ECLI:NL:RBSGR:2012:BV9424
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verklaring van rechtsvermoeden van overlijden
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot verklaring van rechtsvermoeden van overlijden. De verzoeker, die als bewindvoerder was aangesteld over de nalatenschap van zijn moeder, wenste de bewindvoering te beëindigen en de nalatenschap te verdelen. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoeker niet ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de door hem genoemde belangen geen directe belangen waren zoals bedoeld in artikel 1:413 van het Burgerlijk Wetboek (BW), maar slechts afgeleide belangen. De rechtbank verduidelijkte dat het verzoek had kunnen worden ingediend door de zus van de vermiste, die net als de vermiste erfgenaam was van de moeder. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker geen erfgenaam was en daarom niet de juiste partij was om het verzoek in te dienen. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en gaf aan dat hij een verzoek tot beëindiging van de bewindvoering bij de kantonrechter kon indienen. Deze beslissing werd genomen na beoordeling van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en aanvullende documenten. De uitspraak benadrukt het belang van directe belangen bij het indienen van verzoeken in het kader van het familierecht.