Zaaknummer: AWB 12 / 7544
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2012 in de zaak tussen
[eiser], eiser
(gemachtigde: mr. A.J. van der Werff-Dost),
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder.
Bij besluit van 24 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een inreisverbod opgelegd als bedoeld in artikel 66a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 20 maart 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J.C.O. Stiphout. Als tolk was ter zitting aanwezig [naam tolk].
1. Eiser, volgens zijn verklaring geboren op 4 oktober 1988 en in het bezit van de Somalische nationaliteit, heeft op 16 februari 2012 een herhaalde aanvraag ingediend tot
het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Verweerder heeft een eerdere asielaanvraag afgewezen bij besluit van 7 december 2010, welk besluit in rechte onaantastbaar is geworden. Laatstgenoemd besluit bevatte de kennisgeving aan eiser van de verplichting om Nederland binnen vier weken te verlaten, aan welke verplichting eiser niet heeft voldaan.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de herhaalde aanvraag afgewezen. Tevens is daarin de kennisgeving vervat dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Voorts heeft verweerder bij het bestreden besluit aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de datum dat eiser Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
3. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of eiser ontvangen kan worden in het beroep tegen het inreisverbod.
4. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
5. Artikel 62a, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat verweerder de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, schriftelijk in kennis stelt van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen hij aan die verplichting moet voldoen, tenzij reeds eerder een terugkeerbesluit tegen de vreemdeling is uitgevaardigd en aan de daaruit voortvloeiende terugkeerverplichting niet is voldaan. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, als terugkeerbesluit geldt en tevens een inreisverbod kan inhouden.
6. Artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat verweerder een inreisverbod uitvaardigt tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 niet van toepassing is en die Nederland
a. onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, of
b. niet uit eigen beweging binnen de daarvoor gestelde termijn heeft verlaten, in welk laatste geval het inreisverbod slechts door middel van een zelfstandige beschikking wordt uitgevaardigd dan wel een beschikking die mede strekt tot wijziging van het reeds gegeven terugkeerbesluit.
7. Ingevolge artikel 75 van de Vw 2000 kan, in afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geen bezwaar worden gemaakt tegen een beschikking die:
(…)
c. een kennisgeving inhoudt overeenkomstig artikel 62a, tweede lid.
8. Op grond van het bepaalde in artikel 7:1 van de Awb moet een belanghebbende die het recht heeft om beroep in te stellen tegen een besluit, daartegen eerst bezwaar maken.
Op grond van het bepaalde in artikel 75, aanhef, onder c, van de Vw 2000 kan geen bezwaar worden gemaakt tegen een terugkeerbesluit, welk terugkeerbesluit tevens een inreisverbod kan bevatten.
9. Gelet op het bepaalde in artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 kan het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een terugkeerbesluit aangezien eiser reeds bij (terugkeer)besluit van 7 december 2010 in kennis is gesteld van de verplichting om Nederland te verlaten en hij daaraan niet heeft voldaan. Het bestreden besluit moet dan ook, voor zover hiermee aan eiser een inreisverbod is opgelegd, worden aangemerkt als een zelfstandige beschikking, als bedoeld in artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
10. Nu het inreisverbod aan eiser is opgelegd door middel van een zelfstandige beschikking, dient eiser daartegen eerst bezwaar te maken. De uitzondering op de hoofdregel dat tegen een inreisverbod geen bezwaar kan worden gemaakt, geldt immers uitsluitend voor het geval dat dat inreisverbod deel uitmaakt van een terugkeerbesluit.
11. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat eiser niet ontvangen kan worden in het beroep. De rechtbank zal het beroepsschrift op grond van het bepaalde in artikel 6:15, eerste lid, van de Awb aan verweerder doorzenden om dit als bezwaarschrift te behandelen.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. Zippelius, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.M.A.W. Kusters-van Mulken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2012.
w.g. mr. K.M.A.W. Kusters-van Mulken,
griffier w.g. mr. B.J. Zippelius,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 27 maart 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.