RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Middelburg
AWB nummer: 11/15753
V-nummer [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht
[naam],
eiser,
gemachtigde mr. M. Stoetzer-van Esch,
advocaat te Lent,
de Minister voor Asiel en Immigratie,
daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers,
verweerder,
gemachtigde mr. P. van Zijl,
medewerker bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 april 2011 (het bestreden besluit).
Het beroep is ter zitting behandeld op 7 februari 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiser heeft de Somalische nationaliteit. Eiser is bij besluit van verweerder van 20 december 2006 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van het categoriaal beschermingsbeleid, met ingang van 15 september 2006, geldig tot 15 september 2011. Naar aanleiding van de uitkomsten van de taalanalyse die zijn echtgenote heeft ondergaan, waarvan een rapport verscheen op 27 mei 2008, heeft verweerder eiser uitgenodigd voor een taalanalyse door het Bureau Land en Taal (hierna: BLT). Het rapport van deze taalanalyse van het BLT van 16 november 2009 heeft geleid tot het voornemen van verweerder van 4 januari 2010 tot intrekking van de verblijfsvergunning van eiser. Eiser heeft naar aanleiding van dit voornemen schriftelijk zijn zienswijze kenbaar gemaakt. Eiser is op 11 maart 2010 door verweerder gehoord. Bij het bestreden besluit is de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van eiser ingetrokken met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van de vergunning.
2. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) – voor zover hier van belang – kan de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser in het kader van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft opgegeven uit [plaats], Zuid-Somalië afkomstig te zijn en tot de Ajuraan-stam te behoren, maar dat uit het rapport taalanalyse van 16 november 2009 is gebleken dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Indien deze gegevens bekend zouden zijn geweest, zou aan eiser geen verblijfsvergunning asiel zijn verleend op grond van het categoriaal beschermingsbeleid dat destijds gold voor Zuid-Somalië. Verweerder ziet in het door eiser ingebrachte contra-expertiserapport van De Taalstudio van 13 oktober 2010 geen aanleiding om terug te komen op zijn standpunt en verwijst daartoe naar de reactie van het BLT van 27 januari 2011 op de contra-expertise (hierna: het weerwoord).
4. Eiser voert in beroep aan dat zijn echtgenote, ondanks de taalanalyse van 27 mei 2008, waarin wordt geconcludeerd dat zij eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-Somalië, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft gekregen. Verweerder twijfelt dus niet meer aan de herkomst van de echtgenote van eiser en er was dus ook geen reden meer om te twijfelen aan de herkomst van eiser zelf. Verder wijst de contra-expertise uit dat eiser zeer waarschijnlijk wel uit het zuiden van Somalië afkomstig is. Verder heeft eiser tijdens de hoorzitting concrete onjuistheden en onvolledigheden vermeld over de taalanalyse. Wat betreft de conclusie ‘waarschijnlijk’ van de contra-expert, waardoor volgens het weerwoord van BLT de afkomst van eiser niet aannemelijk is gemaakt, wijst eiser op het standpunt van de contra-expert dat nooit met 100% zekerheid gezegd kan worden dat een vreemdeling uit een bepaald gebied kan komen, omdat invloeden van buitenaf, zoals televisie en mensen om hen heen, de spraak van vreemdelingen kunnen aantasten. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft eiser tot slot een brief van De Taalstudio van 22 augustus 2011, mede bevattend een reactie van de contra-expert op het weerwoord (hierna: de reactie), overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Uitgangspunt bij de beoordeling ingeval van intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de voet van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, is dat het op de weg ligt van verweerder om aannemelijk te maken dat de daarin vermelde intrekkingsgrond zich voordoet. Als verweerder aan deze bewijslast heeft voldaan, is het vervolgens aan eiser om het door verweerder geleverde bewijs te weerleggen. De rechtbank verwijst hiertoe naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), onder meer de uitspraak van 13 februari 2009, LJN: BH3705, JV 2009/154.
6. Het argument van eiser dat er, gelet op de vergunningverlening aan zijn echtgenote, geen twijfel meer bestaat aan haar herkomst en dat er daarom geen reden meer is om te twijfelen aan de herkomst van eiser zelf, kan geen stand houden. Uit de stukken en de toelichting ter zitting van verweerder blijkt dat aan de echtgenote van eiser een verblijfsvergunning asiel is verleend omdat uitzetting, gelet op haar medische toestand, kan leiden tot schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. De stelling ter zitting van eiser, dat dit onverlet laat dat bij de beoordeling van de behandelmogelijkheden in het land van herkomst moet zijn uitgegaan van Zuid-Somalië, mist feitelijke grondslag, nu uit het medisch advies dat aan het inwilligende besluit is voorafgegaan, blijkt dat is onderzocht of behandeling op enige plaats in Somalië (zonder nadere geografische duiding) mogelijk is.
7. Bij de beoordeling van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapport taalanalyse van het BLT, met inbegrip van het weerwoord, heeft te gelden dat deze rapportage is aan te merken als een advies van een deskundige. Indien verweerder zich ervan heeft vergewist dat deze taalanalyse – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig is en –
naar inhoud – inzichtelijke en concludent, mag verweerder in beginsel uitgaan van de conclusies van de taalanalyse en deze ten grondslag leggen aan zijn besluit. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de contra-expertise, met inbegrip van de reactie, concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid en de volledigheid van de taalanalyse.
8. In de taalanalyse staat dat eiser vrij veel over zijn gestelde leefomgeving (Balcad) weet te vertellen. Op basis van uitspraak, woordkeuze en grammatica van eiser concludeert de taalanalist dat eiser op grond van zijn Somalische spraak eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Gezien zijn kennis van zijn gestelde leefomgeving kan niet worden uitgesloten dat hij enige tijd in Balcad (Zuid-Somalië) heeft verbleven. Zijn taalvariant is echter niet in Balcad te plaatsen. Dit geeft aan dat hij elders moet zijn opgegroeid, aldus de taalanalist.
9. In de contra-expertise is een beoordeling gemaakt op basis van de sociolinguistische situatie in de regio van herkomst, de fonologie van eiser, woordeigenschappen (lexical properties), morfologie, zinsbouw en vaardigheid in taal- en dialectgebruik. De contra-expert maakt onderscheid tussen het algemeen/gewone Somalisch (Common Somali), met een zuidelijke en noordelijke variant, en het Benadir/Coastal Somali. Het algemeen Somalisch is de lingua franca en wordt ook in de gesproken media gehanteerd. De noordelijke variant wordt gebruikt in Somaliland, Djibouti en enkele gebieden in Ethiopië. De zuidelijke variant onder meer in Balcad, waar eiser woonde. Het Benadir dialect is, samen met de zuidelijke variant, prominent aanwezig in het gebied van Mogadishu, waar eiser de eerste zeven jaar van zijn leven woonde. Vastgesteld wordt dat eiser een mengeling van Common Somali spreekt en Benadir/Coastal Somali, maar met het gebruik van de trill (r-trilklank) – een zuidelijk kenmerk – en de retroflex (de dh-uitspraak) – een noordelijk kenmerk – in de uitspraak. De contra-expert concludeert dat het waarschijnlijk (likely) is dat eiser is gesocialiseerd in Zuid-Somalië.
10. Het weerwoord van het BLT merkt op dat de contra-expertise geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de taalanalyse. Opgemerkt wordt dat de aanwezigheid van Noord-Somalische kenmerken niet kan worden verklaard door aanpassing aan de tolk. De conclusie van de contra-expertise (waarschijnlijk gesocialiseerd in Zuid-Somalië) is niet eenduidig en kan daarom de gerezen twijfel aan de herkomst van eiser niet wegnemen. Ook in het rapport taalanalyse is opgemerkt dat niet kan worden uitgesloten dat eiser enige tijd in Balcad (Zuid-Somalië) heeft verbleven, waar hij Zuid-Somalische vormen en kennis van de omgeving kan hebben opgedaan. Zijn taalvariant als geheel, en de genoemde Noord-Somalische kenmerken in het bijzonder, zijn echter niet in Balcad te plaatsen. De verklaring door de contra-expert van het gebruik van de noordelijke uitspraak isguul (school, met de oe-klank) door kennis van eiser met de Engelse en Nederlandse taal, gaat niet op. Op grond van het Nederlands zou juist het gebruik van de zuidelijke uitspraak isgool (met de Nederlandse oo-klank) worden verwacht. De invloed van het Engels is juist een kenmerk van Noord-Somalische taalvarianten: in voormalig Brits Somaliland zijn meer van dergelijke Engelse invloeden in de taal aanwezig dan in Zuid-Somalië waar de Italiaanse invloeden de overhand hebben gehad, aldus het weerwoord.
11. In de reactie gaat de contra-expert uitvoerig in op het weerwoord. Opgemerkt wordt dat eiser, ondanks de noordelijke spraakelementen van de tolk, steeds zuidelijke elementen in zijn spraak had en dat relevante onderdelen van zijn dialect bijna uitsluitend zuidelijk waren. Gesteld wordt dat in het weerwoord niet systematisch is ingegaan op de door de contra-expert genoemde zuidelijke kenmerken en dat het aanduiden van een aantal termen als specifiek voor het noorden niet correct is. Ook wordt door de taalanalist volhard bij het aanmerken van een aantal woorden als exclusief ‘Noord-Somalisch’, met inbegrip van een gebruikt Nederlands (privé) en een Engels woord (store). Bij het gebruik van het begrip ‘Noord-Somalisch’ is niet duidelijk gemaakt op welk van de twee betekenissen wordt gedoeld (Common Somali dat niet specifiek voor een regio is, of de variant daarvan die specifiek is voor het noorden). De taalanalyse bevat volgens de reactie wel degelijk ernstige tekortkomingen die de conclusie ervan onhoudbaar maken, zoals het weglaten van dialectrelevante onderdelen die wel in de contra-expertise staan, het buiten beschouwing laten van de invloed van de tolk en het noemen van veel niet-relevante woorden (zoals een Nederlands woord) als specifiek voor het noorden. Verder wordt erop gewezen dat de contra-expert maar één noordelijk element heeft gevonden (in de uitspraak, de retroflex) terwijl een veelheid van elementen zuidelijk zijn. Daarom is het waarschijnlijk dat het gebruik van het noordelijk spraakelement verklaard kan worden door de invloed van de tolk. Ook wordt in het weerwoord niet uitgelegd waarom in dit geval aanpassing (accommodation) als gevolg van de invloed van de tolk niet mogelijk zou zijn. De contra-expert weerspreekt uitdrukkelijk dat een aantal elementen als noordelijk moeten worden geduid, zoals de gebruikte numerieke volgorde die dialectisch neutraal is. De contra-expert maakt melding van een aantal tekortkomingen in de kennis van de analist. Hij handhaaft de conclusie, dat het waarschijnlijk is dat eiser afkomstig is uit de zuidelijke regio van Somalië, waaronder Balcad.
12. Ook voor een taalanalyse op verzoek van een vreemdeling, uitgevoerd onder toezicht van De Taalstudio, geldt dat deze, mede gelet op de werkwijze van De Taalstudio, moet worden aangemerkt als een advies van een deskundige. Daartoe wordt verwezen naar rechtspraak van de Afdeling (onder meer: 4 juni 2010, JV 2010/283). Om als contra-expertise te kunnen dienen, moet een dergelijke taalanalyse eveneens zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. Gelet op de door De Taalstudio en de contra-expert zelf verstrekte gegevens over de deskundigheid van de contra-expert is deze voldoende inzichtelijk gemaakt. Dat zijn/haar identiteitsgegevens niet bekend zijn, doet daar niet aan af. Ook overigens ziet de rechtbank in de tegenwerpingen van het BLT geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
13. De rechtbank overweegt voorts dat het weerwoord van het BLT eerst bekend is gemaakt aan eiser tegelijk met het bestreden besluit. Reeds om die reden kan de reactie op dat weerwoord volledig bij de beoordeling van het beroep worden betrokken. Verweerder wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de conclusie van de contra-expert, omdat die minder verstrekkend is (waarschijnlijk afkomstig uit) dan de taalanalyse (eenduidig niet afkomstig uit), niet kan afdoen aan de taalanalyse. De contra-expert hanteert een voorzichtige schaal die varieert van not likely, en likely tot most likely. Omdat slechts geconcludeerd wordt in gradaties van waarschijnlijkheid, zou dit nooit kunnen afdoen aan een taalanalyse van het BLT en daarmee het inbrengen van een contra-expertise zinledig maken. Daarbij komt dat verweerder met dit standpunt voorbijgaat aan de bewijslast die bij een besluit tot intrekking, als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, bij verweerder ligt: het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiser niet afkomstig is uit Zuid-Somalië. Verder wordt overwogen dat de contra-expert uitputtend is ingegaan op de onderbouwing van de conclusie van de taalanalyse en tot de slotsom komt dat die conclusie niet houdbaar is. De rechtbank verwijst hiertoe naar de weergave onder overweging 11. De rechtbank stelt vast dat verweerder in reactie daarop ter zitting slechts heeft volstaan met verwijzing naar het weerwoord. Tot slot acht de rechtbank niet zonder betekenis dat eiser enkele jaren in Nederland heeft gewoond, en daardoor aan andere taalinvloeden heeft blootgestaan, voordat de taalanalyse van het BLT plaatsvond. Ook op dit punt, door eiser aangevoerd en door de contra-expert enigermate ondersteund (wat betreft invloed van buitenaf op het taalgebruik), is door verweerder noch door het BLT afdoende antwoord gegeven.
14. De rechtbank komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de contra-expertise, met inbegrip van de reactie, concrete aanknopingspunten bevat voor twijfel aan de deugdelijkheid en de volledigheid van de conclusie in de taalanalyse dat eiser op grond van zijn Somalische spraak eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië.
15. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd omdat het onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd en daarmee in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor de intrekking van de aan eiser verleende asielvergunning komt te vervallen.
16. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,00 voor de kosten van de verleende rechtsbijstand (één punt voor het beroepschrift en éém punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 437,00 en een wegingsfactor 1). Verder zal de rechtbank verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft moeten maken voor inschakeling van een deskundige, de contra-expert, omdat deze inschakeling redelijk was. Volgens de, met facturen onderbouwde, opgave van eiser bedragen de kosten van de contra-expertise en de reactie op het weerwoord in totaal € 2034,91. De rechtbank acht dit een redelijk bedrag.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 2908,91 (negenentwintighonderdenacht euro en eenennegentig eurocent), welk bedrag verweerder aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van P.C.M. van Leeuwen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2012.
Afschrift verzonden op: 23 februari 2012