ECLI:NL:RBSGR:2012:BW2568

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
403091 - HA RK 11-546
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] die zijn Nederlandse nationaliteit wilde laten vaststellen. [verzoeker], geboren in 1950, was als kind van ouders die in 1959 genaturaliseerd werden tot Amerikaans staatsburger, zijn Nederlandse nationaliteit verloren. Hij stelde dat hij op grond van artikel V, lid 2, van de Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RRWN) het Nederlanderschap had behouden, omdat zijn ouders niet vrijwillig afstand hadden gedaan van hun Nederlandse nationaliteit.

De rechtbank heeft de procedure in gang gezet na ontvangst van het verzoekschrift op 15 september 2011 en een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 5 december 2011. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2012 was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.C. Blok, terwijl de IND werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Meijer. De officier van justitie heeft schriftelijk aangegeven geen mondelinge behandeling te wensen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg, maar dat hij deze verloor toen zijn ouders naturalisatie tot Amerikaans staatsburger ondergingen. De rechtbank concludeerde dat artikel V, lid 2, RRWN niet van toepassing was op [verzoeker], omdat hij zijn nationaliteit had verloren op basis van artikel 7, aanhef en onder 1, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI) en niet op basis van artikel 15, aanhef en onder c, RWN. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen, met de conclusie dat hij niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 403091 / HA RK 11-546
Beschikking van 5 april 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] (USA),
verzoeker,
advocaat mr. L.C. Blok te Leiden,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. C.M. Meijer.
Partijen worden hierna aangeduid met '[verzoeker]' en 'IND'.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 15 september 2011 ingekomen verzoekschrift;
- de brief van de IND van 5 december 2011.
1.2.De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2012. [verzoeker] is verschenen, vergezeld van mr. Blok. Namens de IND is mr. Meijer verschenen. De officier van justitie heeft schriftelijk te kennen gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling.
2.De feiten
2.1.[verzoeker] is op [geboortedatum] 1950 met de voornamen [namen] in [geboorteplaats] geboren als zoon van de echtgenoten [moeder van verzoeker] en [vader van verzoeker]. Hij verkreeg bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit. Op 26 september 1953 is [verzoeker] uitgeschreven uit de Nederlandse bevolkingsadministratie wegens emigratie met zijn ouders naar de Verenigde Staten.
2.2.De ouders van [verzoeker] hebben op 12 januari 1959 door naturalisatie het Amerikaans staatsburgerschap verkregen.
3.Het verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
3.1.[verzoeker] verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Hij voert daartoe aan dat hij zijn ouders weliswaar is gevolgd in de verkrijging van het Amerikaans staatsburgerschap, maar dat niet is gebleken dat zijn ouders met het verkrijgen van die nationaliteit ook vrijwillig afstand hebben gedaan van de Nederlandse nationaliteit. Hij meent op grond van artikel V, lid 2, van de Rijkswet tot wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap (RRWN) het Nederlanderschap te hebben behouden. Hij stelt zich na 1 januari 1990 diverse malen tot het Nederlandse consulaat in de Verenigde Staten te hebben gewend in verband met bezoeken aan Nederland, zodat hij geacht moet worden het Nederlanderschap te hebben behouden.
3.2.De IND stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit aangezien artikel V, lid 2, RRWN niet op hem van toepassing is.
3.3.De officier van justitie heeft schriftelijk bericht zich aan te sluiten bij de conclusie van de IND.
4.De beoordeling
4.1.Ten tijde van de geboorte van [verzoeker] in 1950 was de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI) van kracht. Op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder a, WNI verkreeg [verzoeker] bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit, aangezien zijn vader op dat moment in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit.
4.2.De ouders van [verzoeker] zijn op 12 januari 1959 genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger, waardoor zij op grond van het bepaalde in artikel 7, aanhef en onder 1, WNI het Nederlanderschap verloren. [verzoeker] was op dat moment minderjarig zodat ook hij op grond van genoemd artikel het Nederlanderschap verloor.
4.3.[verzoeker] beroept zich op artikel V, lid 2, RRWN. Dit artikel is echter van toepassing op personen die het Nederlanderschap hebben verloren op grond van artikel 15, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Uit het vorenstaande blijkt dat artikel V, lid 2, RRWN niet van toepassing is op [verzoeker] aangezien hij zijn Nederlandse nationaliteit is verloren op grond van artikel 7, aanhef en onder 1, WNI en niet op grond van artikel 15, aanhef en onder c, RWN.
4.4.Ook het afleggen van een optie als bedoeld in artikel V, lid 1, RRWN is voor [verzoeker] niet mogelijk, aangezien hiervoor eveneens geldt dat [verzoeker] zijn Nederlanderschap niet op grond van het bepaalde in artikel 15, aanhef en onder c, RWN is verloren.
4.5.Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.
5.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2012.