ECLI:NL:RBSGR:2012:BW2534

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
351420 - HA RK 09-594
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van een verzoeker geboren in Ghana

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 maart 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker, geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] in Ghana. De verzoeker heeft verzocht om vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek is ingediend op 29 oktober 2009, maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft het verzoek aanvankelijk afgewezen, met als argument dat de verzoeker ten tijde van de indiening minderjarig was. De IND stelde ook dat er naar Ghanees recht een familierechtelijke relatie bestaat tussen de verzoeker en zijn vader, die op de geboorteakte staat vermeld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2012 is de verzoeker, zijn moeder en een tolk verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.S. Jangali. De IND was vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker is geboren tijdens het huwelijk van zijn moeder met [C], die de Nederlandse nationaliteit had. Dit betekent dat [C] juridisch gezien de vader van de verzoeker is, ondanks dat de geboorteakte een andere vader vermeldt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker, geboren als kind van een Nederlandse vader, op grond van artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rwn) vanaf zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit. De IND is veroordeeld in de kosten van de procedure, en de verzoeker heeft gelijk gekregen in zijn verzoek om vaststelling van zijn nationaliteit. De rechtbank heeft de uitvoerbaarverklaring bij voorraad afgewezen, omdat dit niet van toepassing was in deze zaak. De beschikking is openbaar uitgesproken op 29 maart 2012.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 351420 / HA RK 09-594
Beschikking van 29 maart 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. S.S. Jangali te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.
Partijen worden hierna aangeduid als '[verzoeker]' en 'IND'.
1.De procedure
1.1.[verzoeker] heeft op 29 oktober 2009 een verzoekschrift (met bijlagen) ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Aanvullingen op het verzoekschrift c.q. nadere stukken zijn ingekomen bij brieven van 10 december 2009, 6 juli 2011, 14 en 15 februari 2012 (telkens met bijlagen).
1.2. De IND heeft bij brief van 25 februari 2010 gevraagd om aanvullende informatie.
Bij brief van 11 oktober 2011 heeft de IND geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.3.De officier van justitie heeft zich bij brief van 21 november 2011 aangesloten bij het advies van de IND.
1.4.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op
16 februari 2012. Verschenen zijn [verzoeker], zijn moeder en mevrouw [A] als tolk, vergezeld van mr. Jangali. Namens de IND is verschenen mr. Cappon. Zowel mr. Jangali als mr. Cappon hebben pleitaantekeningen overgelegd.
2.De feiten
2.1.[verzoeker] is geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] in Ghana. In het (gelegaliseerde) op 15 mei 2009 afgegeven uittreksel uit het geboorteregister, rechtsboven genummerd [nummer] en met registratienummer [nummer], staat als vader vermeld: [vader van verzoeker], van Ghanese nationaliteit, en als moeder: [moeder van verzoeker], van Ghanese nationaliteit. De geboorteregistratie vond plaats op 20 december 2000 op aangeven van [B], een zuster van de moeder.
2.2.Blijkens een rapport van Sanquin Diagnostiek van 11 november 2009 is [moeder van verzoeker] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de moeder van [verzoeker].
2.3.[moeder van verzoeker] verblijft sinds 31 december 1986 in Nederland. [verzoeker] is geboren tijdens een vakantie van zijn moeder in Ghana. Hij is in Ghana opgegroeid.
2.4.[moeder van verzoeker] is op 24 juni 1987 gehuwd met [C], van Nederlandse nationaliteit. Dat huwelijk is op 18 mei 1992 door echtscheiding ontbonden.
[C] is op 10 december 2001 overleden.
3.Het verzoek van [verzoeker] en het standpunt van de IND
3.1.[verzoeker] voert ter onderbouwing van zijn verzoek het volgende aan. Hij is geboren staande het huwelijk van zijn moeder met [C]. Dat betekent dat [C] zijn juridische vader is. Aangezien [C] (ten tijde van de geboorte van [verzoeker]) de Nederlandse nationaliteit had, heeft [verzoeker] op grond van artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rwn) ook de Nederlandse nationalitieit.
3.2.De IND stelt zich primair op het standpunt dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek omdat hij ten tijde van de indiening van het verzoekschrift nog minderjarig was.
Subsidiair stelt de IND dat naar Ghanees recht een familierechtelijke betrekking bestaat tussen [verzoeker] en [vader van verzoeker], de op de geboorteakte vermelde vader.
3.3.De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt van de IND.
4.De beoordeling
4.1.Ten tijde van de indiening van het onderhavige verzoekschrift was [verzoeker] nog minderjarig. Gelet echter op de omstandigheid dat [verzoeker] drie dagen nadien meerderjarig is geworden en zijn moeder [moeder van verzoeker] te kennen heeft gegeven dat de indiening van het verzoekschrift met haar toestemming heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank [verzoeker] in zijn verzoek ontvangen.
4.2.Ter beoordeling staat de vraag wie als de juridische vader van [verzoeker] dient te worden aangemerkt. Blijkens de Ghanese geboorteakte is [verzoeker] op [geboortedatum] 1991 in Ghana geboren als kind van een Ghanese moeder en een Ghanese vader. De afstamming van [verzoeker] dient daarom te worden beoordeeld naar Ghanees recht.
4.3.Section 32 - Children of a Marriage van het Ghanese 'Evidence Decree 1975 (NRCD 323)' luidt voor zover van belang:
(1) A Child born during the marriage of the mother is presumed to be the child of the person who is the husband of that mother at the time of birth.
(...)
4.4.Tussen [verzoeker] en de IND staat vast dat [moeder van verzoeker] ten tijde van de geboorte van [verzoeker] op [geboortedatum] 1991 gehuwd was met de Nederlander [C]. Naar Ghanees recht heeft [C] op grond van voormeld artikel daarom te gelden als de (juridische) vader van [verzoeker].
4.5.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoeker], geboren als kind van een Nederlandse vader, op grond van artikel 3 lid 1 Rwn vanaf zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit. Dat op de geboorteakte een ander als vader vermeld staat kan daar niet aan afdoen. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
4.6.De IND zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4.7.De verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal worden afgewezen aangezien een beslissing als de onderhavige zich daar niet toe leent.
5.De beslissing
De rechtbank:
-stelt vast dat [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] (Ghana) vanaf zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit,
-veroordeelt de IND in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 262,-- aan verschotten (griffierecht) en € 904,-- aan salaris advocaat. De IND wordt, gelet op de aan [verzoeker] verleende toevoeging, mitsdien veroordeeld om te voldoen:
a. aan de griffier van deze rechtbank:
-€ 196,50 voor in debet gesteld griffierecht,
-€ 904,-- voor salaris van de advocaat van [verzoeker],
in totaal derhalve € 1.100,50, met welk bedrag de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig de wet,
b. aan [verzoeker]:
-€ 65,50 voor niet in debet gesteld griffierecht
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Paris, mr. H. Wien en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2012.