ECLI:NL:RBSGR:2012:BV6933

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12 / 1763
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zicht op uitzetting van vreemdelingen naar Suriname en de voortduren van de vrijheidsontneming

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de vrijheidsontneming van een vreemdeling van Surinaamse nationaliteit. Eiser, die in een detentiecentrum in Rotterdam verblijft, heeft op 17 januari 2012 beroep ingesteld tegen de voortduren van zijn bewaring, nadat eerdere beroepen tot opheffing van de vreemdelingenbewaring ongegrond waren verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Suriname is, op basis van informatie van de Surinaamse autoriteiten over de verstrekking van noodpaspoorten aan ongedocumenteerde vreemdelingen. De rechtbank heeft geconstateerd dat er in de periode van mei 2011 tot heden circa 15 noodpaspoorten zijn verstrekt, en dat er toezeggingen zijn gedaan voor de verstrekking van noodpaspoorten in circa 25 gevallen in 2011. De rechtbank oordeelt dat, ondanks het uitblijven van volledige antwoorden op haar vragen aan verweerder, zij voldoende informatie heeft om te oordelen dat het zicht op uitzetting niet ontbreekt. De stelling van eiser dat hij niet geregistreerd staat in Suriname, omdat hij in een afgelegen gebied is geboren, doet hier niet aan af. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de bewaring niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen omstandigheden zijn die tot toewijzing zouden leiden. De rechter heeft vermeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/1763
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
24 februari 2012
inzake
[de vreemdeling], geboren op [geboortedatum],
van Surinaamse nationaliteit,
verblijvende te Rotterdam in het detentiecentrum,
eiser,
gemachtigde mr. L.M. Weber,
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel,
te Den Haag,
verweerder,
mr. L.M.A. Hansen.
Zitting hebben:
- mr. R.J.A. Schaaf, rechter;
- P. Bijen, griffier.
Procesverloop
Op 25 augustus 2011 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) in bewaring gesteld.
Bij uitspraken van de rechtbank, zittinghoudende te ’s-Hertogenbosch, van 12 september 2011 en 15 november 2011 zijn eerdere beroepen strekkende tot opheffing van de vreemdelingenbewaring ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 17 januari 2012 beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Voorts heeft hij om schadevergoeding verzocht.
Naar aanleiding van het beroep heeft verweerder op 18 januari 2012 een voortgangsrapportage ingezonden. Eiser heeft hierop gereageerd bij fax van 18 januari 2012.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 februari 2012, waar eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is eveneens verschenen bij gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Op 17 februari 2012 en 23 februari 2012 heeft verweerder nadere informatie toegezonden. Bij faxen van 20 en 23 februari 2012 heeft de gemachtigde van eiser op dseze nadere informatie gereageerd.
De behandeling van de zaak is voortgezet op de zitting van 24 februari 2012, waar eiser en zijn gemachtigde met kennisgeving niet zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Gezien de gedingstukken en het verhandelde ter zitting komt de rechter tot de navolgende beslissing:
- verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond.
- wijst het verzoek om verweerder te veroordelen tot schadevergoeding af.
Daartoe is het volgende overwogen.
Bij brief van 9 februari 2012 heeft de rechtbank een aantal vragen aan verweerder gesteld die betrekking hebben op het zicht op uitzetting van vreemdelingen naar Suriname. Verweerder heeft niet alle deze vragen beantwoord. De rechtbank acht zich desondanks voldoende voorgelicht om over de centrale vraag of er zicht op uitzetting naar Suriname is te kunnen oordelen. Door het uitblijven van de volledige beantwoording is eiser aldus niet in zijn belangen geschaad.
Uit de antwoorden van verweerder blijkt immers dat er in de periode vanaf mei 2011 tot heden circa 15 noodpaspoorten zijn verstrekt, waarvan in één geval aan een ongedocumenteerde vreemdeling. Voorts hebben de Surinaamse autoriteiten in heel 2011 na presentaties in circa 25 gevallen toegezegd dat een noodpaspoort zal worden verstrekt, waaronder aan ongedocumenteerde vreemdelingen. Deze presentaties en toezegging zijn ten dele gedaan na mei 2011. In 2012 hebben de Surinaamse autoriteiten tot op heden één noodpaspoort verstrekt.
Op basis van deze gegevens is de rechtbank van oordeel dat het zicht op uitzetting van eiser niet ontbreekt. De stelling dat hij niet in Suriname geregistreerd staat, omdat hij in een afgelegen gebied van dat land is geboren, maakt dit niet anders. Uit de gegevens blijkt immers dat in voorkomende gevallen door de Surinaamse autoriteiten reisdocumenten ten behoeve van ongedocumenteerden zijn verstrekt.
De stand van het onderzoek en de duur van de bewaring hebben verweerder er in dit stadium nog niet toe hoeven brengen om méér of intensievere handelingen te verrichten die zien op zijn uitzetting. Verweerder kan volstaan met het geregeld uitvaardigen van rappels en handelt mitsdien voldoende voortvarend.
Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de bewaring niet in strijd is met de Vw 2000. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.
Het verzoek om schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu zich geen omstandigheden voordoen als omschreven in artikel 106 van de Vw 2000. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechter heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Waarvan is opgemaakt proces-verbaal.
Griffier Rechter
Afschriften verzonden: