ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8158

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/7097
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit voor een horecagelegenheid met geluidsoverlast

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, bewoners van een etage naast een café, en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om maatwerkvoorschriften op te leggen aan de vennootschap die het café exploiteert, op basis van artikel 2.20, lid 5, van het Activiteitenbesluit. De maatwerkvoorschriften zijn bedoeld om de geluidsoverlast van het café te reguleren, aangezien eisers overlast ondervinden van muziek- en stemgeluid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de geluidrapporten, waaronder die van adviesbureau Peutz B.V., aantonen dat de inrichting aan de geldende geluidnormen kan voldoen, mits de voorgeschreven maatregelen worden nageleefd. Eisers hebben betoogd dat de maatwerkvoorschriften onvoldoende zijn en dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om de geluidshinder te beperken. De rechtbank oordeelt echter dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de inrichting niet kan voldoen aan de geluidvoorschriften en dat de maatwerkvoorschriften in redelijkheid zijn opgelegd.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van geluidsnormen en de rol van maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/7097
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 februari 2012 in de zaak tussen
[A] en [B], te [plaats], eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [C] en [D], vennoten van de vennootschap "[E] v.o.f.", te [plaats], belanghebbenden.
Procesverloop
Bij brief van 8 juni 2010 heeft verweerder medegedeeld dat hij voornemens is maatwerkvoorschriften aan de vennootschap op te leggen.
Op 1 juli 2011 hebben eiserss een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht.
Bij besluit van 2 augustus 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften gesteld ten aanzien van de door de vennootschap geëxploiteerde horecagelegenheid aan het [a-straat 1] te [plaats].
Het bestreden besluit heeft met ingang van 4 augustus 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen.
Op 31 augustus 2011 hebben eisers beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben bij brief van 13 oktober 2011 hun zienswijze op het beroep gegeven.
Partijen hebben aanvullende stukken overgelegd.
Het beroep is op 12 januari 2012 ter zitting behandeld.
Eiser [A] is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door K. Mohammadi en mr. H. Wijten. Belanghebbende [D] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B.R. Barre.
Overwegingen
1.1 Per 3 mei 2010 exploiteert de vennootschap in het pand [a-straat 1] een horecabedrijf onder de naam "[E]" (het café). Hiervan heeft de vennootschap op 1 juni 2010 krachtens artikel 8.41 van de Wet milieubeheer (Wm) melding aan verweerder gedaan. Bij brief van 23 juli 2010 heeft verweerder deze melding geaccepteerd.
Op 24 december 2010 heeft de vennootschap een nieuwe melding gedaan. Bij brief van 1 februari 2011 heeft verweerder deze melding eveneens geaccepteerd.
1.2 Eisers bewonen een etage van een naast het café gelegen pand. Zij hebben bij verweerder en de uitbater(s) van het café meermaals aangegeven overlast te ondervinden in de vorm van muziek- en stemgeluid. Dit heeft geleid tot akoestische onderzoeken, waaronder dat van adviesbureau Peutz B.V. (Peutz) van 30 juni 2010, waarin onder meer op basis van in het café en in de woning van eisers verrichte geluidmetingen, is geconcludeerd dat in de woning van eisers wordt voldaan aan de geluidgrenswaarde uit het Activiteitenbesluit van 25 dB(A) geldend in de nachtperiode indien het geluidniveau in het café 72 dB(A) bedraagt. Aangezien volgens de door het ministerie van VROM opgestelde richtlijn voor de geluidsproductie bij een rustig bruin café/bar het equivalent geluidniveau tussen de 75 en 80 dB(A) bedraagt, dienen aanvullende maatregelen te worden genomen om aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit te kunnen voldoen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot het voornemen van verweerder om aan de vennootschap maatwerkvoorschriften op te leggen als bedoeld in artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit.
1.3 Bij brief van 22 december 2011 heeft verweerder een rapportageformulier van op 15 en 16 oktober 2011 in de woning van eisers gehouden geluidmetingen overgelegd, alsmede een rapport van een op 2 september 2011 gehouden milieucontrole en een reactie van Peutz van 12 december 2011 op het beroepschrift.
1.4 Eisers hebben bij brief van 27 december 2011 onder meer een rapportage van een op 4 november 2011 uitgevoerde geluidmeting in hun woning ingediend.
2.1 In het bestreden besluit is overwogen dat uit akoestisch onderzoek (rapporten van Peutz van 30 juni 2010 en 30 juli 2010) is gebleken dat de inrichting zonder maatregelen niet aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit voldoet. Om deze reden zijn ter bescherming van het milieu maatwerkvoorschriften opgesteld om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken te voorkomen, of indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken.
2.2 In dit maatwerkvoorschrift is onder meer het volgende opgenomen:
a. het (muziek)geluidniveau in het café moet met een door burgemeester en wethouders goedgekeurde, automatisch werkende geluidniveaubegrenzer (limiter) worden begrensd;
b. het geluidniveau tussen het café en de aangrenzende woningen [a-straat 2] en [a-straat 3] is bepalend voor het toelaatbare binnengeluidniveau in het café;
c. de limiter moet zodanig zijn afgesteld dat de maximaal binnen de inrichting te produceren geluidniveaus met gesloten ventilatieroosters in de gevels ten hoogste bedragen:
82 dB(A) in de dagperiode,
77 dB(A) in de avondperiode en
72 dB(A) in de nachtperiode;
(...)
i. buiten de limiter om mag geen muziek ten gehore worden gebracht
3. Eisers betogen dat de maatwerkvoorschriften niet ver genoeg gaan. Stem- en muziekgeluid dringen vanuit de inrichting door in de woning van eisers, waardoor het woongenot wordt aangetast. De bouwkundige staat van de monumentale panden vraagt om ingrijpende kostbare maatregelen om de geluidhinder vanwege het café toereikend te beperken. Alleen het muziekgeluid beperken met een geluidsniveaubegrenzer is onvoldoende. De maatwerkvoorschriften nemen de gevolgen van het stemgeluid niet weg.
Ter zitting is gebleken dat eisers het niet eens zijn met de geluidrapporten, op grond van de stelling dat er geen representatieve geluidmetingen zijn verricht in hun woning.
4. In het verweerschrift is gesteld dat het café naast de maatregelen voorgeschreven in het maatwerkvoorschrift een drietal maatregelen heeft getroffen om geluidhinder bij eisers te voorkomen. Voor stemgeluid kan volgens verweerder in dit geval geen maatwerkvoorschrift worden gesteld.
5.1 Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer mogen bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden.
De in tabel 2.17a aangegeven waarden bedragen, voor zover hier van belang, voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in in- en aanpandige gevoelige gebouwen niet meer dan 35, 30 en 25 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.
5.2 In artikel 2.20, vijfde lid, is bepaald dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift kan bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.
6.1 Blijkens de Nota van Toelichting bij artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, kunnen technische voorzieningen en gedragsregels betrekking hebben op het gesloten houden van ramen en deuren of het aanbrengen van een geluids-begrenzer op een muziekinstallatie.
6.2 Niet bestreden is dat verweerder, gelet op het Activiteitenbesluit, bevoegd was de in het bestreden besluit genoemde maatwerkvoorschriften op te leggen.
6.3 De rechtbank stelt vast dat eisers slechts hebben gesteld dat de maatwerkvoorschriften ontoereikend zijn, maar niet hebben aangegeven welke geluidwaarden in de voorschriften zouden moeten worden opgenomen.
6.4 Uit het rapport van de op 2 september 2011 in het café gehouden milieucontrole komt naar voren dat de muziekinstallatie is voorzien van een begrenzer en dat de geluidnorm voor de dagperiode (82dB(A)) met het volume van de geluidinstallatie maximaal open niet wordt overschreden. Voorts blijkt uit de geluidmetingen van 15 en 16 oktober 2011 en die van 4 november 2011, alle uitgevoerd in de woning van eisers, niet van overschrijdingen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de avond- en nachtperiode.
Tot slot merkt Peutz op in zijn reactie van 12 december 2011 dat muziekgeluid de bepalende geluidbron is voor de beoordeling van een potentiële overschrijding van de geluidgrenswaarden. Door limitering van het muziekgeluidniveau zal er geen overschrijding van geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit ten gevolge van muziekgeluid kunnen optreden. Een overschrijding van de geluidsgrenswaarden ten gevolge van menselijk stemgeluid in het café is niet te verwachten met de aangegeven exploitatie van het café en een gelimiteerd muziekgeluid, aldus Peutz.
6.5 Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de inrichting desondanks niet kan voldoen aan de geldende geluidvoorschriften. De stelling dat in hun woning geen geluidmetingen zijn gehouden is feitelijk onjuist. Voorts hebben zij niet onderbouwd dat deze metingen ondeugdelijk zijn geweest. De constatering in het geluidrapport van 4 november 2011 dat de meetomstandigheden in de woning van eisers verre van optimaal waren, is hiertoe onvoldoende. Gesteld noch gebleken is dat het rapport van Peutz van 30 juni 2011 zodanige gebreken vertoont dat verweerder zich daar niet op mocht baseren. Het is dan ook aannemelijk dat de inrichting aan de geldende geluidnormen van het Activiteitenbesluit, zowel wat de geluidproductie in het café als het maximale geluidniveau in de woning van eisers betreft, kan voldoen.
6.6 In een situatie als hier aan de orde valt niet uit te sluiten dat stem- en muziekgeluid vanuit de inrichting doordringen in de woning van eisers. De mate waarin dat gebeurt is van belang voor beantwoording van de vraag of van acceptabele woonomstandigheden kan worden gesproken. Daartoe zijn in het Activiteitenbesluit regels omtrent de maximaal toelaatbare geluidniveaus opgenomen. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat op deze wijze in de situatie van eisers een toereikend beschermingsniveau wordt bereikt. Gelet op de reactie van Peutz van 12 december 2011, is stemgeluid niet de bepalende geluidbron voor de beoordeling van een potentiële overschrijding van de geluidnormen, zodat hetgeen eisers hieromtrent hebben gesteld evenmin kan slagen.
6.7 Conclusie is dan ook dat verweerder in redelijkheid de desbetreffende maatwerk-voorschriften heeft kunnen opleggen.
7.1 Het beroep is ongegrond.
7.2 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.dr. L.M. Koenraad, mr. D.A.J. Overdijk en mr. L. Koper, rechters, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.