ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5755

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11 - 22036
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Medze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asielzaak met inwilligend besluit

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 april 2012 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had op 9 december 2009 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel bij besluit van 18 mei 2011 ingewilligd. Eiseres diende op 31 mei 2011 een bezwaarschrift in, dat door verweerder als beroepschrift aan de rechtbank werd doorgezonden. De openbare behandeling vond plaats op 29 november 2011, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank toetst in beroep het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden en aan de voorschriften van openbare orde. Eiseres verzocht de rechtbank om het schrijven van 31 mei 2011 als bezwaarschrift te beschouwen op grond van artikel 79, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank moest zich eerst buigen over de vraag of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. Volgens artikel 39, eerste lid, van de Vreemdelingenwet dient de vreemdeling schriftelijk op de hoogte te worden gesteld indien de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel wordt afgewezen. In dit geval was er echter sprake van een inwilligend besluit, waardoor de voornemenprocedure niet van toepassing was.

De rechtbank concludeert dat er geen grond is om van het geschil kennis te nemen, aangezien er eerst bezwaar gemaakt moet worden tegen het inwilligende besluit van 18 mei 2011. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en er zijn geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 11 / 22036
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 20 april 2012
in de zaak van:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Eritrese nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voorheen de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. C. Brand, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 9 december 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 18 mei 2011 ingewilligd. Eiseres heeft hiertegen op 31 mei 2011 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft deze brief aan de rechtbank doorgezonden als beroepschrift.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 29 november 2011. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met afbericht, niet in persoon verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Eiseres heeft verweerder allereerst verzocht het schrijven van 31 mei 2011 aan te merken als bezwaarschrift op grond van artikel 79, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank ziet zich dus allereerst gesteld voor de vraag of zij bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
2.3 Ingevolge artikel 39, eerste lid, Vw wordt de vreemdeling in het geval verweerder voornemens is de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen, onder opgave van redenen, schriftelijk mededeling gedaan.
2.4 Ingevolge artikel 79, eerste lid, Vw is Afdeling 3 Vw (rechtsmiddelen asiel) slechts van toepassing indien beroep wordt ingesteld omtrent een verblijfsvergunning asiel, of tegen een besluit omtrent tijdelijke bescherming of toepassing van artikel 45, vierde lid, Vw, indien de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het voornemen van dat besluit te geven.
2.5 In onderhavig geval, waarbij sprake is van een inwilligend besluit, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 39, eerste lid, Vw, geen schriftelijk voornemen uitgebracht en wordt de vreemdeling, gezien het bepaalde in artikel 79, eerste lid, Vw, derhalve niet in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.
2.6 Nu de voornemenprocedure in onderhavig geval niet van toepassing is, zal eerst bezwaar dienen te worden gemaakt tegen het inwilligende besluit van 18 mei 2011. De rechtbank vat het als beroepschrift inkomen schrijven van 31 mei 2011, gericht tegen het besluit van verweerder van 18 mei 2011, op als een bezwaarschrift en zal dit schrijven met toepassing van artikel 6:15 Awb doorzenden aan verweerder.
2.7 Op grond van het voorgaande acht de rechtbank zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen.
2.8 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Medze, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2012.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.