ECLI:NL:RBSGR:2012:BW2568
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] die zijn Nederlandse nationaliteit wilde laten vaststellen. [verzoeker], geboren in 1950, was als kind van ouders die in 1959 genaturaliseerd werden tot Amerikaans staatsburger, zijn Nederlandse nationaliteit verloren. Hij stelde dat hij op grond van artikel V, lid 2, van de Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RRWN) het Nederlanderschap had behouden, omdat zijn ouders niet vrijwillig afstand hadden gedaan van hun Nederlandse nationaliteit.
De rechtbank heeft de procedure in gang gezet na ontvangst van het verzoekschrift op 15 september 2011 en een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 5 december 2011. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2012 was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.C. Blok, terwijl de IND werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Meijer. De officier van justitie heeft schriftelijk aangegeven geen mondelinge behandeling te wensen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg, maar dat hij deze verloor toen zijn ouders naturalisatie tot Amerikaans staatsburger ondergingen. De rechtbank concludeerde dat artikel V, lid 2, RRWN niet van toepassing was op [verzoeker], omdat hij zijn nationaliteit had verloren op basis van artikel 7, aanhef en onder 1, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI) en niet op basis van artikel 15, aanhef en onder c, RWN. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen, met de conclusie dat hij niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.