ECLI:NL:RBSGR:2012:BW3623

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/607906-11 en 16-604057-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes en terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De verdachte heeft op 28 juli 2011 ontuchtige handelingen gepleegd met een voor hem onbekend meisje van acht jaar oud, genaamd [slachtoffer 1]. Hij heeft het meisje en haar vriendinnetje op straat aangesproken en vervolgens [slachtoffer 1] op schoot genomen en over haar buik en schaamstreek gewreven. De rechtbank oordeelde dat dit een ernstig strafbaar feit is, waarbij de verdachte enkel oog had voor zijn eigen lustgevoelens, zonder rekening te houden met de impact op het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij deze had begaan. Echter, voor feit 1 werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest, en werd terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten en de psychiatrische rapportages, een hoog recidiverisico vormt. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, om de verdachte te kunnen behandelen en te begeleiden in een klinische setting. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de proeftijd al was verstreken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/607906-11 en 16-604057-08
Datum uitspraak: 12 april 2012
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1939 te [plaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland", huis van
bewaring "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 november 2011, 27 januari 2012 en
29 maart 2012.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. A. Rijsdorp heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 2 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat daarnaast aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling onder de voorwaarden, zoals door de reclassering omschreven in haar maatregelrapport, waarbij de rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]tot een bedrag van € 687,50 te vermeerderen met de wettelijke rente, zulks met oplegging aan verdachte van de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 687,50, subsidiair 13 dagen hechtenis en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij voor het overige.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 614,29, te vermeerderen met de wettelijke rente, zulks met oplegging aan verdachte van de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 614,29, subsidiair 12 dagen hechtenis en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij voor het overige.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van 10 januari 2012 van de bij vonnis van de rechtbank te Utrecht van d.d. 5 februari 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2011 te Sassenheim, gemeente Teylingen, met [slachtoffer 1], geboren op [datum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hierin dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (onder valse voorwendselen) van de nabijheid van haar ouderlijke woning heeft weggelokt naar een park en/of daar op schoot heeft genomen/getrokken en/of (vervolgens) over althans op en/of aan (de) borst en/of buik en/of schaamstreek, althans het lichaam, heeft gewreven, althans heeft aangeraakt;
2.
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te Sassenheim, gemeente Teylingen, met [slachtoffer 2], geboren op [datum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hierin dat hij, verdachte, die [slachtoffer 2]in een invalidentoilet op schoot heeft genomen/getrokken en/of gehouden en/of haar lichaam heeft betast/aangeraakt;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te Sassenheim, gemeente Teylingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, met [slachtoffer 2], geboren op [datum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen, hij, verdachte, met die [slachtoffer 2]naar een invalidetoilet is gelopen en/of met die [slachtoffer 2]een invalidetoilet is ingelopen en/of haar daar op schoot heeft genomen/getrokken en/of gehouden en/of haar lichaam heeft betast/aangeraakt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 6 juli 2011 te Sassenheim, gemeente Teylingen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer 2]
-(van achteren) vast gepakt (onder de armen en/of oksels) en/of (van achteren) opgetild (onder de armen en/of oksels) en/of
-het invalidetoilet in gedragen en/of meegenomen in en/of naar het invalidetoilet en/of
-(in het invalidetoilet) vastgehouden (terwijl die [slachtoffer 2] met haar benen trappelde) en/of
-(in het invalidetoilet) op schoot genomen/getrokken en/of op schoot vastgehouden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juli 2011 te Sassenheim, gemeente Teylingen,, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,met dat opzet [slachtoffer 2]
-(van achteren) heeft vast gepakt (onder de armen en/of oksels) en/of (van achteren) heeft opgetild (onder de armen en/of oksels) en/of
-het invalidetoilet in heeft gedragen en/of meegenomen heeft in en/of naar het invalidetoilet en/of
-(in het invalidetoilet) heeft vastgehouden (terwijl die [slachtoffer 2] met haar benen trappelde) en/of
-(in het invalidetoilet) op schoot heeft genomen/getrokken en/of op schoot heeft vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair overweegt de rechtbank als volgt.
Voor strafbaarheid op grond van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van ontuchtige handelingen. Het gaat volgens de wetsgeschiedenis bij ontuchtige handelingen om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2]en van verdachte kan in voldoende mate worden opgemaakt dat hij [slachtoffer 2] op schoot heeft genomen en dat hij haar daarbij heeft vastgehouden. Hoewel deze handelingen zonder enige twijfel als in strijd met sociaal-ethische normen moeten worden aangemerkt, is naar het oordeel van de rechtbank (nog) geen sprake van handelingen van seksuele aard.
Voor wat betreft de subsidiair ten laste gelegde poging is de rechtbank van oordeel dat zij noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting aanwijzingen of informatie heeft verkregen, laat staan bewijsmiddelen in ogenschouw heeft gehad waaruit zij zou kunnen afleiden dat verdachte de intentie had om ontuchtige handelingen in de zin van genoemd artikel te plegen. Dat verdachte [slachtoffer 2]het invalidentoilet heeft gewezen en zich daar met haar heeft afgezonderd, acht de rechtbank, hoe bedenkelijk ook, daarvoor niet voldoende. Hierbij wordt meegewogen dat verdachte [slachtoffer 2] ongeveer twee minuten op schoot heeft gehouden zonder haar daarbij te betasten.
Een en ander betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het handelen van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit zowel de verklaring van [slachtoffer 2]als die van verdachte kan in voldoende mate worden opgemaakt dat op het moment dat zij samen in het invalidentoilet aanwezig waren de deur niet op slot zat en dat toen de vader van [slachtoffer 2] zijn dochter riep, zij direct het toilet kon verlaten. Voorts blijkt uit de camerabeelden van het [motel X]Sassenheim dat tussen het moment dat verdachte naar het invalidentoilet is gelopen (18.21.16 uur) en het moment waarop [slachtoffer 2] het invalidentoilet uitkomt (18.23.41 uur) nog geen tweeënhalve minuut zit. Zo er in die periode al sprake was van een beperking van de bewegingsvrijheid aan de zijde van [slachtoffer 2]acht de rechtbank die beperking - mede gelet op de hieromtrent geldende jurisprudentie - te kort om te kunnen spreken van vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving overweegt de rechtbank dat zij niet bewezen acht dat de verdachte enige relevante uitvoeringshandeling heeft verricht die was gericht op een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het voorgaande brengt met zich dat verdachte zal worden vrijgesproken van de hem onder 3 verweten feiten.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
1.
op 28 juli 2011 te Sassenheim, gemeente Teylingen, met [slachtoffer 1], geboren op [datum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande hierin dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] daar op schoot heeft genomen en vervolgens over de buik en schaamstreek heeft gewreven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering.
Na te melden straffen en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 28 juli 2011ontuchtige handelingen gepleegd met een voor hem onbekend meisje van acht jaar oud. Verdachte heeft het meisje, [slachtoffer 1], en haar vriendinnetje op straat met een smoes aangesproken. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] op schoot genomen en over haar buik en schaamstreek gewreven. Dit is een ernstig strafbaar feit. Kennelijk heeft verdachte enkel oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft hij daarbij voor lief genomen dat dit handelen een enorme impact heeft gehad op het slachtoffer, een jong meisje in een kwetsbare leeftijdscategorie. Dergelijke ervaringen vormen een zeer ongewenste beïnvloeding van de algemene en seksuele ontwikkeling van jonge meisjes als [slachtoffer 1]. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze ook inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en mogelijk ook op haar seksuele ontwikkeling. De ervaring leert immers dat veel slachtoffers van dit soort feiten zich, vanwege hun jonge leeftijd, pas op latere leeftijd realiseren wat er daadwerkelijk is gebeurd en daarvan tot in lengte van jaren nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte heeft met het plegen van de feiten op grove wijze inbreuk gemaakt op de beschermde positie die [slachtoffer 1] op grond van de wet toekomt. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij alleen maar heeft geprofiteerd van de gelegenheid die zich voordeed zonder zich af te vragen of [slachtoffer 1] door zijn handelen mogelijk ernstig kon worden beschadigd.
Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd. Hij heeft verklaard dat hij hetgeen is voorgevallen betreurt. De rechtbank heeft echter twijfel bij de oprechtheid van deze spijtbetuiging, omdat verdachte ter terechtzitting geen volledige openheid van zaken heeft willen geven. Ook lijkt verdachte de strafbaarheid en ernst van zijn handelen niet in te zien.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 augustus 2011 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij in 1996, 1997 en 2009 is veroordeeld voor soortgelijke (pedoseksuele) delicten. Voornoemde veroordelingen alsook de daarbij opgelegde bijzondere voorwaarden hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom dergelijke feiten te plegen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de volgende rapportages:
-een Pro Justitia rapport d.d. 16 november 2011, opgemaakt en ondertekend door F.F. Hehemann, psychiater;
-een Pro Justitia rapport d.d. 16 november 2011, opgemaakt en ondertekend door drs. M.H. Keppel, GZ-psycholoog, met assistentie van drs. M.J.B. van Eck, psycholoog;
-een reclasseringsadvies d.d. 2 november 2011, opgemaakt en ondertekend door J.A. van Beersum, reclasseringswerker en mede ondertekend door F. Mamedova, leidinggevende;
-en een maatregelenrapport d.d. 21 maart 2012, opgemaakt en ondertekend door F.J. Zwanenburg, reclasseringswerker en mede ondertekend door C. van de Berg, leidinggevende.
Uit het psychiatrisch rapport van Hehemann komt naar voren dat bij verdachte sprake is van pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte ontkent de pedoseksuele aard van zijn handelingen en dat hij schade toebrengt aan zijn slachtoffers. Ondanks de ontkenning lijkt er wel degelijk sprake van seksuele motieven. Er is een duidelijk verband tussen de gevonden psychiatrische stoornissen en het tenlastegelegde. De wilsvorming van verdachte wordt in geringe mate beïnvloed door de stoornissen. Verdachte moet als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Ondanks de gevonden psychiatrische stoornissen van de verdachte is er geen sprake van een ernstige verstoring van het oordeels- en kritiekvermogen. Hij moet in staat kunnen worden geacht zijn gedrag te kunnen beheersen. Het risico van recidive, moet als sterk verhoogd worden ingeschat, tenzij verdachte in detentie of (gedwongen) klinische behandeling op een gesloten afdeling is. De zorgprognose is ongunstig en eerdere behandelingen en veroordelingen hebben er niet toe geleid dat verdachte niet gerecidiveerd is en er is dan ook weinig vertrouwen dat een ambulante behandeling een bescherming biedt tegen recidive. De behandeling die wordt geadviseerd betreft een opgelegde klinische psychiatrische en psychotherapeutische behandeling gericht op het verminderen van het recidiverisico door het verwerven van inzicht in de eigen gedragingen en drijfveren en het ontwikkelen van een intrinsieke motivatie zich van pedofiele gedragingen te onthouden. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is de conditie waarin de behandeling het best plaats kan vinden. Bij een verplichte klinische behandeling in de reguliere GGZ in het kader van een bijzondere voorwaarde is er een te groot gevaar dat verdachte zich toch zal onttrekken aan de behandeling of bij onvoldoende verandering of motivatie uit behandeling wordt ontslagen.
Uit het psychologisch rapport van Keppel komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van pedofilie. Tevens is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met obsessief compulsieve en narcistische trekken. Beide persoonlijkheidskenmerken waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. Verdachte kan voor het ten laste gelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Verdachte heeft een gering zelfinzicht en delictinzicht; verdachte is onvoldoende doordrongen van de gevolgen van zijn handelen, het bestaan van een seksuele lading in zijn handelen en zijn actieve rol in het tot stand brengen van het contact met de minderjarige meisjes en de scheve machtsverhouding die er is in zijn contact met de minderjarige meisjes. Tevens mist verdachte slachtofferempathie. Gezien de hoge kans op recidive en het niet eerder slagen van een (ambulante) behandeling gericht op de onderliggende factoren en stoornissen met betrekking tot het zedengedrag van verdachte, is een terbeschikkingstelling met voorwaarden als maatregel noodzakelijk om behandeling te waarborgen. Op deze wijze kan mogelijk het patroon worden doorbroken, te meer verdachte zich niet kan onttrekken en/of wegvluchten.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Verdachte is driemaal eerder veroordeeld wegens een zedendelict en behandelingen hebben geen effect gehad op de behoefte van verdachte aan contact met kleine kinderen en ook blijft verdachte dit contact goedpraten en opzoeken.
Uit het maatregelenrapport van Zwanenburg komt naar voren dat hij vier gesprekken heeft gevoerd met verdachte, waarbij uitvoerig is gesproken over de mogelijkheden om een verantwoord begeleiding-, behandel- en toezichttraject in te richten. Zwanenburg herkent het in de eerder uitgebrachte rapportages geschetste beeld van verdachte. Voorts is in de gesprekken duidelijk gebleken dat verdachte strafbaar gedrag naar kinderen ontkent en hij legt de verantwoordelijkheid voor zijn handelen bij derden. In de loop van de gesprekken lijkt het beeld te ontstaan dat verdachte zich zal schikken in het door de rapporteurs geformuleerde advies. Dit betekent dat de reclassering mogelijkheden ziet om met verdachte te werken aan zijn problematiek. Een en ander kan alleen verantwoord gebeuren in een strak georganiseerd kader met een grote transparantie en een intensief toezicht. De reclassering is derhalve van mening dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden, met een start in een klinische setting zoals "De Baak" van de PFK te Assen, voorafgaand aan een ambulente begeleiding/behandeling, gewenst is om verdachte adequaat/verantwoord te begeleiden en te behandelen. In het vierde gesprek, ten slotte, heeft verdachte aangegeven dat hij zal meewerken aan een begeleidings- of behandeltraject als de rechter dat aan hem zal opleggen.
De raadsvrouw heeft bepleit geen terbeschikkingstelling (met voorwaarden) op te leggen, maar een forse voorwaardelijke straf en verder de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in het reclasseringsrapport, eventueel met elektronisch toezicht of een proeftijd van negen jaren.
Over de vraag welke straf en/of maatregel in dit geval passend is, overweegt de rechtbank tegen deze achtergrond het volgende. De rechtbank neemt de bevindingen van de gedragswetenschappers over waar zij stellen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis, die in de interactie met elkaar zorgen voor een enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Ook wordt de conclusie van de gedragsdeskundigen en de reclassering overgenomen dat het risico op herhaling hoog is.
Bij de beantwoording van de vraag of dit gevaarsrisico nog voldoende beteugeld kan worden door oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht (ook als dit zou inhouden een klinische of ambulante behandeling), heeft de rechtbank behalve voormelde adviezen en rapporten, ook de ernst van het bewezen verklaarde feit betrokken en de eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. In dit verband acht de rechtbank in het bijzonder van belang dat de rigiditeit en de ontkenning van de verdachte ertoe hebben geleid dat meerdere ambulante behandelingen voor zijn pedofilie, ook die met een door de rechter verplicht kader, zonder duidelijke positieve gevolgen en soms ook vroegtijdig zijn afgesloten en verdachte er niet van hebben kunnen weerhouden wederom de fout in te gaan. Daarnaast bagatelliseert verdachte zijn gedrag en zijn behoefte om zijn 'opa-gevoel' te bevredigen ten koste van zijn minderjarige slachtoffer. Daarbij komt dat verdachte ervan is overtuigd dat hij zijn slachtoffer geen kwaad heeft gedaan. De rechtbank heeft ten slotte meegewogen dat verdachte ter terechtzitting geen volledige openheid van zaken heeft willen geven over zijn handelen.
Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat alleen de geadviseerde maatregel van terbeschikkingstelling het gevaar dat verdachte vormt voor de veiligheid van anderen zal kunnen reduceren. De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten.
Nu verdachte zich ten overstaan van de reclassering en ter terechtzitting bereid heeft getoond mee te werken aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden, ziet de rechtbank thans geen aanleiding de dwangverpleging van verdachte te gelasten en zal zij ter beveiliging van de samenleving volstaan met het stellen van voorwaarden aan verdachte.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
De vorderingen van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]heeft zich door tussenkomst van haar gemachtigde [gemachtigde] als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.309,68, bestaande uit een bedrag van € 222,18 aan materiële schade (zorgverlof opgenomen door moeder), een bedrag van € 87,50 aan materiële schade (declaraties psycholoog) en een bedrag van € 1.000,= aan immateriële schade.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Ter zake van de gevorderde immateriële schade, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 500,-- toewijzen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor dat deel van de vordering dat betrekking heeft op een vergoeding voor het zorgverlof dat door de moeder van de benadeelde partij is opgenomen, te weten een bedrag van in totaal € 222,18, afwijzen nu dit geen rechtstreekse schade van de benadeelde partij betreft.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 500,--. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 28 juli 2011 is ontstaan.
Dit brengt met zich, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, vermeerderd met de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,--, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1].
[slachtoffer 2] heeft zich door tussenkomst van haar gemachtigde [gemachtigde]als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 723,25 bestaande uit een bedrag van € 123,25 aan materiële schade (reiskosten, parkeerkosten en tegemoetkoming ingezette tijd) en een bedrag van € 600,= aan immateriële schade.
De rechtbank zal deze vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De inbeslaggenomen goederen
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, een cd-rom, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering van 10 januari 2012 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te Utrecht d.d. 5 februari 2009. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat het einde van de proeftijd voor de algemene voorwaarde die bij voormeld vonnis was opgelegd, twee en niet drie jaar, zoals in de vordering van de officier van justitie is aangegeven, was en deze termijn van twee jaar reeds was verstreken ten tijde van het door verdachte gepleegde strafbare feit.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36b, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt voor de duur van de
terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden:
voorwaarden:
1. verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de Forensische psychiatrische kliniek te Assen (hierna te noemen FPK Assen) of een soortgelijke behandelinstelling en aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door de reclassering Nederland;
2. de reclassering is belast met de opdracht tot het verlenen van steun en hulp bij de naleving van de voorwaarden;
3. verdachte houdt zich aan alle afspraken met zijn behandelaar(s);
4. verdachte werkt mee aan de behandeling door de FPK Assen of een andere te benoemen instelling, ook als dat inhoudt het innemen van door de behandelaren voorgeschreven medicatie, op de juiste wijze en stelt zich hierin controleerbaar op;
5. verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het opstellen van een signaleringsplan ten aanzien van recidiverisico's. Verdachte toont hierin een open houding en bespreekt het met de reclassering;
6. verdachte houdt zich aan het vrijhedenbeleid dat steeds op realiseerbaarheid (gedrag, houding, risico) wordt getoetst;
7. verdachte houdt zich aan de regels van de FPK Assen of een andere nog te bepalen behandelinstelling. Zijn vrijheden binnen en buiten het terrein van de FPK Assen of een andere nog te bepalen behandelinstelling, worden telkens getoetst op realiseerbaarheid en zijn afhankelijk van zijn psychische gesteldheid en houding, te beoordelen door het behandelteam van de behandelinstelling;
8. na het verblijf bij de FPK Assen of een nog andere te bepalen behandelinstelling, wordt een vervolgtraject vastgesteld, waarnaar verdachte zich zal schikken, wat betreft behandeling, wonen en dagbesteding;
9. verdachte stelt zich controleerbaar op ten opzichte van zijn behandelaars en of begeleiders en werkt mee aan het samenwerkingsconvenant van de reclassering en de politie;
10. verdachte stelt zich ten opzichte van de reclassering controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om informatie te verstrekken en te vragen aan die personen en instellingen die voor de uitvoering van het toezicht van belang zijn;
11. verdachte geeft openheid over het aangaan en onderhouden van relaties. Hij verleent toestemming tot contactopname met een nieuwe relatie. Tevens verleent verdachte, indien de reclassering dat nodig acht, inzicht in zijn telefoon, e-mail, sms en internetactiviteiten hieromtrent;
12. verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen, zonder dit eerst te overleggen met de reclassering. Zijn adres zal zijn op het adres van de behandelinstelling;
13. verdachte pleegt geen strafbare feiten;
algemene voorwaarden:
1. verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding en toezicht;
2. vanuit de reclassering zal reclassering Nederland contactpersoon en toezichthouder zijn;
3. verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn behandelaren, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen wordt gemeld;
4. reclassering Nederland is verantwoordelijk voor het uitbrengen van advies aan het Ministerie van Justitie (voortgang van de TBS net voorwaarden);
5. verdachte is op de hoogte van de consequenties mocht hij zich onttrekken aan de gestelde voorwaarden;
6. verdachte is een verblijf in het buitenland tijdens de maatregel niet toegestaan;
7. verdachte onthoudt zich van overmatig middelengebruik, anders dan eventueel voorgeschreven (hoeveelheid) medicatie, en werkt mee aan controles hierop. Bij middelengebruik wordt deze overtreding gemeld aan justitie;
8. verdachte werkt mee aan het convenant tussen reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat hij onaangekondigd door de wijkagent gecontroleerd kan worden in zijn huis of omgeving;
9. verdachte geeft openheid over zijn sociale contacten, c.q. zijn sociale netwerk en stelt zich controleerbaar op;
10. verdachte maakt financiën en zakelijke aspecten inzichtelijk;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1]een bedrag van € 500,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 juli 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen, vermeerder met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 juli 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst af de vordering van de benadeelde partij voorzover deze betrekking heeft op de schadepost zorgverlof van € 222,18;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is, nu behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert; bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding; nu verdachte van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een cd-rom;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de rechtbank te Utrecht van 5 februari 2009, gewezen onder parketnummer 16-604057-08.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Ponl, voorzitter,
mrs. W.N.L. Donker en V.F. Milders,rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Verkennis,griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2012.