ECLI:NL:RBSGR:2012:BW2282
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Zicht op verwijdering naar Noord-Somalië en vreemdelingenbewaring
In deze uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 maart 2012, met zaaknummer AWB 12/4931, werd de vraag behandeld of er zicht op verwijdering naar Noord-Somalië bestond voor de eiser, een Somalische vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De verweerder, de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, stelde dat er sinds eind november 2011 geen technische belemmeringen meer waren voor uitzetting naar Somalië, in tegenstelling tot eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens die dit belemmerden. De rechtbank oordeelde dat de wijziging in het beleid van de verweerder, zoals vastgelegd in WBV 2011/13, voldoende was om te concluderen dat er weer zicht op verwijdering naar Noord-Somalië was.
De rechtbank merkte op dat de eiser eerder, op 27 oktober 2011, in vreemdelingenbewaring was gesteld, maar dat deze op 1 november 2011 was opgeheven wegens vormfouten. De rechtbank had toen geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting naar Noord-Somalië bestond. Echter, de nieuwe feiten en omstandigheden, waaronder de bevestiging van de luchtvaartautoriteiten dat gedwongen uitzettingen naar Mogadishu weer mogelijk waren, rechtvaardigden de huidige inbewaringstelling.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd dat tegen deze uitspraak binnen één week hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.