) Diezelfde dag vond een intakegesprek met [slachtoffer] plaats en op 8 juli 2011 deed [slachtoffer] aangifte. Op 20 september 2011 legde [slachtoffer] nog een aanvullende verklaring af.
[slachtoffer] heeft op 23 juni 2011 verklaard dat zij ongeveer drie weken geleden tijdens een verlof ruzie kreeg met haar moeder en naar aanleiding daarvan niet is teruggekeerd naar het opvangadres waar zij verbleef. [slachtoffer] is toen door medeverdachte [medeverdachte 1], die zij kent als [bijnaam A] of [bijnaam B](7), en een jongen, die zij kent als [Bijnaam C], in Leiden opgehaald.(8) [slachtoffer] kreeg van medeverdachte [medeverdachte 1] onderdak.(9) [medeverdachte 1] wist dat zij was weggelopen en dat zij minderjarig was.(10) Met medeverdachte [medeverdachte 1] had zij de afgelopen weken seks gehad.(11) [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat tijdens het verblijf bij medeverdachte [medeverdachte 1] met hem en [Bijnaam C] werd gesproken over werken in de prostitutie, waarover [slachtoffer] verklaarde: "Ik wilde dat eigenlijk niet, maar ja, je moet toch op enige manier aan geld komen".(12) [slachtoffer] verklaarde dat [medeverdachte 1] had gezegd dat zij moest zeggen dat zij negentien jaar was en dat zij een werknaam moest kiezen.(13) [slachtoffer] verklaarde dat zij de naam [bijnaam slachtoffer] koos en dat [medeverdachte 1] een nieuw e-mailadres, namelijk [e-mailadres bijnaam slachtoffer], had aangemaakt.(14)
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij ongeveer twee weken als prostituee heeft gewerkt en dat zij veertien klanten heeft gehad. Medeverdachte [medeverdachte 1] is mee geweest naar alle klanten. Over de verdiensten uit de prostitutie was met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] afgesproken dat deze door drie(15) zouden worden gedeeld. Hierover verklaarde [slachtoffer] dat zij dit reëel vond, omdat de jongens genoeg deden om haar te laten werken, zoals een advertentie plaatsen, benzine kopen en het vervoer naar klanten.(16) Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat zij van verdachte allerlei merkkleding kreeg die zij meestal later moest betalen.(17)
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte, die zij kent als [bijnaam D](18), op een gegeven moment in beeld kwam en de taken van [Bijnaam C] overnam. [bijnaam D] reageerde op klanten van de advertenties en kon klanten regelen. [slachtoffer] verklaarde dat verdachte ook geld wilde hebben, omdat hij het werk achter de computer deed.(19) Op internet is op 16 juni 2011(20) op de site [website] een account aangemaakt. Op 20 en 22 juni 2011 zijn op deze site twee advertenties geplaatst waarin een meisje van negentien jaar genaamd [slachtoffer] zich aanbiedt om tegen betaling seks mee te hebben.(21) De advertenties zijn aangemaakt vanaf het IP adres van verdachte.(22)
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] - hij meent op 17 juni 2011 - via medeverdachte [medeverdachte 1] als [bijnaam slachtoffer] heeft leren kennen, dat zij twee of drie dagen bij hem is blijven slapen en dat hij een vriendschappelijke relatie met [slachtoffer] had.(23) Voorts heeft verdachte verklaard dat hij een keer een e-mail voor [slachtoffer] heeft beantwoord. In de mail vroeg iemand om met [bijnaam slachtoffer] af te spreken.(24) Verdachte heeft tevens verklaard dat [slachtoffer] vaak met medeverdachte [medeverdachte 1] bij hem thuis kwam en dat hij één of twee keer is meegereden, maar niet wist wat aangeefster dan ging doen op het adres waar zij werd afgezet.(25)
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] onder meer met de auto naar klanten in Spijkenisse, Dordrecht, Hoek van Holland, Amsterdam en Den Haag is gegaan.(26) Van 20 op 21 juni 2011 zijn er sms'jes binnengekomen op de Nokia werktelefoon(27) die betrekking hebben op afspraken in Spijkenisse, Hoek van Holland, Amsterdam, en op de [adres B] en de [adres C] in Den Haag.(28) Bovendien bevinden de Nokia werktelefoon dan wel de Samsung telefoon van [slachtoffer](29) en/of de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1](30) en/of verdachte(31) zich op 20 en 21 juni 2011 op verschillende tijdstippen in de omgeving van Spijkenisse, Dordrecht, Hoek van Holland en de genoemde adressen in Den Haag.(32) Ook had de telefoon van verdachte vroeg in de ochtend van 21 juni 2011 uitgaande gesprekken naar de klanten van de [adres B] en de [adres C] in Den Haag.(33) Daar komt bij dat de adressen van de klanten in Hoek van Holland en Den Haag in de in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen TomTom waren ingevoerd.(34) Ook het adres [adres D] in Beverwijk was in de TomTom ingevoerd.(35) [slachtoffer] heeft tevens verklaard dat zij met medeverdachte [medeverdachte 1] nog naar een klant in Beverwijk is geweest. Zij heeft verklaard dat verdachte via [website] aan de klant was gekomen.(36) Getuige [getuige 2], wonende te Beverwijk, heeft verklaard dat hij via een advertentie op [website] ene [bijnaam slachtoffer] heeft leren kennen. Toen hij reageerde op die advertentie, kreeg hij een jongen aan de lijn. Die jongen regelde over het algemeen alles.(37) Op 21 juni 2011 om 03:46 uur komt op de Nokia werktelefoon van [slachtoffer] een sms van verdachte binnen met de tekst: "Oké hou de tijd in de gaten en doe geen gekke dingen je hebt tot half 5 x".38
Op grond van het bovenstaande - in onderlinge samenhang bezien - acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] zeer gedetailleerd en consistent. Haar verklaring wordt bovendien ondersteund door getuigenverklaringen van klanten en andere objectieve bewijsmiddelen, zoals telefoon- en tomtomgegevens, aan de hand waarvan haar verklaring op essentiële onderdelen voldoende kan worden getoetst en als geloofwaardig kan worden aangemerkt. Daar staat tegenover dat verdachte en zijn medeverdachten zeer wisselend en onvolledig hebben verklaard. Tegenover belastende onderdelen in het dossier stelt verdachte niet meer dan een enkele ontkenning, dan wel slechts de verklaring dat hij het vreemd vindt en niet begrijpt. Dat [slachtoffer] eerder door de verdediging - met verwijzing naar de verklaring van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris - als vals gekwalificeerde aangiftes zou hebben gedaan, maakt dit niet anders. Ook indien [slachtoffer] eerder een valse aangifte zou hebben gedaan - hetgeen overigens niet is gebleken - betekent dit immers niet zonder meer dat de huidige aangifte van [slachtoffer] om die reden vals of onbetrouwbaar zou zijn. Net als andere aangiften behoort de aangifte van [slachtoffer] kritisch te worden bekeken en getoetst; zoals hierboven overwogen is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] die toets doorstaat.
De verklaring van verdachte dat zijn telefoon door iemand anders zou zijn gebruikt en dat iemand anders van zijn computer gebruik zou hebben gemaakt, acht de rechtbank, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, onaannemelijk.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] de minderjarige [slachtoffer], nadat zij was weggelopen, heeft gehuisvest met als doel haar aan te zetten om in de prostitutie te werken om daar voor zichzelf financieel gewin uit te halen. Verdachte ging een vriendschappelijke relatie met [slachtoffer] aan en regelde onderdak voor haar. Voorts heeft verdachte voorzieningen getroffen, zodat [slachtoffer] zich ook daadwerkelijk beschikbaar heeft gesteld tot het verlenen van seksuele diensten. Er werden op een sekssite advertenties voor [slachtoffer] geplaatst en er werden - onder andere via die advertenties - klanten voor haar geregeld. Samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte aangeefster [slachtoffer] met grote regelmaat naar klanten vervoerd. Nadat [slachtoffer] haar seksuele diensten had verricht, moest zij bovendien (een deel van) het door haar verdiende geld aan verdachte dan wel medeverdachten afgeven.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte actief handelingen heeft verricht, waardoor hij [slachtoffer] opzettelijk in een uitbuitingssituatie heeft gebracht en gehouden.
Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bovengenoemde bewijsmiddelen tevens dat tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ter uitvoering van de gezamenlijke mensenhandel. Uit de bewijsmiddelen blijkt voldoende van feitelijke gedragingen van verdachte die als een wezenlijke bijdrage aan het houden van [slachtoffer] in een uitbuitingssituatie kunnen worden aangemerkt. Ook is gebleken van al dan niet uitdrukkelijke afspraken tussen verdachte en medeverdachte om de verschillende taken te verdelen. In dit verband overweegt de rechtbank dat de door verdachte opgestelde advertenties en de aan [slachtoffer] verstuurde sms-berichten veelzeggend zijn. De rechtbank neemt dan ook aan dat tussen de verdachte en medeverdachte sprake was van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering.
Samengevat is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met een ander, een minderjarig meisje heeft uitgebuit door haar te huisvesten, haar te vervoeren naar klanten, handelingen te verrichten wetende dat zij zich hierdoor beschikbaar zou stellen tot het verlenen van seksuele diensten en te delen in de opbrengst die zij hiermee verdiende.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 16 juni 2011 tot en met 23 juni 2011 te 's Gravenhage en Dordrecht en Hoek van Holland en Amsterdam, althans (op nog andere plaatsen) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
een persoon genaamd, [slachtoffer], heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (in de prostitutie) van die voornoemde [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en
die [slachtoffer] er toe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
immers heeft/is verdachte en/of zijn mededader
-een relatie met die [slachtoffer] aangegaan en
-die [slachtoffer] onderdak aangeboden en gegeven en
-die [slachtoffer] eten en drinken en kleding gegeven en
-die [slachtoffer] als prostitué laten werken in Dordrecht en Hoek van Holland en Amsterdam, althans (op nog andere plaatsen) in Nederland en
-voor die [slachtoffer] advertenties opgesteld voor en geplaatst op een internetsite en
-voor die [slachtoffer] klanten geregeld met wie zij seksuele handelingen heeft verricht en
-die [slachtoffer] (telkens) naar plaatsen en/of huizen gebracht en/of opgehaald waar zij haar seksuele handelingen met derden heeft verricht en
-die [slachtoffer] gezegd dat zij (een deel van) de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden aan hem en zijn mededader moest afstaan (voor de dekking van de kosten die verdachte, en zijn mededader hadden gemaakt) en
-die [slachtoffer] (telkens) (een deel van) de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, en zijn mededader heeft laten geven/afstaan en
-die [slachtoffer] (telkens) op één dag en/of in één nacht bij meerdere klanten seksuele handelingen laten verrichten.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op basis van hetgeen zij bewezen acht, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte begeleid zal wonen en zich zal laten behandelen bij PsyQ of een soortgelijke instelling.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bij bewezenverklaring verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer]. Verdachte heeft haar op manipulatieve wijze ertoe aangezet om zich te prostitueren door misbruik te maken van het feit dat zij het gevoel had dat zij iets terug moest doen voor de door hem bewezen diensten. Hierbij moest [slachtoffer] (een aanzienlijk deel van) de opbrengsten uit de prostitutie aan verdachte en medeverdachte afstaan. Bij het begaan van dit feit heeft verdachte geen enkel respect getoond voor [slachtoffer] en uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin. Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Bovendien neemt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van een Voorlichtingsrapport van de reclassering van 6 oktober 2011. Ondanks het feit dat verdachte het ten laste gelegde heeft ontkend, heeft de reclassering geadviseerd aan verdachte in geval van schuldigverklaring een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, verplichte woonbegeleiding en een behandeling bij PsyQ, of een soortgelijke instelling, op te leggen, nu verdachte op veel leefgebieden hulp nodig heeft. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 18 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op het bovenstaande en op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de frequentie en intensiteit waarmee verdachte en zijn medeverdachte aangeefster zich in korte tijd lieten prostitueren en dit bevorderden. Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte de gezondheid van aangeefster ernstig in gevaar heeft gebracht door haar zonder condoom seks te laten hebben. Een gedeelte van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Daarbij zal als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact worden opgelegd, ook indien dit inhoudt dat verdachte begeleid zal wonen en zich zal laten behandelen bij PsyQ of een soortgelijke instelling.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting mondeling als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.219, -, bestaande uit materiële schade, te weten: de door verdachte en/of medeverdachten ontvangen verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden, welke zij schat op een totaalbedrag van € 2.000, -, het door verdachte en/of medeverdachten opgebruikte beltegoed van € 19, - en de mobiele telefoon ter waarde van ongeveer € 200, - die zijn heeft moeten afgeven.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie merkt op dat zij zich, gelet op het feit dat het een oude mobiele telefoon betrof, kan voorstellen dat de rechtbank de waarde van de telefoon wellicht met een derde verminderd, te weten tot een bedrag van € 150, -.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, nu hij van mening is dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat de benadeelde partij slechts ontvankelijk zou zijn ten aanzien van de gederfde verdiensten van vijf klanten. Voorts wijst de raadsman erop dat het een oude telefoon was.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de mobiel telefoon en het bijbehorende beltegoed, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien het afnemen van de telefoon en het gebruiken van het beltegoed niet aan verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvoor ook niet wordt veroordeeld.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden, de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering zoveel feitelijke en juridische vragen oproept dat behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 5 (vijf) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoudt dat verdachte begeleid zal wonen en zich zal laten behandelen bij PsyQ of een soortgelijke instelling;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Alwin, voorzitter,
mrs J.J. Peters en R. van Zeijst-Repelaer van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2012.
Mrs L. Alwin en R. van Zeijst-Repelaer van Driel zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
[1] Het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie, dat aan de voorzitter is overgelegd en waarvan de inhoud aan het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 december 2011 zal worden gehecht.
[2] De pleitnotitie van de raadsman van verdachte, die aan de voorzitter is overgelegd en waarvan de inhoud aan het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 december 2011 zal worden gehecht.
[3] Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL 1533/2011132353, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
[4] Proces-verbaal van relaas, d.d. 27 juni 2011, p. 3 en 4; Proces-verbaal van relaas, d.d. 27 juni 2011, p. 3 en 4; proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 juni 2011, p. 31.
[5] Proces-verbaal van verhoor getuige G. [getuige 1], d.d. 23 juni 2011, p. 28 en 29.
[6] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 32-34.
[7] Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], d.d. 25 juni 2011, p. 25.
[8] Proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2011, p. 161.
[9] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 35; proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 20 september 2011, p. 411; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], d.d. 25 juni 2011, p. 25.
[10] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 35; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], d.d. 25 juni 2011, p. 25.
[11] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 36.
[12] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 35-36.
[13] Proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2011, p. 163 en 164.
[14] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 36; proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2011, p. 163.
[15] Proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2011, p. 165.
[16] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 36; proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2011, p. 164-165.
[17] Proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 20 september 2011, p. 416.
[18] Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem altijd [bijnaam E] noemde en dat het dus zou kunnen dat [slachtoffer] ook met [bijnaam D] hem bedoelt. Zie proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 juli 2011, p. 156 en eigen verklaring verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 22 december 2011.
[19] Proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2011, p. 165.
[20] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 juli 2011, p. 291; geschriften, te weten uitdraaien van de twee advertenties op [website], sexwerk gevraagd en aangeboden, actief sinds: 16 jun 11, p. 46 en 47.
[21] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2011, p. 36; geschriften, te weten uitdraaien van de twee advertenties op [website], sexwerk gevraagd en aangeboden, actief sinds: 16 jun 11, p. 46 en 47: Bij de advertenties staat telefoonnummer [telefoonnummer 1].
[22] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 juli 2011, p. 291-292, met bijlagen: De gegevens die behoorden bij het IP-adres [nummer IP-adres] waren van [verdachte], [adres].
[23] Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 16 juli 2011, p. 155-156; eigen verklaring verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 22 december 2011.
[24] Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 16 juli 2011, p. 156; eigen verklaring verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 22 december 2011.
[25] Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 11 augustus 2011, p. 329-330; eigen verklaring verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 22 december 2011.
[26] Proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 20 september 2011, p. 413-415.
[27] Proces-verbaal van uitlezen mobiel toestel, p. 61-63 en bijlagen p. 64-102 (Nokia imeicode [code]).
[28] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 september 2011, p. 422-425.
[29] Proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 20 september 2011, p. 413: Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat als zij bij klanten was zij zowel de Samsung als de Nokia bij zich had.
[30] Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]. Zie proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 september 2011, p. 418: De mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 2] is tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen.
[31] Telefoonnummer [telefoonnummer 3]. Zie proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 11 augustus 2011, p. 331: Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het klopt dat hij met telefoonnummer [telefoonnummer 3] op 9 juli 2011 naar de ANWB heeft gebeld. Eigen verklaring verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 22 december 2011: Verdachte heeft verklaard dat het kan zijn dat zijn telefoon door iemand anders is meegenomen en ermee heeft gebeld en dat iemand anders de sms'jes heeft gestuurd.
[32] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 september 2011, p. 422-425.
[33] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 september 2011, p. 424-425.
[34] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 september 2011, p. 423-424.
[35] Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 september 2011, p. 423-424.
[36] Proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 20 september 2011, p. 413.
[37] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 24 juli 2011, p. 267-268.
[38] Proces-verbaal van uitlezen mobiel toestel, p. 61-63 en bijlagen p. 84 (Nokia imeicode [code]).