ECLI:NL:RBSGR:2012:BV9748
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige detentie en foltering in Libië
In deze zaak vordert eiser, geboren in Egypte, schadevergoeding van gedaagden wegens onrechtmatige detentie en foltering in Libië tussen januari 1999 en augustus 2007. Eiser stelt dat hij als gevolg van deze detentie en foltering schade heeft geleden ter hoogte van € 1.000.000, waarvan € 750.000 aan materiële schade en € 250.000 aan immateriële schade. Gedaagden zijn niet verschenen in de procedure, en eiser heeft aangegeven dat zij geen bekende woon- of verblijfplaats hebben kunnen achterhalen, ondanks zijn pogingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de vereisten voor verstekverlening is voldaan.
De rechtbank heeft allereerst de rechtsmacht beoordeeld, waarbij zij heeft gekeken naar de situatie in Libië op het moment van de dagvaarding, 27 juli 2011. De rechtbank oordeelt dat zij op basis van artikel 9 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Aangezien gedaagden niet zijn verschenen, heeft de rechtbank de vorderingen van eiser toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
In de beslissing heeft de rechtbank gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 750.000 aan materiële schadevergoeding en € 250.000 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente naar Libisch recht vanaf de datum van de dagvaarding. Tevens is verklaard dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor toekomstige schade, die nader opgemaakt zal worden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 21 maart 2012 door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier.