zaaknummer: AWB 08/8626 MAW, AWB 11/327 MAW en AWB 11/328 MAW
uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 18 april 2012 in de zaken tussen
[eiseres], te [plaats],
(gemachtigde: mr. S.M.M. Teklenburg),
de minister van Defensie (voorheen: de staatssecretaris van Defensie), verweerder
(gemachtigde: mr. A.E.P. van Zandbergen).
Procesverloop
Eiseres heeft bij brief van 1 december 2008 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 oktober 2008 (AWB 08/8626 MAW).
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 23 september 2010 ter zitting van de meervoudige kamer, waarin zitting hebben mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, mr. C.C. de Rijke-Maas, rechters, en M.P. Celie, militair lid, behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S.M.M. Teklenburg als haar raadsvrouwe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting met toepassing van artikel 8:64 van de Awb geschorst. Gebleken is dat verweerder nog een besluit diende te nemen op het bezwaar van eiseres van 19 februari 2003 tegen het besluit van 7 februari 2003, waarbij is beoordeeld of de bij brief van 23 oktober 2002 ingediende schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft partijen opgedragen nader overleg te voeren over de vaststelling van de omvang van de schade en het daarmee samenhangende bezwaar tegen het besluit van 7 februari 2003.
Bij brief van 10 december 2010 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat eiseres bij brief van 23 november 2010 de aanvullende gronden van het bezwaar tegen het besluit van 7 februari 2003 heeft ingediend, waarbij tevens is verzocht om de volledige schade van eiseres - zowel materieel als immaterieel - te vergoeden.
Verweerder heeft bij besluit van 21 december 2010 het bezwaar van eiseres, voor zover dit ziet op de schadepost reiskosten, gegrond verklaard en eiseres hiervoor alsnog een vergoeding van € 1.388,44 toegekend. Voor het overige is het besluit van 7 februari 2003 gehandhaafd. Verweerder heeft voorts een proceskostenvergoeding toegekend. Eiseres heeft bij brief van 30 december 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit (AWB 11/328 MAW).
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 11 februari 2011 medegedeeld dat voor de stukken wordt verwezen naar hetgeen reeds is ingediend in de procedure AWB 08/8626 MAW. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft bij afzonderlijk besluit van 21 december 2010 naar aanleiding van het verzoek van eiseres om vergoeding van volledige schade, zowel materieel als immaterieel, zoals gedaan bij het aanvullend bezwaarschrift van 23 november 2010 in de procedure tegen het besluit van 7 februari 2003, geweigerd eiseres een (aanvullende) materiële schade-vergoeding toe te kennen. Verweerder heeft een immateriële schadevergoeding toegekend van € 1.000,-- (inclusief wettelijke rente).
Eiseres heeft bij brief van 30 december 2010, onder verwijzing naar artikel 7:1a van de Awb, beroep ingesteld tegen dit besluit (AWB 11/327 MAW). Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 1 februari 2011 medegedeeld in te stemmen met het rechtstreeks bij de rechtbank ingediende beroep.
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 4 maart 2011 medegedeeld dat voor de stukken wordt verwezen naar hetgeen reeds is ingediend in de procedures AWB 08/8626 MAW en AWB 11/328 MAW. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn op 30 november 2011 ter zitting van de meervoudige kamer, in de gewijzigde samenstelling zoals vermeld onder deze uitspraak, behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S.M.M. Teklenburg als haar raadsvrouwe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1 De rechtbank gaat bij haar oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Eiseres is in 1989 aangesteld als militair bij de Koninklijke Marine (KM) en heeft in die hoedanigheid de functie van administratief medewerker bekleed.
Met ingang van 1 juni 2000 is haar dienstverband beëindigd wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van de dienst uit hoofde van een ziekte of gebrek.
Eiseres is nadien een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
1.2 Bij brief van 1 augustus 2001 heeft eiseres verweerder aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die zij heeft geleden als gevolg van arbeidsgerelateerde RSI-klachten.
1.3 Bij besluit van 12 december 2001 heeft verweerder aansprakelijkheid erkend voor de door eiseres gestelde gezondheidsschade (RSI-klachten). Daarbij heeft verweerder overwogen dat uit een onderzoek naar de werkomstandigheden van eiseres is gebleken dat de KM niet tijdig de werkruimte van eiseres op zodanige wijze heeft ingericht dat de door eiseres geleden schade kon worden voorkomen althans kon worden verminderd. Eiseres is verzocht een overzicht van haar schade in te dienen, voor zover die schade niet gedekt wordt door haar rechtspositionele aanspraken.
1.4 Vervolgens heeft er een jarenlange briefwisseling plaatsgevonden omtrent de omvang van de geleden schade. Daarbij heeft diverse malen bevoorschotting onder algemene titel plaatsgevonden. Daarnaast is diverse malen een vergoeding toegekend voor de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand. De rechtbank heeft aan de hand van de stukken het volgende vastgesteld.
1.4.1 Op 23 oktober 2002 heeft eiseres een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Voor toekomstig verlies van arbeidsvermogen is door eiseres een voorbehoud gemaakt.
1.4.2 Bij besluit van 7 februari 2003 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat van de gestelde schadeposten in principe alleen de schadepost reiskosten in aanmerking komt voor een vergoeding. Tot daadwerkelijke uitbetaling van die vergoeding wordt niet overgegaan aangezien het voordeel dat eiseres heeft als gevolg van haar arbeidsongeschiktheids-uitkering deze schade ruimschoots overtreft.
1.4.3 Op 11 februari 2003 is telefonisch tussen partijen afgesproken dat in overleg met de medisch adviseurs van partijen een belastbaarheidspatroon zal worden opgemaakt ter vaststelling van de medische beperkingen en de daaruit voortvloeiende schade. Voorts is overeengekomen, dat eiseres zal worden onderzocht in het kader van een door een onafhankelijk arts te verrichten medische expertise.
1.4.4 Bij brief van 19 februari 2003 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van
7 februari 2003.
1.4.5 In overleg tussen partijen is besloten de medische expertise uit te laten voeren door het Neurologisch Orthopedisch Centrum (NOC). Op 1 november 2005 heeft
dr. P.H.J.M. Elsenburg (Elsenburg), neurochirurg, een rapport uitgebracht.
1.4.6 Bij brief van 23 mei 2006 heeft verweerder medegedeeld dat er alsnog een orthopedisch onderzoek zal plaatsvinden. Vooruitlopend op dit onderzoek en de uitkomsten daarvan heeft verweerder aan eiseres een aanvullend voorschot onder algemene titel van
€ 2.500,-- toegekend. Het totaal aan voorschotten onder algemene titel kwam daarmee op een bedrag van € 3.000,--.
1.4.7 Bij brief van 9 augustus 2006 heeft eiseres verweerder verzocht om een aanvullend voorschot op geleden en nog te lijden schade ad € 10.000,--. Tevens is verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand c.q. het voldoen van een voorschot op de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand ad € 6.000,--. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek, heeft eiseres bij brief van 7 september 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiseres om een aanvullend voorschot op de geleden en nog te lijden schade. Verweerder heeft daarbij aangegeven, dat vooruitlopend op de resultaten van de orthopedische expertise, het verzoek om aanvullende bevoorschotting niet kon worden toegekend, omdat in de uitkomsten van het neurologisch onderzoek geen medische onderbouwing is te vinden voor een verband tussen de arbeidsongeschiktheid van eiseres en haar werkzaamheden in dienst van het ministerie van Defensie. Ter zake de vergoeding van buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand heeft verweerder een bedrag van € 2.500,-- toegekend. In de beslissing op bezwaar van 16 april 2007 is aanvullend nog een vergoeding van € 1.669,28 toegekend.
1.4.8 Op 27 november 2006 heeft J.H. Postma (Postma), orthopedisch chirurg bij het NOC, zijn medisch advies uitgebracht.
1.5 Bij brieven van 5 december 2006 en 13 december 2006 heeft eiseres verzocht om de reïntegratie met onmiddellijke ingang te hervatten en om op grond van het deskundige-nadvies van Postma een aanvullend voorschot ter beschikking te stellen van € 15.000,--.
Bij brief van 20 februari 2007 is bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op beide verzoeken.
Bij brief van 2 maart 2007 heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht om hangende het bezwaar van 20 februari 22007 een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van
21 maart 2007, AWB 07/1655 MAW, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, in dier voege dat verweerder binnen één week na verzending van de uitspraak een besluit dient te nemen op de verzoeken van eiseres van
5 december 2006 en 13 december 2006.
1.6 Bij besluit van 28 maart 2007 heeft verweerder alsnog beslist op de verzoeken van eiseres van 5 december 2006 en 13 december 2006. In het begeleidende schrijven van dezelfde datum is eiseres bericht dat haar bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen dit besluit.
1.7 Bij brieven van 9 augustus 2007 en 31 januari 2008 heeft eiseres nadere gronden van bezwaar ingediend. Daarbij heeft eiseres een medisch advies van M.D.F. van Eijsden-Besseling, revalidatiearts te Maastricht, van 7 januari 2008 overgelegd.
1.8 Op 21 maart 2008 is eiseres in de gelegenheid gesteld haar bezwaren mondeling toe te lichten. In dat kader heeft zij aangegeven, dat het verzoek tot hervatting van de reïntegratie geen onderwerp van bezwaar meer is.
1.9 Bij het bestreden besluit van 22 oktober 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.10 Bij het bestreden besluit van 21 december 2010, kenmerk 2006-1441 JDV/10/ 51701, heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 7 februari 2003, voor zover dit ziet op de schadepost reiskosten, gegrond verklaard en eiseres hiervoor alsnog een vergoeding toegekend van € 1.388,44 toegekend. Voor het overige wordt het besluit van
7 februari 2003 gehandhaafd. Verweerder heeft voorts een proceskostenvergoeding toegekend.
1.11Bij het bestreden besluit van 21 december 2010, kenmerk 2006-1441 JDV/10/51700, heeft verweerder naar aanleiding van het verzoek van eiseres om vergoeding van volledige schade, zowel materieel als immaterieel, zoals gedaan bij het aanvullend bezwaarschrift van 23 november 2010 in de procedure tegen het besluit van 7 februari 2003, geweigerd eiseres een (aanvullende) materiële schadevergoeding toe te kennen. Verweerder heeft een immateriële schadevergoeding toegekend van € 1.000,-- (inclusief wettelijke rente).
2 Eiseres heeft ter zitting medegedeeld dat haar beroep tegen het bestreden besluit van 22 oktober 2008 (AWB 08/8626 MAW) als ingetrokken moet worden beschouwd.
Dit betekent dat de gestelde vordering buitengerechtelijke kosten, waartoe verweerder in het bestreden besluit van 22 oktober 2008 heeft verwezen naar de besluiten van 19 oktober 2006 en 16 april 2007 en heeft medegedeeld dat eiseres eventueel een aanvullend verzoek daartoe kan indienen, buiten beschouwing blijft.
De rechtbank zal deze uitspraak thans beperken tot de procedures AWB 11/327 MAW en AWB 11/328 MAW.
3.1 Gelet op verweerders besluit van 12 december 2001 staat vast dat verweerder aansprakelijk is voor de gezondheidsschade die eiseres heeft geleden als gevolg van het niet tijdig op zodanige wijze inrichten van haar werkruimte dat de door haar geleden schade kon worden voorkomen althans kon worden verminderd. De omvang van deze gezondheidsschade is al jaren tussen partijen in geschil.
3.2 De rechtbank stelt voorop dat bij het vaststellen van de omvang van de schadevergoeding door de bestuursrechter bij gebreke aan specifieke bestuursrechtelijke regelgeving aansluiting wordt gezocht bij de betreffende burgerrechtelijke bepalingen in artikel 6.1.10 van het Burgerlijke Wetboek (BW). Voor vergoeding komt, ingevolge artikel 6:98 van het BW, slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijk en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Overeenkomstig artikel 6:98 van het BW dient derhalve te worden bepaald of de chronische nek-, schouder- en armklachten van eiseres in zodanig verband staan met de omstandigheden waaronder zij haar werk bij verweerders organisatie heeft moeten verrichten dat deze schade verweerder, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
3.3 Met inachtneming hiervan zal de rechtbank thans beoordelen of de toegekende vergoedingen voor de afzonderlijke schadeposten alsmede de afwijzing van vergoeding van schadeposten op juiste gronden berusten.
4.1 Verweerder heeft in het primaire besluit van 7 februari 2003 overwogen dat
uitsluitend ter beoordeling staat of de door eiseres op 23 oktober 2002 ingediende schadeposten in aanmerking komen voor vergoeding. De immateriële schade vergoeding en eventuele toekomstige schade van eiseres blijven hier buiten beschouwing omdat nog geen duidelijkheid bestaat over de medische beperkingen van eiseres. Bij het bestreden besluit van 21 december 2010 heeft verweerder het bezwaar van 19 februari 2003 gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit van 7 februari 2003 gedeeltelijk herroepen en voornoemd bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
4.2 Medische kosten
4.2.1 Verweerder heeft geweigerd een vergoeding toe te kennen voor de contributie sportschool omdat eiseres ondanks herhaalde verzoeken heeft nagelaten een medische indicatie hiervoor in te dienen. Eiseres heeft dit niet betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.2.2 Eiseres heeft bij de gestelde schadepost masseur PM vermeld en heeft deze post niet nader aangevuld. Verweerder heeft deze schadepost op goede gronden buiten beschouwing gelaten.
4.3 Huishoudelijke hulp
4.3.1 Eiseres heeft kosten van huishoudelijke hulp in de jaren 1997 tot en met 2002 opgegeven als schadepost. Verweerder heeft geweigerd hiervoor een vergoeding toe te kennen omdat eiseres ondanks herhaalde verzoeken heeft nagelaten deze kosten aannemelijk te maken met een indicatie van het Regionaal Indicatie orgaan. Eiseres heeft geen indicatie over kunnen leggen omdat een indicatie niet wordt verstrekt indien sprake is van een gezonde echtgenoot. De rechtbank overweegt dat eiseres desondanks niet op andere wijze, bijvoorbeeld met een verklaring van een behandelend arts, aannemelijk gemaakt dat zij aangewezen is op huishoudelijke hulp. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat zij de betreffende kosten heeft moeten maken.
Verweerder heeft dan ook op goede gronden het verzoek om vergoeding van deze kosten afgewezen.
4.4 Reiskosten
4.4.1 Verweerder heeft de geclaimde reiskosten over de jaren 1998 tot en met 2000 bij het thans bestreden besluit vergoed. Niet gebleken is dat dit onderdeel tussen partijen nog verder in geschil is.
4.5 Verlies zelfwerkzaamheid
4.5.1 Eiseres heeft deze gestelde schadepost niet nader gespecificeerd en evenmin heeft zij een schadebedrag vermeld. Verweerder heeft deze schadepost op goede gronden buiten beschouwing gelaten.
4.6 Diverse kosten
4.6.1 Eiseres heeft de geclaimde administratiekosten over de jaren 1997 tot 2002 niet nader gespecificeerd en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze kosten heeft gemaakt. Verweerder heeft deze schadepost op goede gronden buiten beschouwing gelaten.
4.6.2 Eiseres heeft voor de kosten in verband met de aanschaf van twee matrassen en een waterbed nagelaten een medische indicatie in te dienen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden het verzoek om vergoeding van deze kosten afgewezen.
4.6.3 Verweerder heeft de kosten in verband met de aanschaf van een tweede auto niet vergoed omdat het niet mee kunnen rijden met collega's niet automatisch met zich mee brengt dan eiseres genoodzaakt is een auto aan te schaffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden het verzoek om vergoeding van deze kosten afgewezen. Deze schadepost kan, anders dan eiseres ter zitting nader heeft gesteld, niet in relatie worden gebracht met de klachten en beperkingen. De medische noodzaak hiertoe is niet onderbouwd.
4.7 Verlies aan arbeidsvermogen en spaarloon
4.7.1 De rechtbank overweegt dat deze gestelde schadepost aan de orde is in het besluit van 21 december 2010, kenmerk 2006-1441 JDV/10/51700, dat onderwerp van geschil is in de procedure AWB 11/327 MAW. De rechtbank laat deze schadepost in de procedure
AWB 11/328 MAW buiten beschouwing.
5 De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Voor het toekennen van een schadevergoeding aan eiseres, zoals door haar is verzocht, bestaat geen grond. De rechtbank neemt in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat, bij ongegrondverklaring van het beroep, de verleende voorschotten niet zullen worden teruggevorderd.
6 Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
7 In geschil is de weigering om eiseres een (aanvullende) materiële schade-vergoeding toe te kennen en de hoogte van de toegekende immateriële schadevergoeding.
7.1 Ter beantwoording van de vraag welke schade is voortgevloeid uit de gezondheidsklachten waarvoor bij besluit van 12 december 2001 de aansprakelijkheid is erkend, hebben partijen in onderling overleg een onafhankelijke expertise laten verrichten door neurochirurg Elsenburg en orthopedisch chirurg Postma, beiden verbonden aan het NOC.
7.2 Verweerder heeft zich bij zijn bestreden besluit gebaseerd op onder meer de rapportage van neurochirurg Elsenburg van 1 november 2005 en de rapportage van orthopedisch chirurg Postma van 27 november 2006.
Eiseres heeft verwezen naar de contra-expertise van revalidatiearts Van Eijsden-Besseling, revalidatiearts van 7 januari 2008. Zij stelt zich voorts op het standpunt dat het niet aan de neurochirurg of de orthopedisch chirurg is om zich uit te laten over het al dan niet bestaan van een verband tussen de belasting in de werkzaamheden en de belastbaarheid van eiseres. Gelet op de uitspraak van de kantonrechter te Utrecht van 22 december 2004 en 12 juli 2006 (Letsel & Schade 2007, nr. 68), alsmede de conclusie van advocaat-generaal Spier bij het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2005, LJN AS4406, allen betrekking hebbend op de inschakeling van een revalidatiearts als deskundige op het gebied van CANS-klachten (voorheen geduid als RSI-klachten), had verweerder positief dienen te reageren op het verzoek van eiseres om een onafhankelijke expertise door een revalidatiearts te laten verrichten.
7.2.1 Neurochirurg Elsenburg heeft in zijn rapportage van 1 november 2005 vermeld dat op neurologisch vakgebied geen duidelijke oorzaak kan worden aangetoond, dat bij neurologisch onderzoek geen objectiveerbare afwijkingen aantoonbaar zijn en dat ook aanvullende beeldvormende diagnostiek geen objectiveerbare afwijkingen heeft aangetoond. Met betrekking tot de vraag welke beperkingen eiseres heeft als gevolg van arbeidsgerelateerde gezondheidsschade is geantwoord dat op neurologisch gebied geen objectiveerbare gegevens voorhanden zijn op grond waarvan kan worden aangenomen, dat er bij eiseres sprake is van arbeidsgerelateerde gezondheidsschade.
7.2.2 Orthopedisch chirurg Postma heeft in zijn rapport van 27 november 2006
vermeld dat er wat betreft de halswervelkolom sprake is van een goede beweeglijkheid. Er zijn geen afwijkingen vastgesteld op grond waarvan een ingang kan worden gevonden voor een criterium waarop een DRE-percentage b.i. kan worden gegeven. Wat betreft de rechterschouder is er sprake van een volledige bewegingsrange, feitelijk geen functionele beperkingen. Er is een goede kracht, geen aanwijzingen voor traumatische ossale, arthrogene dan wel ligamentaire afwikingen. Alleen pijn en ervaren tintelingen als uiting van klachten, bij het ontbreken van objectiveerbare afwijkingen, kan geen basis zijn voor het toekennen van een percentage b.i., zodat ook ten aanzien van de rechterschouder, geen percentage b.i. kan worden vastgesteld. Vanuit orthopedische visie kan worden gesteld dat er geen duidelijke afwijkingen zijn vastgesteld en er eigenlijk ook vrijwel geen beperkingen uit kunnen voortvloeien. Het lijkt wel verstandig eiseres licht te beperken op grond van de anamnese en de bevindingen uit het verleden ter zake van die bewegingen die eiseres, zoals zij ook aangeeft, vooral hinderen bij het verrichten van arbeid.
Er zijn geen beperkingen te geven van de ADL, de hobby, de recreatie alsmede het verrichten van arbeid op grond waarvan de vrees moet worden uitgesproken dat normale activiteiten zouden kunnen leiden tot arbeidsgerelateerde gezondheidsschade.
7.2.3 In de contra-expertise van revalidatiearts Van Eijsden-Besseling van 7 januari 2008 is als diagnose vermeld een chronisch aspecifiek CANS-syndroom met hoge score op TAMPA/kinesiofobieschaal en Pain Catastrophizin Scale. De gepresenteerde klachten zijn: continue tintelingen ter hoogte van nek en rechterschouder. Bij onderzoek: geen aanwijzingen voor specifieke CANS. Met betrekking tot ADL zijn er praktisch geen beperkingen. Het huishouden wordt door haar echtgenoot en haar moeder gedaan. Fietsen is niet mogelijk vanwege pijnklachten, autorijden over langere afstanden is bemoeilijkt. Hobby's: grote hond uitlaten is bemoeilijkt. Fitnessen lukte niet vanwege de klachten, eiseres loopt wel veel. Schrijven rechts gespreid naar behoefte is mogelijk. Beeldschermwerk geeft na 10 minuten verergering van klachten, zowel toetsenbord- als muisgebruik.
7.2.3 De medisch adviseur van verweerder, P. Pliva, arts/RGA verbonden aan Veduma
medisch adviseurs, heeft in de rapportage van 3 september 2008 vermeld dat een revalidatiearts geen opleiding heeft die gericht is op het stellen van diagnoses, maar dat deze gespecialiseerd is in behandeling van door anderen geconstateerde afwijkingen. De verzekeringsarts en bedrijfsarts zijn juist deskundig op het gebied van belasting en belastbaarheid. Deze worden bij uitstek opgeleid om belasting en belastbaarheid te beoordelen, al dan niet bijgestaan door een arbeidsdeskundige.
Voornoemde adviseur heeft voorts vermeld dat revalidatiearts Van Eijsden-Besseling bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen heeft gevonden. Niet duidelijk is waarom deze arts vervolgens conclusies kan trekken over causaal verband tussen klachten en werk jaren eerder. Niet gebleken is dat kennis is genomen van allerlei medische stukken over de voorgeschiedenis, er is afgegaan op het verhaal van eiseres dat subjectief is. De diagnose aspecifieke CANS wijst er op dat het niet een normaal klachtenpatroon betreft en onduidelijk is waarom dit klachtenpatroon, waar geen afwijkingen van worden gevonden, toch in relatie met het werk wordt gebracht. Niet is beargumenteerd waarom deze behandelend arts afwijkt van de mening van de beide neutraal deskundigen.
Voorts stelt voornoemde adviseur dat het UWV in 2001 heeft gemeld dat de oorzaak van de nek- en schouderklachten niet geheel duidelijk is. De beperkingen liggen op het gebied van tillen waarbij kracht gezet moet worden en statische houding. Eventuele andere beperkingen ontstaan daarna. Als er al sprake is van aspecifieke CANS, dan is die ontstaan na de neutraal deskundigenonderzoeken. Er is geen reden aangegeven om de mening van de van de neutraal deskundigen te herzien.
7.2.4 De rechtbank overweegt dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt
heeft kunnen stellen dat de rapporten van de deskundigen van het NOC aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd. Eiseres heeft ingestemd met het instellen van de betreffende onderzoeken door deze deskundigen en de te beantwoorden vragen. Deze deskundigen hebben geen aanknopingspunten gevonden voor afwijkingen op een ander vakgebied.
De rechtbank onderschrijft de kanttekeningen van de medisch adviseur van verweerder, zoals de overwegingen waarom juist een verzekeringsgeneeskundige en niet een revalidatiearts deskundig is op het gebied van belasting en belastbaarheid. De rechtbank voegt hieraan toe dat dit ook in jurisprudentie op het gebied van het sociaal zekerheidsrecht een algemeen geaccepteerd gegeven is. Voor het instellen van een nader onderzoek door een (onafhankelijk) revalidatiearts bestaat derhalve geen aanleiding.
De rechtbank ziet voorts in de vraagtekens die deze medisch adviseur heeft geplaatst bij de conclusies van revalidatiearts Van Eijsden-Besseling voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de rapportage van voornoemde revalidatiearts van 7 januari 2008 geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de bevindingen van de deskundigen van het NOC.
7.3 Verlies aan arbeidsvermogen en spaarloon
7.3.1 Eiseres heeft in het (aanvullend) verzoek, zoals gedaan in het aanvullend bezwaarschrift van 23 november 2010, haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij verlies aan arbeidsvermogen vordert over de periode na 2005. Na 2005 is er een aanzienlijk verschil in inkomsten, uitgaande van de inkomsten tijdens de aanstelling vergeleken met de inkomsten buiten de aanstelling. Haar inkomen is gereduceerd tot een minimale WAO-uitkering, vermeerderd met een klein garantiepensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. De netto maandelijkse inkomsten bedragen net iets meer dan € 500,--, terwijl haar inkomsten uit aanstelling vele malen hoger zouden zijn geweest. Eiseres heeft de vordering van spaarloon, aan welke regeling niet meer kon worden deelgenomen, eveneens gewijzigd, in die zin dat deze vordering betrekking heeft op de periode na 2005.
Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij zich heeft ingeschreven bij uitzendbureaus, het CWI en dat zij heeft gesolliciteerd. Zij heeft veel via internet en telefonisch gereageerd. Zij heeft slechts voor korte perioden werk kunnen vinden, voor projecten, maar zij stelt dat zij de werkzaamheden vanwege haar klachten niet kan volhouden. Eiseres heeft niet overwogen om een verhoging te vragen van haar WAO-uitkering.
De rechtbank heeft bij overweging 7.2.4 overwogen dat de rapportages van de deskundigen van het NOC gevolgd kunnen worden en daarmee de conclusie dat eiseres geen aan haar vroegere functie bij het ministerie van Defensie te relateren beperkingen (meer) heeft ter zake van het verrichten van arbeid. Eiseres kan derhalve niet worden gevolgd in haar standpunt dat de langdurige arbeidsongeschiktheid na 2005 als een gevolg moet worden aangemerkt van de RSI-klachten waarvoor verweerder aansprakelijkheid heeft erkend. Het standpunt van verweerder dat eiseres geen aanspraak heeft op vergoeding van de door haar als gevolg van die arbeidsongeschiktheid gestelde inkomensschade is dan ook juist te achten. Dit geldt evenzeer voor de gestelde aanspraak op vergoeding wegens het niet kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling na 2005.
Voor zover eiseres meent dat, indien geen sprake zou zijn van verlies aan arbeidsvermogen, een vergoeding ter zake van economische kwetsbaarheid dient te worden toegekend, welke vergoeding in ieder geval €10.000,-- bedraagt, overweegt de rechtbank dat, gelet op de rapportages van de deskundigen van het NOC, hiertoe geen aanleiding bestaat.
7.4 Immateriële schade, smartengeld
7.4.1 Eiseres heeft verzocht om immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 7.500,--.
Verweerder heeft de aard van de aansprakelijkheid alsmede de aard, de duur en de intensiteit van de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde die voor eiseres het gevolg zijn van haar werkzaamheden bij de KM in beschouwing genomen. Deze factoren bezien in samenhang tot hetgeen reeds is overwogen (van erkenning van de aansprakelijkheid tot de uitkomst van de expertises van het NOC) heeft geleid tot toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 1.000,-- (inclusief wettelijke rente).
Voor een (aanzienlijk) hoger bedrag zoals door eiseres verzocht ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank wijst erop dat eiseres onder meer uit is gegaan van de aanwezigheid van aanzienlijk langduriger gevolgen van de RSI-klachten dan in deze uitspraak door de rechtbank is aanvaard.
7.5 Fiscale component
7.5.1 Eiseres heeft de gestelde schadepost fiscale component niet geconcretiseerd. Verweerder heeft deze schadepost op goede gronden buiten beschouwing gelaten.
Voor zover is beoogd deze schadepost te relateren aan het verlies aan arbeidsvermogen, overweegt de rechtbank dat eiseres, gelet op overweging 7.3.1., geen vergoeding toekomt voor het verlies aan arbeidsvermogen. Als gevolg hiervan komt ook de eventueel daarmee samenhangende fiscale component niet voor vergoeding in aanmerking.
7.6 Buitengerechtelijke kosten
De rechtbank stelt vast dat eiseres, na de mededeling van verweerder in het bestreden besluit van 22 oktober 2008, ter zake van de schadepost buitengerechtelijke kosten geen aanvullend verzoek respectievelijk een nadere specificatie heeft ingediend. Verweerder heeft deze schadepost terecht beschouwing gelaten.
8 De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Voor het toekennen van een schadevergoeding aan eiseres, zoals door haar is verzocht, bestaat geen grond. De rechtbank neemt in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat, bij ongegrondverklaring van het beroep, de verleende voorschotten niet zullen worden teruggevorderd.
9 Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank 's-Gravenhage
verklaart de beroepen (AWB 11/327 MAW en AWB 11/328 MAW) ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, mr. S.A. Steinhauser, rechters, en M.P. Celie, generaal-majoor b.d. (militair lid), in aanwezigheid van A.J. Faasse - van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.