ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5494
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen griffierecht in civiele procedure
In deze zaak hebben verzoekers, aangeduid als [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], op 29 november 2011 een verzoekschrift ingediend tegen het door de griffier in rekening gebrachte griffierecht van € 1.400,--. Dit griffierecht was vastgesteld op het moment dat [verzoeker sub 1] was gedagvaard, maar er was geen afschrift van een toevoegingsaanvraag overgelegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 maart 2012, waarbij [verzoeker sub 2] namens de verzoekers en mr. A.M. van der Wal-de Zoeten namens de griffier aanwezig waren.
De verzoekers stelden dat [verzoeker sub 1] recht had op een verlaging van het griffierecht naar het tarief voor onvermogenden, omdat er een toevoeging was aangevraagd. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigden. De griffier had terecht het griffierecht van € 1.400,-- in rekening gebracht, aangezien er op het moment van heffing geen afschrift van de toevoeging of de aanvraag was overgelegd.
De rechtbank concludeerde dat de verzoekers niet tijdig de benodigde documenten hadden ingediend en dat de omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg waren om een beroep op de hardheidsclausule te rechtvaardigen. De beslissing van de rechtbank was dat het verzet ongegrond werd verklaard, en de griffier bleef bij de vastgestelde kosten. De beschikking werd gegeven door mr. R.J. Paris en openbaar uitgesproken op 19 april 2012.