ECLI:NL:RBSGR:2012:BV5587

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
344130 - HA ZA 09-2565
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en faillissement van Composite Partners International B.V.

In deze zaak, uitgesproken op 8 februari 2012 door de Rechtbank 's-Gravenhage, gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurders van Composite Partners International B.V. in het kader van een faillissement. De curator vorderde een verklaring voor recht dat de bestuurders hun taak onbehoorlijk hebben vervuld, wat een belangrijke oorzaak van het faillissement zou zijn geweest. De rechtbank behandelt de feiten rondom het faillissement, waaronder de oprichting van de vennootschap, de huurovereenkomst met het Industrieschap, en de gevolgen van de terroristische aanslag op het WTC in 2001 voor de luchtvaartindustrie. De curator stelt dat de bestuurders, ondanks de onzekere situatie, de vennootschap hebben voortgezet en niet tijdig hebben ingegrepen. De rechtbank oordeelt dat de curator onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat de bestuurders onbehoorlijk hebben gehandeld. De rechtbank concludeert dat de bestuurders aannemelijk hebben gemaakt dat het faillissement niet enkel te wijten was aan hun handelen, maar ook aan externe factoren zoals de malaise in de luchtvaartindustrie. De vorderingen van de curator worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 344130 / HA ZA 09-2565
Vonnis van 8 februari 2012
in de zaak van
[curator]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COMPOSITE PARTNERS INTERNATIONAL B.V. ,
kantoorhoudende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage,
tegen
1.de rechtspersoon naar het recht van de Verenigde Staten van America
COMPOSITE PARTNERS INTERNATIONAL LLC,
gevestigd te Herndon, VA, (VS),
2.[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] (VS),
3.[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] (VS),
gedaagden,
advocaat mr. E. Grabandt te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna de curator en Composite c.s. genoemd worden. Voor zover nodig zullen gedaagden afzonderlijk worden aangeduid als Composite, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3].
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 april 2009, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 23 december 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2010,
- een schriftelijke toelichting van Composite c.s., met producties;
- de akte houdende uitlatingen naar aanleiding van de conclusie van antwoord van de curator;
- de akte houdende uitlating na comparitie van partijen van de curator dd. 13 juli 2011,
- de akte na comparitie van Composite c.s. dd. 10 augustus 2011.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.In maart 1996 is het faillissement van Fokker uitgesproken. Fokker had op Ypenburg een productie-unit voor de vervaardiging van composietenmateriaal (hierna: de installaties) gerealiseerd. De installaties bestaan uit een clean room en een autoclaaf, die 3.10 mtr in diameter is en 13.5 mtr lang, met bedieningspanelen, een thermische olieverhitter en een aantal pressietanks. De installaties bevonden zich (met andere bedrijfsactiviteiten van Fokker) in de Fokkerhallen. De Fokkerhallen zijn na het faillissement van Fokker gekocht door Wereldhave. Een gedeelte van de Fokkerhallen, groot 14.000 m2, waarin zich ook de installaties bevinden (hierna: de opstallen) is gehuurd door het Industrieschap Plaspoelpolder (hierna: het Industrieschap). De installaties zijn door het faillissement stil komen te liggen.
2.2.Teneinde na het faillissement van Fokker de technologie voor Ypenburg (de gemeenten 's-Gravenhage en Rijswijk) te behouden is in 1997 de stichting Technologisch Centrum Ypenburg (hierna: TCI) opgericht. TCI heeft de eigendom van de installaties verworven. Begin maart 2001 is aan Troostwijk Veilingen B.V. de opdracht gegeven de installaties te verkopen. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben een bod uitgebracht op de installaties van NLG 27.608,-- (€ 14.500,--) en dat bod is geaccepteerd. De installaties waren op dat moment niet meer operationeel. Met subsidie van TCI zijn de installaties weer operationeel gemaakt, waarna zij in de tweede helft van 2002 in gebruik zijn genomen.
2.3.Op 24 april 2001 is een Memorandum of Understanding tot stand gekomen voor het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst (hierna: het mou) tussen Composite Partners International B.V. i.o. (hierna: de vennootschap i.o.) en Fokker Space.
2.4.Composite Partners International B.V. (hierna: de vennootschap) is opgericht op 2 augustus 2001 door Composite. Composite is sinds de oprichting bestuurder geweest van de vennootschap; [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn bestuurders van Composite en daardoor indirect bestuurder van de vennootschap.
2.5.Op 9 september 2001 is een terroristische aanslag gepleegd op het WTC in New York.
2.6.Bij overeenkomst, ondertekend op 26 september 2001, heeft de vennootschap de opstallen gehuurd van het Industrieschap (deze overeenkomst zal worden aangeduid als: de huurovereenkomst). In totaal had de vennootschap voor haar activiteiten (de installaties en haar kantoorruimte) (slechts) een deel groot 3.350 m2 van de oppervlakte van de opstallen nodig. Vóór het aangaan van de huurovereenkomst heeft de vennootschap onderzocht of de mogelijkheid bestond alleen dit deel van de opstallen te huren. Het Industrieschap heeft hierop negatief gereageerd. Het verwijderen van de installaties uit de opstallen was geen optie.
2.7.De huurovereenkomst is afgesloten voor bepaalde tijd, ingaande 1 oktober 2002 en eindigend op 31 december 2004. De huurprijs bedraagt NLG 1.214.278,63 ex BTW/ per jaar, te voldoen per kwartaal bij vooruitbetaling. Bij het aangaan van de huurovereenkomst zou van de opstallen 1.110 m2 worden verhuurd aan derden, zodat na ingebruikname door de vennootschap en deze derden nog ongeveer 9.500 m2 vrij en te verhuren was.
2.8.In de tweede helft van 2002 zijn de installaties in gebruik genomen.
2.9.Naast de onder 2.7 genoemde derden zijn geen andere onderhuurders voor de opstallen gevonden. De vennootschap is er niet in geslaagd opdrachten van enige omvang te verwerven uit de Verenigde Staten. De opdrachten uit Nederland waren onvoldoende om de kosten van de vennootschap te dekken.
2.10.Bij brief van 14 november 2002 heeft Fokker Space (hernoemd tot Dutch Space) zich teruggetrokken uit de samenwerking voorzien in het mou omdat zij het businessplan, voornamelijk vanwege het gebrek aan activiteiten vanuit de markt in de VS, niet meer realistisch achtte en niet meer in de onderneming van de vennootschap wilde investeren.
2.11.In de zomer van 2002 is een huurvoorstel gedaan aan Shell Exploration & Production (hierna: Shell) voor de verhuur van een deel van de opstallen, zijnde ruim 8.000 m2, per 1 januari 2003, voor € 75,-- per m2/ per jaar (ex BTW). Dit aanbod heeft Shell nimmer aanvaard.
2.12.De vennootschap heeft de jaarstukken over 2003 niet gedeponeerd.
2.13.De vennootschap heeft de huur van de opstallen niet (volledig) voldaan. Dit heeft ertoe geleid dat het Industrieschap de vennootschap heeft gedagvaard tot nakoming van deze verplichting en uiteindelijk het faillissement van de vennootschap heeft aangevraagd.
2.14.De vennootschap is op 18 mei 2005 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. [curator] tot curator.
3.Het geschil
3.1.De curator vordert - samengevat -
primair
a. een verklaring voor recht dat Composite c.s. hun taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement;
b. veroordeling van Composite c.s. tot betaling van € 3.987.676,33 (zijnde het tekort van de boedel);
c. dit laatste bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente conform art. 6:119a van Burgerlijk Wetboek (BW);
d. en met een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat Composite c.s. twee weken na betekening van het vonnis niet aan dat vonnis voldoet;
e. met veroordeling van Composite c.s. tot betaling van € 1.500,-- aan buitengerechtelijke kosten,
subsidiair
f. veroordeling van Composite c.s. tot een in goede justitie te betalen bedrag;
zowel primair als subsidiair kosten rechtens. Voor de wettelijke grondslag onder al deze vorderingen verwijst de curator naar de artikelen 2:248 jo 2:394, jo 2:10 jo 2:11 BW en 2:9 BW en 6:162 BW.
3.2.Composite c.s. voert verweer.
3.3.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.De curator heeft allereerst gesteld dat na 2002 geen jaarrekeningen meer zijn gepubliceerd. De curator heeft gesteld dat het bestuur van de vennootschap daarmee zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Daarnaast stelt de curator dat geen behoorlijke administratie is gevoerd en dat betalingen door de vennootschap willekeurig werden verricht door middel van telebankieren vanuit de Verenigde Staten. Dit is grondslag I.
Daarnaast stelt de curator (althans zo begrijpt de rechtbank zijn stellingen) dat Composite c.s. bij het besturen van de vennootschap haar taak onbehoorlijk heeft vervuld - en dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geworden - door (i) de huurovereenkomst aan te gaan in de wetenschap dat de activiteiten van de vennootschap niet toereikend waren om de huurverplichting te voldoen, (ii) niettegenstaande de huurverplichtingen en de huurschuld vanaf 2002, de onderneming van de vennootschap voort te zetten terwijl deze gestaakt had moeten worden, dan wel surséance had moeten worden aangevraagd; (iii) direct voorafgaande aan het faillissement nog een aantal selectieve betalingen te verrichten, waaronder die ter zake van hun eigen managementvergoedingen en (iv) de vennootschap werkzaamheden te laten verrichten voor het "Galaxy-project" maar de opbrengsten onder zich te houden. Dit is grondslag II.
- de curator stelt dat Composite c.s. van dit laatste (iv) voorts een ernstig verwijt kan worden gemaakt en dat Composite c.s. dienaangaande aansprakelijk zijn jegens de vennootschap (art. 2:9 BW) en de gezamenlijke schuldeisers (art. 6:162 BW). De in verband met deze gedraging geleden schade wordt door de curator begroot op € 183.647,98. de curator heeft aan een en ander in zijn petitum echter geen consequenties verbonden.
4.2.Met betrekking tot al de hiervoor genoemde grondslagen en onderdelen daarvan geldt dat de stelplicht en - bij betwisting - de bewijslast liggen bij de curator.
4.3.Ingevolge art. 2:248, lid 1, BW is, in geval van faillissement van de vennootschap iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Beoordelingscriterium is of geen redelijk denkend bestuurder - onder dezelfde omstandigheden - aldus gehandeld zou hebben, waarbij in ieder concreet geval rekening moet worden gehouden met alle bijzondere omstandigheden van het geval.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel heeft het bestuur zijn taak onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat onbehoorlijk taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement, indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 10 of 394 boek 2 BW. Een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen.
4.4.Het hiervoor genoemde vermoeden is weerlegbaar. Een redelijke uitleg van art. 2:248, lid 1, brengt mee dat ter weerlegging van het bewijsvermoeden volstaat dat de aangesproken bestuurder (in dit geval Composite c.s.) aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Daarbij geldt dat de bestuurders een marge wordt gegund vanwege de risico's die inherent zijn aan ondernemen.
4.5.Composite c.s. hebben allereerst aangevoerd dat de jaarrekening 2003 tijdig naar hun accountant is verzonden en dat deze heeft verzuimd tijdig te deponeren. Dit verweer moet worden gepasseerd. De verantwoordelijkheid voor tijdige deponering van de jaarstukken rust op het bestuur van de vennootschap, in dit geval Composite c.s. Voor zover het daartoe derden inschakelt, zoals in dit geval de accountant, draagt het de verantwoordelijkheid voor tekortkomingen van deze derden.
4.6.Composite c.s. hebben voorts uitvoerig gemotiveerd aangegeven dat zij zich voor de oprichting van de vennootschap hebben verdiept in de mogelijkheden met behulp van de installatie producten te fabriceren voor de Amerikaanse vliegtuig- en defensie-industrie en dat zij verwachtten omvangrijke contracten te kunnen binnenhalen door het systeem van compensatieorders in het Nederlandse defensie-aankoopbeleid. Met de verwerving van de installaties was een relatief gering bedrag gemoeid en daarmee hadden zij een aantrekkelijk vertrekpunt voor de vervaardiging van composieten. Het Industrieschap stond achter de plannen van de vennootschap en gaf daarvan blijk door een subsidie voor het operationeel maken van de installaties. Vervolgens is de terroristische aanslag op het WTC in New York gepleegd. Composite c.s. hebben dienaangaande gemotiveerd en gedocumenteerd aangegeven dat de luchtvaartindustrie na deze gebeurtenis is geconfronteerd met een grote teruggang in activiteiten en dat in de jaren 2002, 2003 en 2004 sprake was van faillissementen van luchtvaartmaatschappijen, uitstel van investeringen en massaontslagen. Deze malaise in de vliegtuigbouw heeft, aldus Composite c.s., ook een niet voorziene invloed gehad op de activiteiten van de vennootschap. Composite c.s. concluderen ten slotte dat de vennootschap, achteraf bezien, op een ongelukkig moment haar activiteiten is begonnen en als startende onderneming extra kwetsbaar was voor de niet voorziene en niet voorzienbare vermindering van het aantal en de omvang van haar opdrachten.
De door Composite c.s. beschreven teruggang in de vliegtuig- en ruimtevaartindustrie en het daardoor uitblijven van orders en opdrachten acht de rechtbank deels van algemene bekendheid. [curator] q.q. heeft een en ander niet (voldoende gemotiveerd) betwist en de gang van zaken komt de rechtbank aannemelijk voor. Dat betekent dat Composite c.s. voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat het faillissement van de vennootschap door een andere oorzaak dan het niet-deponeren van de jaarrekening 2003 is veroorzaakt en dat voor het bewijsvermoeden van art. 2:248, lid 1 BW in zoverre, geen ruimte is.
4.7.Dat betekent niet dat voor het bewijsvermoeden niet alsnog ruimte zou bestaan indien het bestuur geen deugdelijke administratie van de vennootschap heeft gevoerd.
Bij wege van verweer tegen het verwijt dat ten tijde van het faillissement een behoorlijke administratie van de vennootschap ontbrak heeft Composite c.s. aangevoerd dat zij aanvankelijk, in verband met de beperkte omvang van de activiteiten van de vennootschap een administratiekantoor heeft ingeschakeld. Na de komst van de heer [A] als office manager/administrateur per november 2003 zijn alle stukken naar het kantoor van de vennootschap gestuurd en vond daar de administratieve verwerking plaats, aldus Composite c.s. Composite c.s. heeft erkend dat grote betalingen plaatsvonden vanuit de VS, maar gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van willekeur. Daarnaast heeft zij gedocumenteerd aangevoerd dat de Nederlandse bedrijfsleiding vanaf mei 2002 de beschikking had over een bankrekening en banksaldo voor het verrichten van kleine (de rechtbank begrijpt: dagelijkse) betalingen. Daarnaast heeft Composite c.s. aangevoerd dat de administrateur van de vennootschap binnen enige dagen na de faillissementsuitspraak in staat was een compleet en bijgewerkt overzicht te geven van debiteuren, crediteuren, voorraden etc. Composite c.s. heeft daaraan toegevoegd dat zij in de VS een financiële administratie bijhield en dat daaruit de jaarrekening werd vervaardigd.
4.8.Uitgangspunt voor de bepaling welke eisen aan een administatie kunnen worden gesteld is dat de administratie zodanig moet zijn dat men snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en dat deze positie en de stand van de liquiditeiten, gezien de aard en de omvang van de onderneming, een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie (vgl. HR 11 juni 1993, NJ 1993/713). Tegenover het uitvoerig gemotiveerde en met bescheiden onderbouwde verweer van Composite c.s. heeft de curator zijn stellingen onvoldoende geconcretiseerd. Het inschakelen van een administratiekantoor kan bij beperkte bedrijfsactiveiten gerechtvaardigd zijn, en de curator heeft deze omstandigheid als zodanig - naar de rechtbank begrijpt - ook niet aan Composite c.s. tegengeworpen. Dat het administratiekantoor de administratie op onjuiste wijze heeft verzorgd is niet gesteld en ook niet gebleken. De enkele weigering van Composite c.s. op het verzoek van de administrateur een boekhoudpakket ter beschikking te stellen is onvoldoende om aan te nemen dat daarom de administratie niet voldeed. Ook is het feit dat de (grote) betalingen werden verricht vanuit de VS niet voldoende om aan te nemen dat de Nederlandse boekhouding ontoereikend was. Van de curator had mogen worden verwacht, zo hij bij zijn stellingen zou blijven, dat zo hij gedetailleerd mogelijk had aangegeven wat ontbreekt aan de administratie, in welk opzicht de administratie een onjuist beeld geeft of wat er aan de administratie ondeugdelijk is. De verklaringen van [B] en [A] (die door Composite c.s. worden betwist) zijn daartoe onvoldoende, want te vaag. In de akte uitlatingen na comparitie van partijen heeft de curator zijn stellingen evenmin voldoende geconcretiseerd. De mededeling van accountant J. de Wolf dat hij de aangeleverde informatie "onnavolgbaar" vond en dat deze informatie door hem "verworpen" zou worden, biedt onvoldoende basis voor de stelling dat aan art. 2:10 BW niet voldaan zou zijn.
Dat geldt temeer nu de curator niet (voldoende) gemotiveerd heeft betwist dat de administrateur van de vennootschap binnen enige dagen na de faillissementsuitspraak in staat was een compleet en bijgewerkt overzicht te geven van debiteuren, crediteuren en de voorraden.
4.9.Ook met betrekking tot de stelling dat betalingen willekeurig werden verricht rust de stelplicht op de curator. Van hem had verwacht mogen worden dat hij, tegenover de gemotiveerde betwisting door Composite c.s. nader had aangegeven welke crediteuren zijn achtergesteld cq. bevoordeeld, waarom daarvan sprake was en wat het effect daarvan is op het faillissement, dan wel hoe daardoor de paritas creditorum is beïnvloed. Nu de curator dit heeft nagelaten dient aan deze stelling voorbij te worden gegaan.
Dit betekent dat grondslag I moet worden verworpen.
4.10.Wat betreft het aangaan van de huurovereenkomst heeft Composite c.s. gemotiveerd aangevoerd dat zij geen andere mogelijkheid had dan de huurovereenkomst aan te gaan met betrekking tot (het volledige aantal vierkante meters van) de opstallen. Composite c.s. heeft gemotiveerd betwist dat zij zich onvoldoende inspanningen heeft getroost om meer onderhuurders te vinden. Het is alleen niet gelukt, aldus Composite c.s. Ter adstructie heeft zij aangevoerd dat het laatste huurvoorstel dat aan een onderhuurder, in casu Shell, is gedaan, 8.000 m2 betrof per 1 januari 2003 voor een huurprijs van € 75,-- per m2 per jaar. Daarnaast heeft zij, gedocumenteerd en door de curator niet betwist, aangegeven dat het Industrieschap haar gedeeltelijk uitstel heeft gegeven van haar betalingsverplichtingen op grond van de huurovereenkomst, welk uitstel inhield dat zij maar de helft van de huur behoefde te voldoen en de andere helft schuldig mocht blijven.
4.11.Met betrekking tot de huur staat vast dat de vennootschap een veel grotere huurverplichting op zich nam dan in overeenstemming was met haar behoefte. Vast staat ook dat de installaties omvangrijk waren en niet gemakkelijk te verplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat de vennootschap zich in een dwangpositie bevond toen het Industrieschap alleen het geheel van de opstallen aan haar wenste te verhuren. Aannemelijk is voorts dat het inzakken van de vliegtuig- en ruimtevaartmarkt als gevolg van de gebeurtenis op 11 september 2001 in New York op het moment van het aangaan van de huurovereenkomst nog niet zichtbaar of merkbaar was, nu de overeenkomst is aangegaan op 26 september 2001.
Hiertegenover heeft de curator onvoldoende geconcretiseerd dat Composite c.s. bij het aangaan van de huurovereenkomst al wist dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen tot de betaling van de huurpenningen zou kunnen voldoen. Weliswaar was het noodzakelijk dat Composite c.s. meer of andere onderhuurders zou aantrekken dan de bij het aangaan van de huurovereenkomst reeds bekende om haar verplichtingen uit de huurovereenkomst te kunnen voldoen, maar onvoldoende betwist is dat Composite c.s. in redelijkheid heeft mogen aannemen dat zij die onderhuurders zou kunnen vinden. Dit werd misschien anders op het moment dat duidelijk werd dat Shell niet meer in onderhuur geïnteresseerd was. Echter, ook indien toen, tegen beter weten in, de huurovereenkomst nog enige tijd is gecontinueerd in de hoop nog een andere onderhuurder te vinden, is dat nog niet een beslissing die geen enkel redelijk denkend bestuurder had kunnen nemen.
4.12.Composite c.s. heeft voorts gemotiveerd betwist dat zij in het zicht van het faillissement selectief betalingen zou hebben verricht. Zij heeft aangevoerd dat alle door de curator tegengeworpen betalingen opeisbare vorderingen betroffen. Composite c.s. heeft haar betwisting dat zij in het zicht van het faillissement vorderingen uit hoofde van managementovereenkomst heeft voldaan, geconcretiseerd door aan te voeren dat deze vorderingen zijn geboekt in rekening-courant en op het moment van het faillissement nog niet waren voldaan, zodat toen nog steeds sprake was van vorderingen op de vennootschap.
4.13.Dat de betalingen (niet zijnde managementvergoedingen) opeisbare vorderingen betroffen is door de curator niet betwist. Niet is gesteld of gebleken dat betalingen zijn verricht in het zicht van het faillissement terwijl de betaalde crediteur wist dat het faillissement was aangevraagd, dan wel dat sprake was van samenspanning tussen de vennootschap en de schuldeiser door een schuldeiser boven de anderen te bevoordelen. Ook hier heeft de curator verzuimd nader aan te geven welke crediteuren zijn achtergesteld cq. bevoordeeld, waarom daarvan sprake was, wat het effect daarvan is op het faillissement dan wel hoe daardoor de paritas creditorum is beïnvloed en waarom dit moet leiden tot aansprakelijkheid voor het gehele boedeltekort.
Met betrekking tot de gestelde betaling van managementvergoedingen had van de curator, gelet op de betwisting hiervan door Composite c.s., verwacht mogen worden dat hij zijn stelling nader zou hebben onderbouwd met precisering van de data waarop betalingen zijn verricht uit hoofde van managementvergoeding, aan wie en tot welk bedrag. Nu de curator dit heeft verzuimd dient de stelling te worden gepasseerd.
4.14.Met betrekking tot het project Galaxy heeft Composite c.s. bij wege van verweer aangevoerd dat Composite contractspartij was van de Amerikaanse overheid bij de desbetreffende overeenkomst, dat zij gerechtigd was tot de Amerikaanse subsidie en dat zij de vennootschap heeft ingeschakeld als onderaannemer. Composite c.s. heeft gemotiveerd betwist dat zij nog een bedrag schuldig is aan de vennootschap uit hoofde van dit project en (de rechtbank begrijpt: subsidiair) aangevoerd dat voor zover zij nog iets schuldig is, zij dit mag verrekenen met haar vordering op de vennootschap, die € 784.529,-- bedraagt.
4.15. Van de curator had verwacht mogen worden dat hij, tegenover deze betwisting, nader zou hebben aangegeven of, en zo ja welke, facturen van de vennootschap aan Composite uit hoofde van het Galaxy-project onbetaald zijn gebleven en welk bedrag en welke werkzaamheden dit betreft. Voor zover de curator heeft gesteld dat bepaalde (Amerikaanse) subsidiegelden aan de vennootschap ten goede hadden dienen te komen rust op de curator de stelplicht van de rechten van de vennootschap op die subsidie, dan wel de aard, de omvang en de grondslag voor de verplichting van Composite om een eventuele aan haar toegekende Amerikaanse subsidie aan de vennootschap door te betalen. Dienaangaande heeft de curator zijn stellingen onvoldoende geconcretiseerd, zodat deze verworpen moeten worden. Of er in het kader van een op art. 2:248 BW ruimte is voor verrekening zoals door Composite c.s. voorgesteld, behoeft geen verdere beoordeling.
4.16.Dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] altijd hebben uitgedragen dat er grote orders uit de VS waren te verwachten is op zichzelf niet onrechtmatig, ook niet als deze orders nooit worden verwezenlijkt. Niet is gesteld of gebleken dat Composite c.s. die orders op enige wijze heeft gegarandeerd, waaruit thans de gehoudenheid voortvloeit de gemiste omzet van de vennootschap te compenseren. Ook op dit punt geldt dat ook als Composite c.s., wellicht op basis van naar objectieve maatstaven te rooskleurige verwachtingen, de vennootschap haar activiteiten nog enige tijd heeft laten voortzetten, toen duidelijk werd dat die grote orders illusoir waren, nog niet kan worden geoordeeld dat geen enkel redelijk denkend bestuur hetzelfde zou hebben gedaan.
4.17.De curator heeft nog aangevoerd dat Composite c.s. eerder "de stekker eruit had moeten trekken", maar hij heeft onvoldoende onderbouwd in hoeverre dit in het kader van het faillissement en de bestuurdersaansprakelijkheid voor het tekort daarin, relevant is. Dat Composite c.s. eerder tot aangifte van het faillissement van de vennootschap had kunnen besluiten, maar dat niet heeft gedaan, is niet zonder meer onrechtmatig. Bijzondere omstandigheden (met name: dat sprake was van voorzienbare benadeling van derden) die zouden moeten leiden tot een ander oordeel zijn gesteld noch gebleken. Voorts heeft de curator verzuimd te concretiseren waarom dit kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid uit hoofde van art. 2:248 BW. Ter comparitie heeft de curator nog aangevoerd dat hij als grond voor het kennelijk onbehoorlijk bestuur wenst toe te voegen dat teveel BTW zou zijn teruggevraagd over de huurbetalingen. Wat hiervan ook zij, gesteld noch gebleken is wat de invloed hiervan is geweest op het faillissement, dan wel welke schade hierdoor voor de gezamenlijke crediteuren van de vennootschap is opgetreden. Reeds daarom wordt hieraan voorbij gegaan.
4.18.Dit laat geen andere slotsom toe dan dat grondslag II ook moet worden verworpen.
4.19.Hetgeen hiervoor is overwogen leidt er tevens toe dat geen sprake kan zijn van een persoonlijk ernstig verwijtbaar handelen in de zin van art. 2:9 BW of onrechtmatig handelen als bedoeld in art. 6:162 BW.
4.20.Of sprake is van verjaring cq. verval van recht behoeft geen beoordeling. Ook het beroep op matiging behoeft geen bespreking.
4.21.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dienen de vorderingen van de curator alle te worden afgewezen. Nu de curator volledig in het ongelijk wordt gesteld, bestaat aanleiding hem in kosten van de procedure te veroordelen. Aan het bewijsaanbod komt de rechtbank niet toe.
5.De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt de curator in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Composite c.s. begroot op € 4.938,-- aan griffierecht en € 8.072,50 aan salaris advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.M. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.