ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5341

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-753629-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij in kas te Roelofarendsveen met grote hoeveelheden hennepplanten en stekken

Op 9 mei 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met mededaders een hennepkwekerij had opgezet in een kas te Roelofarendsveen. De hennepkwekerij werd op 13 augustus 2011 ontdekt door de politie, na een anonieme melding. Bij de doorzoeking werden enorme hoeveelheden hennepstekken en -planten aangetroffen, wat duidde op een professionele opzet en de intentie om de hennep te verhandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de hennepteelt en dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De verdachte had verklaard dat hij als loopjongen werkte en dat hij regelmatig spullen vervoerde. De rechtbank vond dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en dat de strafbaarheid van de feiten niet uitgesloten kon worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de grote hoeveelheden hennep die waren aangetroffen, een aanzienlijke straf rechtvaardigden. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/753629-11
Datum uitspraak: 9 mei 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 2],
geboren te [plaats] ([land]) op [datum] 1973,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Midden Holland - De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 november 2011, 7 februari 2012 en 25 april 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2010 tot en met 13 augustus 2011 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een grote hoeveelheid hennepplanten en/of hennepstekjes
en/of
op 13 augustus 2011 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 145.400 hennepstekjes en/of 5830 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bepleit en zich daarbij gebaseerd op drie pijlers:
1. Contra-expertise op de in beslag genomen hennep is onmogelijk gemaakt doordat de hennep is vernietigd;
2. De aangehouden knipsters zijn weggestuurd door de politie, zonder dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld hen te horen en zonder achterlating van duidelijke adresgegevens waardoor oproeping voor verhoor in een later stadium onmogelijk is geworden;
3. Justitie heeft nagelaten behoorlijk onderzoek te doen naar een aantal personen dat met naam genoemd wordt in het dossier als 'de grote bazen', te weten [B], [C]en [D].
Deze drie pijlers afzonderlijk, en in samenhang met elkaar, hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een goede procesorde waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad, hetgeen dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de door de raadsman aangevoerde gronden voor niet-ontvankelijkheid op de navolgende standpunten gesteld.
1. De hennep is vernietigd, maar er is niet voldaan aan het Zwolsman-criterium, te weten dat er doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling is tekortgedaan;
2. De knipsters zijn naar huis gestuurd nadat zij uitgebreid zijn bevraagd over waar zij te bereiken zijn. Er is nog een zoekslag gedaan in de politiesystemen om hen te kunnen achterhalen, maar zonder resultaat. De politie heeft voldoende gedaan om de knipsters te vinden. Verdachte is niet willens en wetens in zijn belangen geschaad zodat geen sprake kan zijn van niet-ontvankelijkheid;
3. Er is onderzoek gedaan naar de verdachten die ter plaatse werden aangetroffen. Wellicht hadden de 'grote bazen' iets kunnen verklaren over de rol van verdachte bij de kwekerij, maar er is voor gekozen hier geen verder onderzoek naar te doen. De beslissing daarover is aan het openbaar ministerie. Ook dit kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat hij een beroep doet op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie op grond van art. 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv.).
In het "Zwolsman-arrest" (Hoge Raad 19-12-1995, NJ 1996, 249) heeft de Hoge Raad als maatstaf gegeven dat een zo vergaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie slechts kan volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de derde grond dat de keuze om bepaalde feiten te onderzoeken en de beslissing tot vervolging of niet-vervolging van personen aan het openbaar ministerie zijn, dat zich daarbij kan laten leiden door het opportuniteitsbeginsel. Wat er voorts ook zij van (de gevolgen van de onder 1 en 2 aangevoerde gronden voor) de bewijsbaarheid van het tenlastegelegde, de rechtbank is van oordeel dat uit het dossier noch anderszins is gebleken dat sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling is tekort gedaan. Dat geldt voor alle gronden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien.
De officier van justitie is ontvankelijk in de strafvervolging.
4. Bewijsoverwegingen1
4.1 Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Naar aanleiding van een anonieme melding op 12 augustus 2011 werd het perceel [adres] te Roelofarendsveen op 13 augustus 2011 door de politie kort onder observatie gehouden. Om 06.10 uur werd een witte Fiat Ducato met kenteken [nummer] waargenomen die de oprit opreed. Hier stapten enkele personen uit die de kas binnen gingen. Om 09.58 uur kwam een Fiat Scudo met kenteken [nummer] aanrijden en die parkeerde daar ook.2
Op 13 augustus 2011 vond een doorzoeking van de kas op dat perceel plaats.
In het achterste gedeelte waren zeven Bulgaarse vrouwen aanwezig die daar aan het werk waren. Bij de entree van de peperkwekerij bleek verdachte [verdachte 3] (hierna: [verdachte 3]) zich te hebben verstopt. Hij was in het bezit van de sleutels van Fiat Ducato met kenteken [nummer].3 In het schuurtje naast de kas werd enige minuten later verdachte [verdachte 2] (hierna: [verdachte 2]) aangetroffen die zich had verstopt achter een houten plank.4 [verdachte 2] had een geldbedrag van € 1.500,- in zijn zakken. Het schuurtje stond op een afstand van ongeveer tien meter van de witte Fiat met kenteken [nummer]. In deze Fiat werden diverse dichtgetapete kartonnen dozen met stekjes aangetroffen, alsook een geldbedrag van € 4.990,- in een vakje boven het stuur.5
Buiten werd, omstreeks 10.40 uur, waargenomen dat een Fiat Ducato, met kenteken [nummer], kwam aanrijden, op de oprit stopte en ogenblikkelijk achteruit reed. Bij controle bleek het kenteken toe te behoren aan een bedrijf in Tiel net als de andere twee busjes. De Fiat Ducato werd enige minuten later waargenomen op de A4 en de bestuurder, verdachte [verdachte 1] (hierna: [verdachte 1]), werd aangehouden. Tijdens zijn fouillering werd een bedrag van 605,- euro contant bij hem aangetroffen en vijf mobiele telefoons.6
Op het perceel werden in drie achter elkaar liggende kassen hennepstekken en planten aangetroffen.
In het bestelbusje met kenteken [nummer] bevonden zich twaalf dozen met stekken. Per doos zat één bak van 84 stekken. Het totaal aantal stekken bedroeg 1008 stuks. Op het gangpad in de eerste kas stonden ook nog 19 dozen klaar met daarin stekken. Het totaal aantal stekken in deze dozen bedroeg 1.596.
Alles bij elkaar werden de navolgende hoeveelheden aangetroffen:
- 145.400 hennepstekken;
- 1.730 kleine hennepplanten op pot (ongeveer 40 cm hoog);
- 4.100 grote hennepplanten (tot 190 cm hoog).7
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen verklaard dat verdachte het onder het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de periode dient te worden beperkt tot 1 februari 2011 tot en met 13 augustus 2011.
Ook het onder het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
4.3 Het standpunt van de verdediging
4.3.1 Bewijsuitsluiting
De processen-verbaal in verband met de hennep
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld of de inbeslaggenomen en vernietigde planten vrouwelijke of mannelijke hennepplanten betreffen, noch wat de hoogte van het THC-gehalte van de planten is geweest, zodat niet kan worden vastgesteld of er sprake is van strafbare hennep. Nu de planten zijn vernietigd en de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad een contra-expertise te doen, dienen de processen-verbaal die zijn opgemaakt met betrekking tot de hennep, van het bewijs te worden uitgesloten.
De fotoconfrontatie met [getuige 2]en een foto van verdachte [verdachte 2]
Ook de herkenning van verdachte als een persoon genaamd '[B]' door getuige [getuige 2]moet worden uitgesloten van het bewijs omdat zij eerst is verhoord, zij daarbij geen signalement van de verdachte heeft opgegeven, maar aan haar vervolgens wél een aantal foto's is getoond van personen. De confrontatie heeft niet volgens de regels plaatsgevonden en de uitkomst daarvan dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs.
De verklaringen van verdachte bij de politie
Voorts dienen de eigen verklaringen van verdachte bij de politie van het bewijs te worden uitgesloten. Verdachte heeft tijdens het verhoor meermalen aangegeven dat hij zijn advocaat wilde spreken voordat hij een verklaring wilde afleggen. Desondanks heeft de politie het verhoor voortgezet. Nu er een schending van het recht op een advocaat heeft plaatsgevonden, dienen de verklaringen van verdachte te worden uitgesloten van het bewijs.
4.3.2 De betrokkenheid van verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij het telen van hennep noch zijn bewustheid van de aanwezigheid van de hennep bewezen kan worden.
4.3.3 De periode
Meest subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de periode dient te worden beperkt tot enkele weken voor 13 augustus 2011.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging
4.4.1 Is er sprake van hennep in de zin van de Opiumwet?
De vraag die de rechtbank vooreerst dient te beantwoorden is de vraag of de aangetroffen hennepplanten en stekken hennep betreffen als bedoeld in de Opiumwet.
Onder hennep in de zin van lijst II van de Opiumwet wordt verstaan elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep) waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De hoogte van het THC-gehalte is niet van belang.8
Het begrip hennep heeft bovendien betrekking op de gehele hennepplant, ongeacht of de plant werkzame bestanddelen bevat.9 Een onderscheid naar geslacht wordt in de Opiumwet of op lijst II evenmin gemaakt. Hennepstekjes vallen ook onder het begrip hennep.
Bewijsuitsluiting in de zin van art. 359a Sv kan volgens de Hoge Raad alleen aan de orde komen indien het bewijsmateriaal als rechtstreeks resultaat van het vormverzuim bij de opsporingshandelingen is verkregen.
De doorzoeking van de kas alsmede de inbeslagneming van de hennepplanten heeft op rechtmatige wijze plaatsgevonden. Dit is ook overigens niet door de verdediging betwist. Ook bij het door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] opstellen van de processen-verbaal is geen sprake geweest van vormverzuimen.
Nu er geen vormverzuimen hebben plaatsgevonden bij deze opsporingshandelingen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de resultaten daarvan uit te sluiten van het bewijs.
Uit het dossier blijkt dat verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent Basis Recherche Eenheid, Politie Hollands Midden, de in het pand aan de [adres] te Roelofarendsveen aangetroffen hennepplanten aan de vorm, kleur en typische geur als middelen voorkomend op lijst II van de Opiumwet heeft herkend. Hij heeft gerelateerd dat hij al tien jaar werkzaam is in de Basis Politiezorg en bij meerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen betrokken is geweest en daarom bekend met de kenmerken van hennepplanten.10
Ook verbalisanten [2] en [3] hebben de planten en stekken als zijnde hennep herkend. Zij hebben gerelateerd dat zij al jaren omgaan en werken met de problematiek omtrent verdovende middelen, waaronder (aantreffen van) hennepkwekerijen. Derhalve hebben zij een dusdanige ervaring en expertise opgedaan, dat kon worden vastgesteld dat het hier een hennepkwekerij/stekkerij betrof.11
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de deskundigheid van voornoemde verbalisanten op dit gebied, noch ziet zij enige andere aanleiding om deze ambtsedige processen-verbaal uit te sluiten van het bewijs. Dat de door de verdediging beoogde contra-expertise, waarop geen algemeen recht bestaat, niet heeft kunnen plaatsvinden, doet aan het voorgaande niet af.
Op basis van hetgeen onder 4.1. alsmede hetgeen hierboven is weergegeven is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de op 13 augustus 2011 in de kwekerij aan de [adres] te Roelofarendsveen aangetroffen planten en stekjes, hennepplanten en hennepstekjes als bedoeld op lijst II van de Opiumwet betreffen.
4.4.2 Was verdachte betrokken bij de hennepkwekerij?
Vooreerst stelt de rechtbank vast dat verdachte op 13 augustus 2012 in een schuurtje op het terrein van voornoemde kwekerij werd aangetroffen waar hij zich had verstopt achter een houten plank.12
De verklaringen van getuige [getuige 2].
[getuige 2]heeft verklaard dat ze soms ook contact met een soort voorman, die zij kende onder de naam '[B]'.13
Zij heeft de persoon die zij [B] noemt in de eerste maanden één keer in de twee, drie weken in de kas aan het werk gezien. Dat was rond november/december 2010 tot en met januari 2011. Daarna zag zij hem minder vaak. Eind januari stond de kas vrijwel leeg. Er stonden nergens planten. Zij heeft [B] in elk gedeelte van de kas gezien. Na de beginperiode heeft zij [B] niet meer in de kassen gezien, maar wel in de schuur of in de kantine. Ze heeft een keer gezien dat [B] alleen wegreed met een busje en een keer dat hij wegreed met een aantal dames in een busje.14
De fotoconfrontatie van getuige [getuige 2]met de foto van verdachte [verdachte 2]
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de fotoconfrontatie van getuige met de foto van verdachte niet voor het bewijs kan worden gebruikt overweegt de rechtbank het volgende.
[getuige 2]heeft in haar verklaring bij de politie ook gesproken over een persoon die zij [B] noemde en met wie zij contact had gehad. Door de politie zijn er vervolgens vier of vijf foto's aan haar getoond waarbij aan haar werd gevraagd of zij daar mensen op herkende. Op die foto's herkende zij de foto van verdachte als de persoon die zij in haar verklaring [B] had genoemd.15 Er was, nu de getuige werd gevraagd of zij een persoon die zij reeds kende op één van de foto's herkende, in zijn aard sprake van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Voor de enkelvoudige fotoconfrontatie gelden geen specifieke procedureregels.
Een dergelijke fotoconfrontatie, die met een zekere behoedzaamheid moet worden gebruikt, moet uiteraard voldoen aan de regels van een eerlijke en zorgvuldige procedure, waarbij hier te denken is aan het achterwege blijven van enige sturing van de aangever en getuigen door de politie. Dat daaraan niet is voldaan, is niet gebleken en evenmin kan worden gezegd dat het resultaat van die confrontatie onbetrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de confrontatie is gebruikt (verificatie van naam bij gezicht volgens getuige). Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen en de herkenning van [verdachte 2] als een persoon die [getuige 2]kent als [B] zal door de rechtbank voor het bewijs worden gebruikt.
De verklaringen van getuige [getuige 3]
Ook de dochter van [getuige 2], [getuige 3], die woonachtig is op het terrein van het kassencomplex, heeft verklaringen afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris. Zij heeft het volgende verklaard.
Als aanspreekpunten kent zij [verdachte 1] en [B]. De persoon die aan haar wordt getoond op foto 1 herkent zij als [B] (=[verdachte 2]), de man op foto 2 herkent zij als […] (=[verdachte 3]) en man op foto 3 als [verdachte 1] (=[verdachte 1]). Ze zag [B] en [verdachte 1] meer dan de helft van de week. Ze zag [B] en [verdachte 1] vanaf het begin van de huurperiode, oktober/november 2010. [verdachte 3] zag ze pas de laatste week. 16
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3]verklaard dat zij niet wist wat voor werkzaamheden [B] deed. Hij was altijd aanwezig in werkkleding met rubberen laarzen aan. Zij zag hem doordeweeks vóór en na haar werk en ook wel eens in het weekend. Ze heeft [B] één keer, in maart/april 2011, in de bus gezien.
In de winter van 2010-2011 kwam [verdachte 1] omdat er een storing was met de klimaatbeheersing, die was gekoppeld aan zijn telefoon. [verdachte 1] was het aanspreekpunt.
Ze heeft [verdachte 3] ook een keer in de bus gezien, toen hij de heg inreed. Er stapten toen vijf vrouwen in. Er kwam elke dag een bus, die werd dan binnen gezet.17
De verklaring van getuige [getuige 4]
De getuige is makelaar/taxateur bij [X] Vastgoed B.V. en was betrokken bij de verhuur van het bedrijf aan de [adres] te Roelofarendsveen. Hij heeft verklaard dat [verdachte 1] optrad als bemiddelaar voor [A] en dat [verdachte 1] het bedrijf heeft bezocht samen met een man die slecht Nederlands sprak en [B] heette.18
De verklaring van [A]
[A], de officiële huurder van de kas, heeft verklaringen afgelegd waaruit het volgende naar voren komt.
Hij heeft een lease-contract voor [verdachte 1] ondertekend. Hij wilde dat het bedrijf bij de Kamer van Koophandel op [A]s adres geregistreerd zou worden. [verdachte 1] zou hem helpen aan een baan. De kas zou dan zes maanden op naam van [A] staan en daarna zou alles veranderen. [A] is een keer bij de kas geweest, toen was er nog een andere man die zei dat hij [B] heette. [B] zou daar werken, want die had ervaring.19
De persoon op foto 3 (=[verdachte 1]) wordt door [A] herkend als [verdachte 1]. De persoon op foto 1 (=[verdachte 2]) doet hem denken aan een persoon die hij kort gezien heeft, maar hij weet het niet zeker.20
De verklaring van verdachte [verdachte 3]
Medeverdachte [verdachte 3] heeft op 14 augustus 2011 verklaard dat hij de echte chauffeur zou vervangen. Die maandag (de rechtbank leest: 8 augustus 2011) werd de sleutel naar hem gebracht. Daarna heeft hij het busje opgehaald.21
Die maandag heeft hij de auto opgehaald bij de Hoefkade en heeft hij nog zeven dames opgehaald op verschillende locaties in Den Haag. Gedurende dag heeft hij onderhoudswerkzaamheden verricht en om 17.00 uur heeft hij de personen weer afgezet op de plekken waar hij ze had opgehaald. Ditzelfde heeft hij gedaan op woensdag, donderdag en vrijdag.22
De verklaringen van verdachte bij de politie
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van verdachte van het bewijs dient te worden uitgesloten omdat hij meermalen heeft verzocht om zijn raadsman te mogen raadplegen, maar de politie desondanks doorging met het verhoor. Dit is in strijd met de jurisprudentie van het EHRM, waarin is bepaald dat een verdachte recht heeft op 'access to a lawyer'.
In de zaak 'Salduz' oordeelde het EHRM 'that there has been a violation of Article 6 3 (c) of the Convention in conjunction with Article 6 1, on account of the lack of legal assistance to the applicant while he was in police custody'. De Hoge Raad leidt uit de rechtspraak van het EHRM af dat een verdachte, die door de politie is aangehouden, aan artikel 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen. Rechtsbijstand die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Het vorenoverwogene brengt mee dat de aangehouden verdachte voor de aanvang van het eerste verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Behoudens het geval dat hij uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen als door het EHRM bedoeld, zal hem binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dat recht te verwezenlijken.
Tot op heden heeft de Hoge Raad in de arresten van het EHRM in de zaken Pishchalnikov en Brusco geen aanleiding gezien voor bijstelling van zijn jurisprudentie inzake de aanspraak van een aangehouden verdachte op rechtsbijstand tijdens het verhoor. Ook kan het onder die jurisprudentie niet zo zijn dat een verdachte het ordelijk verloop van zijn verhoor kan verstoren of zelfs het gehele verhoor kan frustreren door telkens met recht te kunnen eisen dat het verhoor wordt gestaakt om met een advocaat te overleggen.
De rechtbank ziet geen grond af te wijken van het oordeel van de Hoge Raad.
Uit het dossier betreffende verdachte blijkt het navolgende:
- Bij zijn aanhouding is aan verdachte medegedeeld dat hij recht heeft op de consultatie van een advocaat en verdachte heeft verklaard een toegewezen raadsman te willen consulteren;23
- Bij zijn voorgeleiding is verdachte opnieuw op dit recht gewezen, hij heeft vervolgens verklaard dat hem duidelijk was dat hij in verzekering wordt gesteld en dat hij eerst een advocaat wil spreken;24
- Bij zijn eerste verhoor heeft verdachte verklaard dat hij op 13 augustus 2011 zijn gekozen advocaat had gesproken.25
Uit het bovenstaande blijkt dat aan verdachte de gelegenheid is geboden om een advocaat te consulteren en dat hij dit ook heeft gedaan.
De rechtbank is op basis van het bovenstaande van oordeel dat er geen schending van enige wets- of verdragsbepaling heeft plaatsgevonden en dat de verklaring van verdachte wel voor het bewijs kan worden gebruikt. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet alles wil vertellen omdat er mensen zijn waar hij bang voor is. Hij heeft voorts verklaard dat hij de loopjongen was, dat hij spullen bracht en ophaalde. Hij verdiende hier minimaal 300 euro per week mee, soms 600 en soms 700. Hij bracht dozen weg naar parkeerplaatsen en gaf die dan over. Over de dozen die in zijn busje zijn aangetroffen wil hij niets verklaren. Degene die het zaaien en oogsten organiseert heeft de touwtjes in handen.26
De conclusie van de rechtbank
Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de volgende conclusies - als overtuigend bewezen - kunnen worden getrokken.
- Verdachte was vanaf het begin van de huurperiode van de kas regelmatig aanwezig op het terrein van de kas en hij droeg daarbij werkkleding;
- Verdachte reed in een busje waarin een aantal dames werd vervoerd, hij vervoerde spullen en dozen en verdiende daar geld mee;
- Verdachte heeft verklaard dat anderen het zaaien en oogsten organiseerden en dat hij de loopjongen was.
Dat verdachte zich mogelijk alleen met de peperteelt bezig zou hebben gehouden, zoals door de raadsman werd opgemerkt, is niet aannemelijk geworden en is ook overigens door verdachte niet verklaard.
De rechtbank trekt de conclusie dat gelet op zijn regelmatige aanwezigheid in werkkleding in en bij de kas waarvan een zeer groot deel was ingericht voor de hennepteelt alsmede het feit dat [verdachte 2] spullen en knipsters vervoerde, er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met anderen in het bedrijven van de hennepkwekerij zodat het tenlastegelegde medeplegen van het telen van hennep kan worden bewezen verklaard.
4.4.3 De periode van hennepteelt
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode van de hennepteelt overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de verklaring van [getuige 2]bij de rechter-commissaris blijkt dat de kas eind januari 2011 vrijwel leeg was. Er stonden nergens planten. De grond was bewerkt, het grondzeil en de leidingen waren verwijderd of de leidingen waren opgehangen.27
De rechtbank concludeert op basis van deze verklaring dat de hennepteelt op zijn vroegst zijn aanvang kan hebben genomen op 1 februari 2011. De in werking zijnde hennepkwekerij werd op 13 augustus 2011 door de politie aangetroffen, zodat met de teelt in de periode gelegen tussen 1 februari 2011 en 13 augustus 2011 een begin moet zijn gemaakt. Nu niet nader kan worden vastgesteld wanneer de teelt daadwerkelijk een aanvang heeft genomen, maar die aanvang wel gelegen is in de periode tussen 1 februari 2011 tot 13 augustus 2011 zal het telen in - als in binnen -die periode bewezen worden verklaard.
4.4.4 Beroep of bedrijf
In de kas werden hennepplanten aangetroffen van verschillende grootte, in totaal ongeveer 145.400 hennepstekken, 1.730 hennepplanten op pot van ongeveer 40 cm hoog en 4.100 grote hennepplanten van ongeveer 190 cm hoog. De planten stonden in rijen opgesteld en er werden stekbakken met daarin nog resten aangetroffen, dozen waarin de hennep vervoerd kon worden en werden er dozen met wietstekjes aangetroffen die klaar stonden om te worden vervoerd. Voorts werden (Bulgaarse) vrouwen ingezet voor het knippen en stekken van de hennepplantjes. Het kassencomplex werd gehuurd in naam van een bedrijf, [bedrijf].
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
4.5 Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief
De rechtbank is van oordeel dat op basis voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat ook het onder het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit kan worden bewezen verklaard.
4.6 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 1 februari 2011 tot en met 13 augustus 2011 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging
met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een grote hoeveelheid hennepplanten en hennepstekjes
en
op 13 augustus 2011 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en
in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 145.400 hennepstekjes en 5830 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte ter zake het onder eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht, dient te worden opgelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte wat betreft de bepaling van de strafmaat gelijk moet worden gesteld met knippers. Hij was niet de grote baas en hij was vervangbaar. Voorts heeft de raadsman betoogd dat er weliswaar sprake was van een grote kwekerij, maar dat het voornamelijk stekjes betrof. Tenslotte heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de korte periode die bewezen kan worden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders in een kas aan de [adres] te Roelofarendsveen in de periode tussen 1 februari 2011 en 13 augustus 2011 een hennepkwekerij opgezet en in bedrijf gehad. Bij het aantreffen van de professioneel opgezette hennepkwekerij, welke verscholen lag achter een deel van de kas waar pepers werden gekweekt, werden buitengewoon grote hoeveelheden hennepstekken en hennepplanten van verschillende grootte aangetroffen. Gelet op de enorme hoeveelheden hennepplanten en stekken, de ingepakte dozen met stekjes die in de kas en in een aangetroffen auto zijn aangetroffen, moet deze hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee de verdere verspreiding. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat dergelijke (illegale) handel - waaraan het bewezen geachte 'aanwezig hebben' moet worden gerelateerd - de samenleving ook onveiliger maakt door de criminaliteit die daardoor wordt gegenereerd. Het kweken van stekjes is de eerste en daarmee een zeer belangrijke stap in de gehele hennepteeltketen. De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders daarnaast zwaar aan dat zij zich kennelijk alleen hebben laten leiden door hun eigen hang naar financieel gewin.
Bij bepaling van de strafmaat let de rechtbank met name op de hoeveelheid aangetroffen planten en stekjes. Zij zal zich in mindere mate baseren op de periode van de teelt nu deze niet precies vastgesteld kan worden, anders dan dat die in de periode van 1 februari 2011 tot 13 augustus 2011 heeft plaatsgevonden en een aantal weken tot maximaal enkele maanden heeft geduurd. Voorts zal de rechtbank acht slaan op de bepaling over de eendaadse samenloop, gelet op de verhouding tussen het als eerste en als tweede cumulatief bewezenverklaarde.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de rol van verdachte ten opzichte van [verdachte 1] op het organisatorische vlak kleiner lijkt te zijn geweest. Verdachte was echter weer meer dan [verdachte 1] de man van de uitvoering in de hennepkwekerij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit naar voren komt dat hij op 28 september 2009 is veroordeeld in verband met de Opiumwet. Hoewel verdachte tegen dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld en de rechtbank hiermee als zodanig geen rekening kan houden bij de strafmaat, overweegt de rechtbank wel dat verdachte door een eerder onderzoek en strafzaak tegen hem in het kader van de Opiumwet als gewaarschuwd mens kan worden beschouwd met betrekking tot dit soort feiten. Dat klemt temeer nu uit het uittreksel justitiële documentatie tevens blijkt dat verdachte op 7 mei 2009 een transactie van € 2250,00 heeft betaald terzake hennepteelt.
Gelet op wat in soortgelijke zaken pleegt te worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een aanzienlijke vrijheidsstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
8. De inbeslaggenomen voorwerpen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 en 2 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van eerste cumulatief en tweede cumulatief:
eendaadse samenloop van
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1. telefoontoestel, kleur zwart/grijs, NOKIA;
2. telefoontoestel, kleur blauw/zwart, NOKIA.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mrs. G.H.M. Smelt en P.C.T. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2012.
Mr. P.C.T. van Dam is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een dossier bevattende het onderzoek genaamd '161DRAAD', met bijlagen van de politie Hollands Midden, bestaande uit verschillende dossiers.
2 Proces-verbaal van bevindingen, Zaaksdossier, p. 72
3 Proces-verbaal van bevindingen, Zaaksdossier, p. 81
4 Proces-verbaal van bevindingen, Zaaksdossier, p. 79
5 Proces-verbaal bevindingen, Zaaksdossier, p. 138
6 Proces-verbaal van aanhouding, p. 405-406
7 Proces-verbaal van bevindingen, Zaaksdossier, p. 141, Proces-verbaal, Algemeen dossier, Locatiedossier, Locatie A: [adres] Roelofarendsveen, p. 5 en Proces-verbaal bevindingen hoeveelheid hennepplanten, Zaaksdossier, p. 73-76
8 HR 2 maart 2010, LJN BK4154
9 HR 31 mei 1994, NJ 1994, 674
10 Proces-verbaal van bevindingen hennepplanten, Zaaksdossier, p. 88
11 Proces-verbaal van bevindingen, Zaaksdossier, p. 141-142 en Proces-verbaal van bevindingen, Aanvullend Zaaksdossier, p. 468-469
12 Proces-verbaal van bevindingen, Zaaksdossier, p. 79
13 Proces-verbaal verhoor getuige ([getuige 2]), Persoonsdossier Getuigen, p. 6-10 (met bijlagen)
14 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 30 januari 2012.
15 Proces-verbaal verhoor getuige ([getuige 2]), Persoonsdossier Getuigen, p. 6-10 (met bijlagen), Fotomap, Zaaksdossier, p. 246-250
16 Proces-verbaal verhoor getuige ([getuige 3]), Persoonsdossier Getuigen, p. 3-5 em Fotomap, Zaaksdossier, p. 246-250
17 Proces-verbaal verhoor getuige ([getuige 3]) bij de rechter-commissaris op 31 januari 2012
18 Proces-verbaal verhoor getuige ([getuige 4]), Persoonsdossier Getuigen (met bijlagen), p. 53-55
19 Proces-verbaal verhoor getuige [A] bij de rechter-commissaris op 30 januari 2012
20 Proces-verbaal verhoor verdachte, Persoonsdossier [A], p. 37
21 Proces-verbaal verhoor verdachte, Persoonsdossier verdachte [verdachte 3], p. 13-16
22 Proces-verbaal verhoor verdachte, Persoonsdossier verdachte [verdachte 3], p. 17-22
23 Proces-verbaal van aanhouding ( [verdachte 2]), Persoonsdossier verdachte [verdachte 2], p. 5-6
24 Proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. inverzekeringstelling, Persoonsdossier verdachte [verdachte 2], p. 7-8
25 Proces-verbaal verhoor verdachte, Persoonsdossier verdachte [verdachte 2], p. 13
26 Proces-verbaal verhoor verdachte, Persoonsdossier verdachte [verdachte 2], p. 15-20
27 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2]bij de rechter-commissaris op 30 januari 2012, punt 11