RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 12/5482, V-nummer: [nummer],
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[naam ], eiseres,
gemachtigde: mr. S. Igdeli, advocaat te Dordrecht,
de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft eiseres op 16 februari 2012 in vreemdelingenbewaring gesteld.
1.2. Bij faxbericht van 17 februari 2012 heeft eiseres beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring.
1.3. De zaak is op 1 maart 2012 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer. Eiseres en K.S. van Wezel, tolk, hebben de zitting bijgewoond vanuit de telehoorruimte van het detentiecentrum te Rotterdam. De gemachtigde van eiseres is ter zitting verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2.1. Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) kan, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, met het oog op uitzetting, door Onze Minister in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, laatste volzin, van de Vw 2000 strekt het beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Ingevolge het vierde lid van artikel 94 van de Vw 2000 verklaart de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Ingevolge artikel 106, eerste lid, eerste volzin, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Ingevolge artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) wordt de maatregel waarbij de bewaring op grond van artikel 59 van de Vw 2000 wordt opgelegd gedagtekend en ondertekend en met redenen omkleed. Aan de vreemdeling op wie de maatregel betrekking heeft, wordt onmiddellijk een afschrift daarvan uitgereikt.
2.2. In de schriftelijke vastlegging van de maatregel van bewaring zoals die op 20 februari 2012 door verweerder aan de rechtbank is toegezonden, is voor zover hier van belang vermeld: "Deze maatregel wordt gevorderd door".
Bij faxbericht van 29 februari 2012, om 13.16 uur toegezonden aan de rechtbank, heeft verweerder een maatregel van bewaring overgelegd waarin vijf gronden zijn vermeld.
2.3. Eiseres heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Het aan eiseres uitgereikte afschrift van de maatregel van bewaring vermeldt niet wat de gronden van de maatregel zijn. Het aan de gemachtigde van eiseres verstrekte origineel bevat evenmin de gronden van de maatregel. Hetzelfde geldt voor de maatregel van bewaring die aan de rechtbank is toegezonden. Een dag voor de zitting legt verweerder een afschrift van de maatregel over die gronden bevat. Dit bevreemdt eiseres. Het uitreiken van een maatregel van bewaring die geen gronden bevat, is in strijd met artikel 5.3, eerste lid, van het Vb 2000. Dit heeft tot gevolg dat de inbewaringstelling onrechtmatig is.
Voorts wenst eiseres aangetoond te zien dat verweerder een Dublinclaim heeft gelegd bij de Franse autoriteiten.
Eiseres verzoekt om opheffing van de maatregel van bewaring en toekenning van schadevergoeding.
2.4. Verweerder heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Het is verweerder een raadsel hoe de maatregel van bewaring zonder gronden in het dossier terecht is gekomen. In de informatiesystemen van de politie en de Dienst Terugkeer & Vertrek bevindt zich een maatregel met gronden. Mogelijk zijn aan eiseres abusievelijk twee maatregelen uitgereikt, één met en één zonder gronden. Er is namelijk ook een ondertekend exemplaar met gronden. Verweerder kan niet uitsluiten dat abusievelijk uitsluitend een maatregel zonder gronden is uitgedraaid en uitgereikt. Dit hoeft niet tot opheffing van de maatregel te leiden. Het is eiseres bekend dat zij geen rechtmatig verblijf heeft. De gronden van de maatregel kunnen worden afgeleid uit het dossier en het gehoor van eiseres.
Verweerder ziet geen reden voor twijfel aan het leggen van de claim en acht het leveren van bewijs ter zake onnodig.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
2.5. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.5.1. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat eiseres haar heeft laten zien welke papieren aan haar zijn uitgereikt en dat de desbetreffende maatregel geen gronden bevat. Ook het aan de gemachtigde van eiseres verstrekte origineel, dat ter zitting is getoond, bevat geen gronden en is gelijkluidend aan het bij faxbericht van 20 februari 2012 aan de rechtbank toegezonden exemplaar. Dat aan eiseres twee maatregelen van bewaring zijn uitgereikt, waarbij eiseres uitsluitend het exemplaar zonder gronden aan haar gemachtigde heeft getoond en de gemachtigde van eiseres en de rechtbank aanvankelijk uitsluitend het exemplaar zonder gronden hebben ontvangen, acht de rechtbank dermate onwaarschijnlijk dat zij aan deze ter zitting door verweerder geopperde mogelijkheid voorbijgaat. Voorts heeft verweerders gemachtigde ter zitting verklaard dat niet valt uit te sluiten dat abusievelijk alleen een maatregel van bewaring zonder gronden is uitgedraaid en uitgereikt. De rechtbank acht het niet zinvol hierover navraag te doen bij de politie, omdat de politie gezien laatstgenoemde opmerking van verweerders gemachtigde niet meer met zekerheid zal kunnen vaststellen wat aan eiseres is uitgereikt. Bovendien ziet de rechtbank geen grond voor twijfel aan de juistheid van de verklaringen van de gemachtigde van eiseres op dit punt.
De rechtbank acht het voorschrift van artikel 5.3, eerste lid, van het Vb 2000, voor zover hier van belang inhoudende dat de maatregel met redenen wordt omkleed, zo wezenlijk dat een schending van dit voorschrift de inbewaringstelling onrechtmatig maakt zonder dat ruimte is voor een belangenafweging.
Voor zover hierover anders moet worden geoordeeld, overweegt de rechtbank dat verweerder - ook desgevraagd ter zitting - geen belangen heeft gesteld die opwegen tegen het geschonden belang van eiseres om meteen op de hoogte te worden gesteld van de gronden van de maatregel. Deze schending van het belang van eiseres heeft bovendien voortgeduurd tot de middag voorafgaand aan de zitting. De opmerking van verweerder dat eiseres uit het dossier heeft kunnen opmaken wat de gronden zijn, gaat eraan voorbij dat het aan verweerder is om de gronden van de maatregel expliciet kenbaar te maken aan eiseres en om, voor zover al ruimte zou bestaan om dat pas na het opleggen van de maatregel te doen, daarmee niet te wachten tot de middag voor de zitting. Deze opmerking vormt dan ook geen grond voor het oordeel dat, voor zover wordt toegekomen aan een belangenafweging, deze in het voordeel van eiseres moet uitvallen.
2.5.2. De andere beroepsgrond behoeft geen bespreking.
2.6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiseres bevelen.
De rechtbank ziet aanleiding eiseres een schadevergoeding toe te kennen. Uitgaande van de normbedragen van € 105 voor een dag detentie in een politiecel en € 80 voor een dag detentie in een huis van bewaring heeft eiseres, die op 20 februari 2012 is overgeplaatst van een politiecel naar een huis van bewaring, recht op een schadevergoeding van € 1.220. Omdat eiseres procedeert op basis van een toevoeging, zal de schadevergoeding worden betaald door de griffier van de rechtbank.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 874 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437 en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat eiseres procedeert op basis van een toevoeging, dient voormeld bedrag aan proceskosten aan de griffier van de rechtbank te worden betaald.
2.7. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiseres;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent eiseres een schadevergoeding toe van € 1.220 ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 874 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te betalen aan de griffier van de rechtbank.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en mr. A.J. den Besten, griffier, ondertekend.