ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4642

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754004-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende vrijheidsberoving in kelderbox

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die bijgestaan werd door haar raadsman mr. H. Weisfelt, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 april 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het wederrechtelijk vrijheidsberoven van aangeefster [X] in de periode van 2 tot en met 4 oktober 2011. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. Aangeefster [X] verklaarde dat zij aanvankelijk vrijwillig in de kelderbox van medeverdachte B verbleef, maar dat dit op een gegeven moment onvrijwillig werd. Haar verklaringen waren echter inconsistent en bevatten tal van tegenstrijdigheden over de omstandigheden van haar verblijf in de kelderbox. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van [X] niet eenduidig zijn en dat er geen ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig is. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de verdachte en de medeverdachten [X] daadwerkelijk wederrechtelijk hebben vastgehouden. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij het feit heeft begaan. Het vonnis is ondertekend door de rechters A.J. Milius, H. Dragtsma en M.W. Groenendijk, en uitgesproken in de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/754004-12
Datum uitspraak: 27 april 2012
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte C],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 april 2012.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. H. Weisfelt, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. D.J. Laman heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks 2 oktober 2011 tot en met 4 oktober 2011 te Den Haag
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[X] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft (hebben) zij verdachte en/of een of meer van haar
mededader(s) met dat opzet die [X] opgesloten in een kelderbox;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Aangeefster [X] is op 2 oktober 2011 in Den Haag gearriveerd en kon desgevraagd onderdak krijgen in de kelderbox van [medeverdachte B]. [X] heeft verklaard dat haar verblijf in de kelderbox aanvankelijk vrijwillig was, doch dat dit verblijf op een gegeven moment onvrijwillig werd. [X] heeft tevens verklaard dat de verdachte samen met haar in de kelderbox was opgesloten en dat verdachte het alleen moeilijk had als de hele deur op slot werd gedraaid. In een latere verklaring uit [X] het vermoeden dat verdachte bij haar was opgesloten om haar in de gaten te houden.
Overwogen wordt dat de verklaringen van [X] tal van tegenstrijdigheden bevatten over het moment waarop en onder welke omstandigheden haar verblijf in de kelderbox het karakter van wederrechterlijke vrijheidsberoving zou hebben gekregen. Ook verklaart aangeefster niet eenduidig over het aantal dagen dat de vrijheidsberoving zou hebben geduurd. In de ene verklaring verklaart [X] dat zij de eerste 3 à 4 dagen vrijwillig in de kelderbox is verbleven, in een andere verklaring stelt zij dat zij van af het eerste moment is opgesloten in de kelderbox (blz 223) en dat zij na drie dagen de deur heeft opengetrapt. In weer een andere verklaring (blz 15) verklaart [X] dat het opsluiten na de derde dag gebeurde en dat zij de kelderdeur heeft opengebroken met een schroevendraaier. Ook de verklaringen over wie de sleutel in zijn bezit had zijn niet eenduidig. Zo heeft [X] bij de RC op 13 april 2012 verklaard dat [medeverdachte B] de sleutel van de kelderbox had en haar samen met [verdachte] had opgesloten, bij de RC op 27 maart 2012 had zij juist verklaard dat [medeverdachte A] de enige met een sleutel was.
Gelet op deze tegenstrijdigheden, en nu zich ook overigens geen ondersteunend bewijs in het dossier bevindt, is de rechtbank van oordeel dat niet is vast te stellen of aangeefster gedurende de ten laste gelegde periode van 2 tot en met 4 oktober 2011tegen haar wil, derhalve wederrechtelijk, door de verdachte en de medeverdachten in de kelderbox is vastgehouden. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. H. Dragtsma, kinderrechter,
en mr. M.W. Groenendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. d'Arnaud Gerkens, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 april 2012.
Mr. H. Dragtsma is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.