ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8100

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 3515 + 12 / 3551
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en inreisverbod voor vijf jaren met betrekking tot een Sierra Leonese vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 februari 2012 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen een besluit van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Eiser, een Sierra Leonese vreemdeling geboren op 1 januari 1977, was in vreemdelingenbewaring gesteld en had een inreisverbod van vijf jaren opgelegd gekregen. Eiser betwistte de gronden voor de bewaring en het inreisverbod, en voerde aan dat hij volledig meewerkte aan het onderzoek en geen valse documenten had overgelegd. Hij stelde dat hij medische behandeling nodig had en dat de situatie in Sierra Leone hem niet in staat stelde om terug te keren.

De rechtbank oordeelde dat de hulpofficier van justitie bevoegd was om het inreisverbod op te leggen en dat de gronden voor de bewaring voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van het inreisverbod werd afgezien. De rechtbank wees erop dat de medische rapporten geen verslechtering van de gezondheidstoestand van eiser aangaven en dat de belangen van eiser niet zwaarder wogen dan de redenen voor de bewaring en het inreisverbod.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank benadrukte dat de termijn voor het instellen van hoger beroep één week na de verzending van de uitspraak bedraagt, en dat het beroepschrift grieven moet bevatten.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
zittinghoudende te Maastricht
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12 / 3515 + 12 / 3551
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2012 in de zaken tussen
[B.B.], eiser
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder
(gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh).
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2012 heeft verweerder eiser in vreemdelingenbewaring gesteld. Op dezelfde datum, voorafgaand aan de inbewaringstelling, heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod voor vijf jaren uitgereikt (de bestreden besluiten).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Deze beroepen strekken tevens tot toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2012. De zaken zijn gevoegd behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. E.R. Moes, kantoorgenoot van zijn gemachtigde en is gehoord met behulp van een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, waarna verweerder nadere inlichtingen heeft verstrekt. Hierop heeft eiser bij brief van 16 februari 2012 gereageerd. De rechtbank heeft daarop met instemming van partijen het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.
Overwegingen
Op grond van artikel 94, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) moet de rechtbank beoordelen of, voor zover bestreden, de bewaring in strijd is met deze wet dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
Eiser stelt te zijn geboren op 1 januari 1977 en de Sierra Leonese nationaliteit te hebben.
Hij bestrijdt de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. Eiser heeft zich aan alle verplichtingen gehouden: hij werkt volledig mee met het onderzoek en heeft nimmer onjuiste of tegenstrijdige gegevens verstrekt. Ook heeft hij geen gebruik gemaakt van valse of vervalste documenten. Hij heeft louter een document overgelegd dat hij van de ambassade van Sierra Leone heeft ontvangen. Op geen enkele wijze is aangetoond dat eiser het document zou hebben vervalst. Hij wordt ten onrechte verdacht van het plegen van een misdrijf. Contra-expertise zal plaatsvinden. Eiser beschikt over middelen van bestaan, had opvang en vormt op geen enkele wijze een gevaar voor de openbare orde. Eiser behoeft medische behandeling. Verwezen wordt naar rapporten van behandelende medici en het rapport van het Bureau Medische Advisering. Er loopt een procedure in het kader van artikel 64 van de Vw 2000. Er is aldus sprake van indringende medische omstandigheden, waardoor verweerder na afweging van alle belangen van de bewaring had moeten afzien.
Eiser stelt dat ten onrechte een inreisverbod is opgelegd. Hij vindt het inreisverbod niet proportioneel gelet op alle medewerking die hij aan onderzoek en begeleiding door de Dienst Terugkeer & Vertrek heeft verleend. Verweerder heeft het inreisverbod onvoldoende gemotiveerd en dat geldt ook voor de termijn van het inreisverbod. Op medische en humanitaire gronden had kunnen worden afgezien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Eiser verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 december 2011 (C329/11, inzake Achughbabian). Eiser vraagt zich af in hoeverre het inreisverbod op bevoegde wijze is verstrekt en stelt zich op het standpunt dat – bij gebrek aan verdere mandatering – de hulpofficier van justitie niet bevoegd is, maar de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van de opgelegde maatregel van bewaring (AWB 12/3115).
Eiser heeft tijdens zijn presentatie bij de Guinese autoriteiten op 1 december 2011 een ‘statement’ getoond gedateerd 15 oktober 2006, onder meer inhoudend dat eiser een onderdaan is van de Sierra Leone. Verweerder heeft daarop deze verklaring opgevraagd bij eiser, waarna op 23 januari 2012 een onderzoek is ingesteld naar de authenticiteit. Verweerder heeft een verklaring van onderzoek overgelegd opgesteld door R.V. Willering, werkzaam bij Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Deze stelt dat hij een verklaring van de ambassade van Sierra Leone met nummer SLE/B/CON/32, afgegeven te Brussel op 15 oktober 2006, heeft onderzocht. Daarbij is hem onder meer gebleken dat het fragment van de afdruk van de inktstempel aangebracht op het basismateriaal boven de pasfoto niet zichtbaar is op de pasfoto zelf. Het fragment is op de pasfoto en vlak naast de pasfoto bijgetekend. Rondom de pasfoto zijn lijmresten en een kader zichtbaar. Deze sporen duiden op een eerder aanwezigheid van een pasfoto met een afwijkend formaat dan de thans aangebrachte pasfoto. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van de resultaten van dit onderzoek aan de bewaring ten grondslag heeft kunnen leggen stellen dat eiser in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van een vervalst document en dat eiser onvoldoende meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Verder heeft eiser bij zijn presentatie bij de autoriteiten van Sierra Leone op 13 december 2010 de verklaring niet getoond, hoewel hij deze gelet op de datum van afgifte al in bezit zou moeten hebben gehad. Eiser heeft tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring bovendien gesteld dat hij niet wil meewerken aan zijn vertrek uit Nederland. Verweerder heeft gelet op het voorgaande kunnen stellen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan zijn uitzetting gaat onttrekken. Dat eiser zelfstandig voldoende middelen van bestaan heeft om onder meer zijn terugkeer te bekostigen is de rechtbank niet gebleken. De verstrekkingen door het Centraal orgaan asielzoekers kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de maatregel van bewaring op goede gronden heeft opgelegd.
Gelet op deze gronden heeft verweerder zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat op het moment van de inbewaringstelling niet meer kon worden volstaan met een lichter middel. Dat eiser heeft verwezen naar zijn medische problematiek en heeft gesteld dat hij niet kan terugkeren naar Sierra Leone omdat daar de noodzakelijke medische behandeling niet beschikbaar is, doet hier niet aan af. Bureau Medische Advisering heeft op 17 januari 2011 aangegeven dat eiser kan reizen en dat de kans klein is dat bij het staken van de medische behandeling een noodsituatie zal ontstaan. Over de thans in behandeling zijnde aanvraag op grond van artikel 64 Vw 2000, zal verweerder nog beslissen.
Het beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het inreisverbod (AWB 12/3551).
Op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 kan verweerder een inreisverbod uitvaardigen tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 van de Vw 2000 niet van toepassing is en die Nederland:
a. onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, of
b. niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten, in welk laatste geval het inreisverbod slechts door middel van een zelfstandige beschikking wordt uitgevaardigd dan wel een beschikking die mede strekt tot wijziging van het reeds gegeven terugkeerbesluit.
Op grond van het tweede lid kan daarvan op grond van humanitaire of andere redenen worden afgezien.
Bij het bestreden besluit is door een hulpofficier van justitie namens verweerder een terugkeerbesluit genomen en een inreisverbod uitgevaardigd. Eiser stelt dat niet een hulpofficier van justitie, maar een ambtenaar van de IND bevoegd is om ten aanzien van eiser een inreisverbod uit te vaardigen. In artikel 6.5, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 is bepaald dat het inreisverbod kan worden uitgevaardigd door de ambtenaar van de IND of door de ambtenaar, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Vw 2000 die tevens hulpofficier van justitie is. Dat is slechts anders wanneer aan het inreisverbod de rechtsgevolgen bedoeld in artikel 66a, zevende lid, van de Vw 2000 zijn verbonden. Dit artikellid waarborgt dat de rechtsgevolgen van het inreisverbod voor het rechtmatig verblijf gelijk zijn aan die van een ongewenstverklaring, reden waarom de gronden voor een ongewenstverklaring zijn overgenomen als voorwaarden (TK 20010-2011, 32420, nummer 9). De rechtbank stelt vast dat gelet op het door verweerder gevoerde beleid aan deze voorwaarden niet is voldaan. Eiser is immers niet is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf. Hieruit volgt dat de hulpofficier van justitie bevoegd was het inreisverbod uit te vaardigen.
Verweerder heeft aan het inreisverbod vrijwel dezelfde gronden ten grondslag gelegd als aan de maatregel van bewaring. Op grond van artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bedraagt de duur van het inreisverbod ten hoogste vijf jaren wanneer de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste reis- of identiteitspapieren dan wel reis- of identiteitspapieren heeft overgelegd die niet op hem betrekking hebben. Bij brief van 14 februari 2012 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ernst van de aanleiding om tot het opleggen van een inreisverbod over te gaan, al in artikel 6.5a van het Vb 2000 is verdisconteerd. Daarom wordt, behoudens door de vreemdeling aangevoerde en nader onderbouwde bijzondere individuele omstandigheden, de maximale duur opgelegd zoals deze in de verschillende onderdelen van artikel 6.5a van het Vb genoemd staan. Voorafgaand aan de oplegging van het inreisverbod is eiser gehoord. Tijdens dit gehoor heeft hij geen bijzondere individuele belangen naar voren gebracht die leiden tot de conclusie dat de duur van het inreisverbod beperkt diende te worden. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat aan de belangen van eiser geen zwaarder gewicht moet worden toegekend, omdat eiser al meerder terugkeerbesluiten heeft ontvangen, Nederland desondanks niet heeft verlaten en een vervalst document heeft gebruikt om de afgifte van een laissez passer door de Guinese autoriteiten te frustreren. Hiermee heeft verweerder gemotiveerd waarom niet is afgezien van een inreisverbod van vijf jaren.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de gronden van het inreisverbod en de ter zitting en de bij brief van 14 februari 2012 gegeven toelichting voldoende heeft gemotiveerd waarom aan eiser een inreisverbod is uitgevaardigd en waarom de duur van het inreisverbod vijf jaren bedraagt. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, acht de rechtbank het uitgevaardigde inreisverbod niet disproportioneel. De psychische klachten die eiser heeft aangevoerd, zijn gezien de overgelegde medische gegevens beoordeeld door het BMA; recentere gegevens ontbreken. De recente medische gegevens van een longarts en een neuroloog wijzen niet op een verslechtering van de gezondheidstoestand, maar op al langer bestaande klachten.
Ten slotte heeft eiser verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 december 2011, inzake Achughbabian. De rechtbank ziet in dit arrest, waarin het Hof zich uitlaat over de strafbaarstelling van illegaal verblijf in relatie tot de Terugkeerrichtlijn, geen aanleiding om het inreisverbod onrechtmatig te achten.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep in de zaken AWB 12/3515 en AWB 12/3551 ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Schutte, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Kuypers-Damoiseaux, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2012.
w.g. Y. Damoiseaux w.g. A.M. Schutte
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Verzonden: 23 februari 2012
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt één week na de datum van verzending van deze uitspraak. Ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 dient het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, van de Awb of aan artikel 85, eerste of tweede lid, van de Vw 2000.