ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8690

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 3082
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Hagen
  • R. Sipkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit van bewaring in vreemdelingenzaak

Op 16 februari 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de bewaring van eiser, een Surinaamse nationaliteit hebbende man. Eiser had beroep ingesteld tegen het verlengingsbesluit van de minister voor Immigratie en Asiel, dat op 3 januari 2012 was genomen. De rechtbank oordeelde dat het verlengingsbesluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de benodigde documentatie uit derde landen op korte termijn zou arriveren, zoals vereist door artikel 59, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank benadrukte dat een verlengingsbesluit een cruciaal besluit is in de bewaringsprocedure en dat het niet expliciet vermelden van de reden van niet-meewerken door eiser, betekent dat dit niet als grond voor verlenging kan worden aangemerkt.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de bewaring met onmiddellijke ingang. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van € 1360 aan eiser, en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van € 437 voor rechtsbijstand. De rechtbank wees erop dat partijen binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep konden instellen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, waarbij eiser noch zijn gemachtigde aanwezig was, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de uitspraak mondeling gedaan na sluiting van het onderzoek ter zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 12 / 3082
V-nr: [V-nr]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 16 februari 2012 in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [1955], van (gestelde) Surinaamse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. J.W.F. Menick, advocaat te Amsterdam
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. E. van der Weijden , werkzaam bij de Immigratie en Naturalisatiedienst.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2012. Eiser noch zijn gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft hierbij aan partijen medegedeeld dat partijen binnen één week na verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en beveelt dat de bewaring met ingang van heden wordt opgeheven. De rechtbank veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1360,-- (zegge: dertienhonderd en zestig euro) aan eiser. De rechtbank veroordeelt verweerder als in het ongelijk gestelde partij in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 437,-- als kosten van verleende rechtsbijstand, te betalen aan de griffier van deze rechtbank.
Motivering
Het beroep is gebaseerd op artikel 94, vijfde lid, in verband met artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 en richt zicht tegen het door verweerder genomen verlengingsbesluit gedateerd 3 januari 2012.
De rechtbank is van oordeel dat het verlengingsbesluit niet deugdelijk is gemotiveerd. In dit geval kan niet aan de verlenging van de bewaring ten grondslag worden gelegd dat de nodige documentatie uit derde landen op zich laat wachten. Volgens jurisprudentie van deze rechtbank en zittingsplaats (AWB 11/40629 van 10 januari 2012) dient artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 zo te worden gelezen dat er concrete aanwijzingen dienen te zijn dat het een kwestie van niet al te lange tijd is dat de nodige documentatie uit derde landen zal arriveren. Dat er in het onderhavige geval dergelijke concrete aanwijzingen zijn is gesteld noch gebleken.
Verder is er in het onderhavige verlengingsbesluit niets aangekruist. Een verlengingsbesluit is een cruciaal besluit van verweerder in de bewaringsprocedure. Niet voor niets entameert dit besluit ook een beroepsprocedure. Indien een dergelijk besluit niet expliciet als reden voor de verlenging van de bewaring vermeldt dat eiser niet meewerkt, dient het er voor te worden gehouden dat niet meewerken van eiser geen grond was voor de verlenging. De enkele opmerking in het vertrekgesprek dat, omdat eiser niet vrijwillig naar Suriname wil terugkeren, hem een verlengingsbesluit wordt gegeven, kan aan vorenstaand oordeel niet afdoen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
H.C. Hagen mr. R. Sipkens
griffier rechter
afschrift verzonden op:
Conc.: HH
Coll:
D: B
VK
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.