ECLI:NL:RBSGR:2012:BW3712

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/7855
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduring van vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenzaak

Op 11 april 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduring van een vrijheidsontnemende maatregel tegen een eiser van Mongoolse nationaliteit. Eiser was op 27 oktober 2011 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. In eerdere procedures had de rechtbank al eerder de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard. Eiser heeft op 7 maart 2012 beroep ingesteld tegen het besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tot voortduring van deze maatregel, waarbij hij om opheffing van de maatregel en schadevergoeding vroeg. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 maart 2012, waarbij beide partijen toestemming gaven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.

De rechtbank heeft overwogen dat er zicht op uitzetting bestaat, ondanks de stelling van eiser dat dit ontbreekt. Eiser heeft niet volledig meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit, wat volgens de rechtbank van belang is voor de beoordeling van de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank concludeert dat de voortduring van de maatregel niet in strijd is met de wet en dat deze gerechtvaardigd is, gezien de belangen van de betrokken partijen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 12/7855
V-nr: [V-nr]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [1993], van (gestelde) Mongoolse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. L.M. Weber, advocaat te Amsterdam,
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Op 27 oktober 2011 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 7 maart 2012 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij heeft hij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd en toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 22 maart 2012. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de afgifte van laissez passer door de autoriteiten van Mongolië. Verweerder heeft per faxbericht van
29 maart 2012 nadere inlichtingen verstrekt. Gemachtigde van eiser heeft hierop gereageerd per faxbericht van 4 april 2012.
Beide partijen hebben de rechtbank toestemming verleend de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het onderhavige beroep is een vervolgberoep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank dient te beoor¬delen of de voortgezette toepassing daarvan sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure gerechtvaardigd is te achten.
2. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting ontbreekt. De regievoerder heeft in het vertrekgesprek van 7 maart 2012 aangegeven dat er geen zicht op presentatie is bij de Mongoolse autoriteiten. Eiser zit al vijf maanden in bewaring zonder dat enig laissez-passertraject gaande is. Verweerder heeft tot op heden kennelijk geen diplomatiek overleg gepland, noch is een taskforce opgestart. Eiser is volledig ongedocumenteerd en de Mongoolse autoriteiten geven geen laissez passer af aan ongedocumenteerde vreemdelingen.
3.1 Uit de door verweerder verstrekte nadere inlichtingen is het volgende gebleken. Op
24 januari 2012 heeft de laatste presentatie in persoon plaatsgevonden bij de autoriteiten van Mongolië, maar presentaties in persoon zijn niet noodzakelijk voor het verkrijgen van een laissez passer. In 2010, 2011 en 2012 zijn er respectievelijk circa 80, circa 140 en circa 20 laissez-passeraanvragen ingediend bij de Mongoolse autoriteiten. In 2010 en 2011 zijn er respectievelijk circa 10 en circa 15 laissez passer verkregen. Op 15 maart 2012 is de eerste laissez passer in 2012 afgegeven. Verder heeft de afdeling laissez passer op 17 januari 2012 een bezoek gebracht aan de Mongoolse ambassade. Tijdens dit bezoek werd de afdeling laissez passer voorgesteld aan een nieuwe consul/secretaris die was aangewezen als de nieuwe contactpersoon. Er is door de afdeling laissez passer geen formeel bericht ontvangen van deze personele wisseling.
3.2 Voor de vraag of er zicht op uitzetting bestaat is mede van belang of eiser zijn volledige medewerking verleent bij het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2005, LJN: AU6710, waarin is geoordeeld dat bij het niet meewerken door de vreemdeling het zicht op uitzetting aanwezig wordt geacht.
Van een actieve en volledige medewerking van eiser is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, nu vooralsnog niet is gebleken dat eiser niet aan documenten zou kunnen komen.
3.3 De rechtbank is gelet op de in 3.1 weergegeven informatie en het niet volledig meewerken van eiser van oordeel dat zicht op uitzetting vooralsnog niet ontbreekt.
4. Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel of de wijze van tenuitvoerlegging niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
5. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Sipkens, rechter, in aanwezigheid van
J.G.J. Geerlings, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: CG
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.