uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), beroep vrijheidsontnemende maatregel in de zaak tussen
[vreemdeling], V-nummer [nummer], vreemdeling
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Fairweather).
Op 2 maart 2012 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 9 maart 2012. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. C. Prins. Tevens was aanwezig
A. Abdi, tolk in de Somalische taal.
Op 13 maart 2012 heeft de enkelvoudige kamer van de rechtbank het onderzoek heropend en het beroep verwezen naar een zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank. Bij deze beslissing heeft de rechtbank verweerder een aantal vragen gesteld, die door verweerder bij fax van 19 maart 2012 zijn beantwoord.
De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 20 maart 2012. De vreemdeling heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich eveneens doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. W. Fairweather.
1 De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [datum] 1986
en de Somalische nationaliteit te hebben. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 21 februari 2012 waarbij de vreemdeling de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd.
2 Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vreemdelingenwet (Vw) 2000 staat ter beoordeling of dit besluit in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3 De vreemdeling heeft in beroep aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Somalië aanwezig is. Tevens heeft de vreemdeling naar voren gebracht dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor afgifte van een EU-staat.
4 Verweerder het volgende naar voren gebracht. De vreemdeling komt wel voor afgifte van een EU-staat in aanmerking, in het bijzonder nu afspraken zijn gemaakt met de Transitional Federal Government (TFG) van Somalië over het gebruik van een dergelijk document. Het Memorandum of Understanding (MoU) met de TFG van 3 mei 2010 is nog immer van kracht. Het MoU met Somaliland van 1 juli 2009 is nog immer opgeschort. Verweerder is hierover in overleg getreden met de autoriteiten van Somaliland en is in afwachting van resultaten van besprekingen met de Somalilandse autoriteiten. Ten aanzien van het uitzettingstraject heeft verweerder aangegeven dat voorafgaand aan de daadwerkelijke terugkeer van de vreemdeling de terugkeer door de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) van tevoren bij de Somalische autoriteiten zal worden aangemeld. Na een nationaliteitsverklaring te hebben verkregen van deze autoriteiten zal de terugkeer plaatsvinden. De vreemdeling zal vanuit Amsterdam, via Nairobi, vliegen naar Mogadishu. Via Mogadishu kan men doorreizen naar andere plaatsen in Somalië met een binnenlandse vlucht. Daarvoor behoeft het vliegveld van Mogadishu niet te worden verlaten. De vreemdeling zal hiervoor door de DT&V in het bezit worden gesteld van financiële ondersteuning. Vanaf de luchthaven van Mogadishu kan worden doorgevlogen naar Puntland (Bossaso), Centraal-Somalië (Galkayo) en Somaliland (Hargeisha en Berbera).
5 De rechtbank oordeelt als volgt.
Verweerder heeft aangegeven dat in september 2010 één Somalische vreemdeling succesvol via Nairobi naar Mogadishu is uitgezet. Onduidelijk is gebleven of deze vreemdeling beschikte over identificerende documenten.
In Mogadishu is sprake van een situatie, waarbij een persoon een reëel risico loopt op ernstige schade als omschreven in artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2004/83/EG (Definitierichtlijn). Niet in geschil is dat de luchthaven in dit gebied in Mogadishu ligt en dat de luchthaven in handen is van de TFG.
Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat met andere vervoersmiddelen dan het vliegtuig veilig kan worden gereisd door voormeld gebied.
Thans dient te worden beoordeeld of de vreemdeling die wordt uitgezet via Mogadishu met een binnenlandse vlucht Mogadishu zou kunnen verlaten.
Onduidelijk is gebleven of de vreemdeling voor een binnenlandse vlucht in Somalië in het bezit dient te zijn van een identificerend document en of een hem betreffende EU-staat als zodanig kan gelden. Dat klemt temeer bij vluchten naar Noord-Somalië, nu het MoU met Somaliland van 1 juli 2009 nog altijd is geschorst.
Derhalve is door verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de vreemdeling met een binnenlandse vlucht kan doorvliegen naar een andere plaats in Somalië. Onder deze omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom ten aanzien van de vreemdeling een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Somalië bestaat.
Hetgeen verder is aangevoerd behoeft geen bespreking.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring van de vreemdeling van meet af aan onrechtmatig was. Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van heden, 21 maart 2012.
Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 29 dagen onrechtmatige bewaring ten bedrage van 1 x € 105,-- (politiecel) + 28 x € 80,-- (detentiecentrum) = € 2.345,--.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.311,-- (1 punt voor het beroepschrift en 2 punten voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 437,-- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
De rechtbank ’s-Gravenhage:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan de vreemdeling een schadevergoeding toe, groot € 2.345,--, ten laste van verweerder, te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.311,-- welke kosten verweerder aan de griffier dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Pereira Horta, voorzitter van de meervoudige kamer, en de leden mrs. E. Kouwenhoven en C. Fetter in aanwezigheid van J.J. Kip, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.
Rechtsmiddel
Krachtens artikel 95 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag (nadere informatie: www.raadvanstate.nl).