ECLI:NL:RBSGR:2012:BW1991
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een inreisverbod en bewaring van een vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de inbewaringstelling en het inreisverbod van een Ghanese vreemdeling, eiser, die in detentie verbleef. Eiser had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, welke op 16 oktober 2009 negatief was beoordeeld. Eiser werd opgedragen Nederland binnen 24 uur te verlaten, maar heeft hieraan geen gevolg gegeven, wat leidde tot het vermoeden dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. Dit vormde de basis voor de maatregel van bewaring en het inreisverbod van twee jaar, zoals vastgelegd in artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000.
De rechtbank oordeelde dat de ernst van de aanleiding voor het opleggen van het inreisverbod was verdisconteerd en dat verweerder niet verplicht was om de maximale duur van twee jaar te motiveren, zolang eiser geen bijzondere individuele omstandigheden aanvoerde die een afwijking van deze termijn rechtvaardigden. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser dat verweerder had kunnen volstaan met een lichter middel en dat er ten onrechte geen termijn voor vertrek was verleend. Eiser had de gronden voor zijn bewaring niet betwist, en de rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was.
De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser tegen zowel de bewaring als het terugkeerbesluit en het inreisverbod ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State.