ECLI:NL:RBSGR:2012:BV9424

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
399592 - FA RK 11-5808
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verklaring van rechtsvermoeden van overlijden

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot verklaring van rechtsvermoeden van overlijden. De verzoeker, die als bewindvoerder was aangesteld over de nalatenschap van zijn moeder, wenste de bewindvoering te beëindigen en de nalatenschap te verdelen. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoeker niet ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de door hem genoemde belangen geen directe belangen waren zoals bedoeld in artikel 1:413 van het Burgerlijk Wetboek (BW), maar slechts afgeleide belangen. De rechtbank verduidelijkte dat het verzoek had kunnen worden ingediend door de zus van de vermiste, die net als de vermiste erfgenaam was van de moeder. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker geen erfgenaam was en daarom niet de juiste partij was om het verzoek in te dienen. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en gaf aan dat hij een verzoek tot beëindiging van de bewindvoering bij de kantonrechter kon indienen. Deze beslissing werd genomen na beoordeling van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en aanvullende documenten. De uitspraak benadrukt het belang van directe belangen bij het indienen van verzoeken in het kader van het familierecht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 11-5808
Zaaknummer: 399592
Datum beschikking: 19 maart 2012
Verklaring rechtsvermoeden van overlijden
Beschikking op het op 18 juli 2011 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker],
verzoeker,
wonende te [woonplaats verzoeker],
advocaat mr. B.J. Hoogeveen te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemeld:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats belanghebbende],
advocaat: mr. --.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 29 augustus 2011 met bijlagen behorende bij het verzoekschrift;
- het faxbericht d.d. 13 januari 2012 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
- de verklaring tot instemming belanghebbende van [belanghebbende], ondertekend op 19 september 2011.
Verzoek
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank zal gelasten [de vermiste], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], (hierna te noemen: de vermiste) op te roepen teneinde van haar in leven zijn te doen blijken, en, zo hiervan niet blijkt, zal verklaren dat er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat.
Beoordeling
Uit de overgelegde stukken is het volgende gebleken:
- Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] 2009 is verzoeker voormeld benoemd tot bewindvoerder over hetgeen de vermiste toekomt uit nalatenschap van haar moeder, [moeder van vermiste en belanghebbende].
- Blijkens brief van [datum] 2008 van de dienst persoonsgegevens van de gemeente [gemeente] heeft [moeder van vermiste en belanghebbende] twee kinderen gekregen: voormelde belanghebbende en de vermiste. Uit voormelde brief blijkt voorts dat de vermiste per [datum] 1988 is uitgeschreven als 'Vertrokken Onbekend Waarheen'. Sindsdien is niets meer van haar vernomen.
Het verzoek bedoeld in artikel 1:413 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden ingediend door belanghebbenden en door het openbaar ministerie. Met belanghebbenden worden personen bedoeld die een rechtstreeks belang hebben bij het betreffende verzoek, en derhalve niet slechts een afgeleid belang hebben.
Verzoeker is bij beschikking van deze rechtbank van [datum] 2009 benoemd tot bewindvoerder over hetgeen de vermiste toekomt uit de nalatenschap van haar moeder
[moeder van vermiste en belanghebbende]. Verzoeker stelt dat zijn belang erin gelegen is dat de bewindvoering wordt beëindigd en de nalatenschap wordt verdeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de door verzoeker genoemde belangen geen belangen zijn als bedoeld in artikel 1:413 BW, doch slechts afgeleide belangen. Indien verzoeker de bewindvoering wenst te beëindigen, kan hij een daartoe strekkend verzoek indienen bij de kantonrechter. Het verdelen van de nalatenschap is op zich wel een belang als bedoeld in artikel 1:413 BW, maar dat is niet het belang van verzoeker nu hij - anders dan voornoemde belanghebbende, zijnde de zus van de vermiste - geen erfgenaam is van de vermiste.
Nu het onderhavige verzoek naar het oordeel van de rechtbank niet is ingediend door één van de in artikel 1:413 BW bedoelde personen, is verzoeker niet-ontvankelijk in het door hem ingediende verzoek en zal de rechtbank aldus bepalen.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W. de Wit, E.S.G. Jongeneel en A.M. Brakel, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2012.