ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8323

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
410554/FT RK 12.32 en 410555/FT RK 12.33
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot schuldsanering wegens onvoldoende hulpverlening en stabiliteit

Op 8 maart 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door twee verzoekers. De verzoekers, beiden met een aanzienlijke schuldenlast van € 30.913,73, hadden op 4 januari 2012 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de behandeling op 20 februari 2012 zijn de verzoekers gehoord en is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verzoekers niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de omstandigheden rondom de schulden, zoals de aard en omvang van de vorderingen en het gedrag van de verzoekers in hun pogingen om de schulden te voldoen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers reeds hulpverlening hebben ontvangen, maar dat deze hulpverlening niet heeft geleid tot concrete resultaten. De verzoekers hebben aangegeven dat de hulpverleners hun situatie zelfs hebben verergerd. De rechtbank oordeelt dat de verzoekers eerst een stabiele situatie moeten creëren, met adequate hulpverlening, voordat zij in aanmerking kunnen komen voor de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen, maar heeft de verzoekers de mogelijkheid geboden om een hernieuwd verzoek in te dienen zodra hun situatie voldoende is verbeterd.

De beslissing is genomen door mr. C.W.D. Bom, lid van de enkelvoudige kamer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De verzoekers hebben het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen, waarbij dit uitsluitend kan geschieden door een advocaat en procureur.

Uitspraak

rekestnummer: 410554/FT RK 12.32 en 410555/FT RK 12.33
nummer verklaring: DHG1011111233 en DHG1011008920
uitspraakdatum: 8 maart 2012
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[verzoeker],
en
[verzoekster],
beiden wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekers,
hebben op 4 januari 2012 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 20 februari 2012 behandeld. De verzoekers zijn gehoord.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Blijkens het overgelegde schuldenoverzicht, waar 36 schulden op staan vermeld, bedraagt de totale schuldenlast € 30.913,73. Aan deze schuldeisers is in het minnelijk traject een akkoord aangeboden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet wordt het verzoek slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de verzoekers ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest. Deze goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoekers dienen te voldoen.
Bij de beoordeling daarvan kan de rechtbank rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoekers een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de verzoekers wat betreft hun inspanningen de schulden te voldoen of acties hunnerzijds om verhaal door de schuldeisers te frustreren en dergelijke.
De wettelijke schuldsaneringsregeling moet het sluitstuk zijn van een traject waarbij de verzoekers hun situatie zodanig op orde hebben gekregen dat er een goede basis is van waaruit dat zij de verplichtingen uit de regeling kunnen en zullen nakomen en er derhalve een goede kans is dat zij het schuldsaneringstraject met een 'schone lei' kunnen afsluiten. Als het noodzakelijk is dat daarbij hulpverlening wordt georganiseerd om de kans van slagen te vergroten, dan moet die hulpverlening op het moment van toelating tot de regeling functioneren. Tijdens de behandeling ter zitting is gebleken dat verzoekers reeds de nodige ondersteuning hebben gehad om hun situatie op orde te krijgen. Naar eigen zeggen hebben verzoekers al de nodige consulenten, gezinscoaches en maatschappelijk werkers gehad, zonder dat deze hulpverlening tot concrete resultaten heeft geleid. Sterker nog, verzoekers beweren dat deze hulpverleners hun situatie juist verergerd hebben. Thans hebben zij stappen genomen om onder beschermingsbewind te komen, maar dat is nog niet geconcretiseerd. De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is dat de verzoekers de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren kunnen en zullen nakomen. Eerst dienen zij een voldoende hulpverlening om zich heen te organiseren, waarvan beschermingsbewind een belangrijke factor kan zijn, voordat zij -als sluitstuk van een hulpverleningstraject- toegelaten kunnen worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek tot toelating dient daarom te worden afgewezen.
De rechtbank geeft de verzoekers mee, dat zij een hernieuwd verzoek tot toelating kunnen doen, zodra hun situatie dermate stabiel is dat een toelating tot de regeling aannemelijk is.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], NEDERLAND,
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats].
en
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats], NEDERLAND,
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. C.W.D. Bom lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2012 in tegenwoordigheid van M. Pronk, griffier.
De verzoeker heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat en procureur worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen