Parketnummer: 09/650048-10
Datum uitspraak: 13 februari 2012
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 31 mei 2010, 16 augustus 2010 en (na heropening van het onderzoek bij tussenvonnis van 30 augustus 2010) van 30 januari 2012.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.M. Egberts heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde wordt vrijgesproken en ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2009 tot en met 31 maart 2009 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door (één of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en), te weten
- een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 2.170.965,09 euro, althans één (of meer) geldbedrag(en) (te weten 98.011,71 euro en/of 1.439.944,89 euro
en/of 408.802,78 euro en/of 224.205,71 euro),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- uit naam van Ticket Service Nederland B.V., althans uit naam van [X] en [Y] (zijnde medewerkers van Ticket Service Nederland B.V.), een brief opgesteld gericht aan Postkantoren B.V. en/of
- in die brief vermeld dat alle bestaande (post)bankrekeningen van Ticket Service Nederland B.V. zijn komen te vervallen en/of dat het nieuwe rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. [nummer] is en/of
- (vervolgens) deze brief als bijlage bij een e-mail aan [Z] (zijnde een medewerker van Postkantoren B.V.) gevoegd en/of
- (vervolgens) deze e-mail (met het nieuwe rekeningnummer) verstuurd aan [Z] (zijnde een medewerker van Postkantoren B.V.),
- waarna Postkantoren B.V. het rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. heeft gewijzigd in rekeningnummer [nummer],
waardoor genoemde Postkantoren B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2009 tot en met 25 februari 2009 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
- een (digitale) brief van Ticket Service Nederland B.V. en/of
- een e-mail,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was/is om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid -
- in die (digitale) brief (d.d. 24 februari 2009) opgenomen dat de bestaande (post)bankrekeningen van Ticket Service Nederland B.V. waren komen te vervallen en/of dat het nieuwe rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. [nummer] was en/of dat geschrift voorzien van de (valse/vervalste) handtekeningen van [X] en [Y] (zijnde medewerkers van Ticket Service Nederland B.V.)(zulks ter bevestiging van de
juistheid van de inhoud van dat geschrift) en/of
- in die e-mail (d.d. 25 februari 2009) opgenomen dat Ticket Service Nederland B.V. een nieuw bankrekeningnummer had en/of dat geschrift verzonden uit naam van [X] (zijnde een medewerker van Ticket Service Nederland B.V.)(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2009 tot en met 25 februari 2009 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
- een (digitale) brief en/of
- een e-mail,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was/is om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat één of meer van die geschriften is/zijn verstuurd/verzonden naar
- (het e-mailadres van [Z] (zijnde een medewerker van Postkantoren) en/of
- Postkantoren B.V.
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat,
- in die (digitale) brief (d.d. 24 februari 2009) is opgenomen dat de bestaande (post)bankrekeningen van Ticket Service Nederland B.V. waren komen te vervallen en/of dat het nieuwe rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. [nummer] was/is en/of hij verdachte en/of zijn mededader(s) dat/dit geschrift heeft/hebben voorzien van de (valse/vervalste) handtekeningen van [X] en [Y] (zijnde medewerkers van Ticket Service Nederland B.V.)(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift) en/of
- in die e-mail (d.d. 25 februari 2009) is opgenomen dat Ticket Service Nederland B.V. een nieuw bankrekeningnummer had/heeft en/of hij verdachte en/of zijn mededader(s) dat/dit geschrift heeft/hebben verzonden uit naam van [X] (zijnde een medewerker van Ticket Service Nederland B.V.) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift).
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 eerste alternatief/cumulatief is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
hij op tijdstippen in de periode van 24 februari 2009 tot en met 31 maart 2009 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen,
heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten
- een geldbedrag van in totaal 2.170.965,09 euro,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- uit naam van Ticket Service Nederland B.V., een brief opgesteld gericht aan Postkantoren B.V. en
- in die brief vermeld dat alle bestaande (post)bankrekeningen van Ticket Service Nederland B.V. zijn komen te vervallen en dat het nieuwe rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. [nummer] is en
- vervolgens deze brief als bijlage bij een e-mail aan [Z] (zijnde een medewerker van Postkantoren B.V.) gevoegd en
- vervolgens deze e-mail (met het nieuwe rekeningnummer) verstuurd aan [Z] (zijnde een medewerker van Postkantoren B.V.),
- waarna Postkantoren B.V. het rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. heeft gewijzigd in rekeningnummer [nummer],
waardoor genoemde Postkantoren B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
hij op tijdstippen in de periode van 24 februari 2009 tot en met 25 februari 2009 te 's-Gravenhage telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften, te weten:
- een (digitale) brief en
- een e-mail,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als waren die geschriften telkens echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat die geschriften zijn verstuurd/verzonden naar
- (het e-mailadres van) [Z] (zijnde een medewerker van Postkantoren) en
- Postkantoren B.V.
en bestaande die valsheid hierin dat,
- in die (digitale) brief (d.d. 24 februari 2009) is opgenomen dat de bestaande (post)bankrekeningen van Ticket Service Nederland B.V. waren komen te vervallen en dat het nieuwe rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. [nummer] was en hij verdachte en/of zijn mededader(s) dit geschrift heeft/hebben voorzien van de valse handtekeningen van [X] en [Y] (zijnde medewerkers van Ticket Service Nederland B.V.), zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift en
- in die e-mail (d.d. 25 februari 2009) is opgenomen dat Ticket Service Nederland B.V. een nieuw bankrekeningnummer had en hij verdachte dit geschrift heeft verzonden uit naam van [X] (zijnde een medewerker van Ticket Service Nederland B.V.), zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift.
Bewijsoverweging.
Op 25 februari 2009 om 13:25 uur is aan [Z], medewerker van Postkantoren B.V., een e-mail met bijlage verzonden vanaf de server van Ticket Service Nederland B.V. en vanuit de e-mailbox van [X]. De mail heeft als afzender [X]. De bijlage van deze e-mail bevatte een brief met de bestandsnaam INGbrief596.pdf. In deze brief wordt vermeld dat alle bestaande rekeningen van Ticket Service Nederland B.V. waren komen te vervallen en dat het nieuwe rekeningnummer van Ticket Service Nederland B.V. [nummer] was. [Z] heeft verklaard vooraf te zijn gebeld door een medewerker van Ticketservice. Uit de telefoongegevens blijkt dat er om 13.28 u vanaf het toestel van verdachte is gebeld naar [Z].
Later bleek dat het vermelde nieuwe rekeningnummer niet ten naam stond van Ticket Service Nederland B.V. maar van [A BV] BV. Op dit rekeningnummer is vervolgens op verschillende momenten in totaal 2.170.965,09 euro overgemaakt door Postkantoren B.V.
De brief in de bijlage was voorzien van de handtekeningen van [X] en [Y]. [X] en [Y] hebben verklaard dat zij deze handtekeningen niet zelf hebben gezet.
De rechtbank leidt uit deze verklaringen af dat de handtekeningen vals zijn en ziet gelet op deze verklaringen geen reden tot handschriftonderzoek.
[X] heeft verder verklaard dat hij bovengenoemde e-mail met bijlage niet heeft verstuurd en dat de handtekening in de brief niet zijn handtekening is. Voorts heeft [X] verklaard dat hij op het moment dat de e-mail werd gestuurd aan het lunchen was en aantoonbaar buiten het kantoor van Ticket Service B.V. was. Uit bankgegevens van [X] blijkt dat hij om 13:29 uur heeft gepind bij een pinautomaat van de ING. De betreffende ING-pinautomaat waar [X] heeft gepind, bevindt zich op enige afstand van het kantoor van Ticket Service B.V. Enige minuten nadat hij heeft gepind heeft hij nog een pintransactie gedaan bij het filiaal van Albert Heijn aan de Frederik Hendriklaan te Den Haag.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het niet [X] kan zijn geweest die de betreffende email heeft verstuurd en het telefoontje naar [Z] heeft gepleegd.
Op de computer waarvan verdachte gebruik maakte bij Ticket Service B.V. is een snelkoppeling aangetroffen naar het bestand met dezelfde bestandsnaam als het bestand dat als bijlage was gevoegd bij de eerder genoemde e-mail aan [Z], te weten INGbrief296.pdf. Door de gebruiker "[voornaam verdachte].TICKETSERVICE" (dit was de gebruiksnaam van verdachte bij Ticket Service B.V.) is op 25 februari 2009 om 13:14:04 uur gebruik gemaakt van de snelkoppeling naar dit bestand. Dezelfde gebruiker heeft om 13:41:14 op 25 februari 2009 een locatie benaderd die normaal gesproken duidt op een handeling in de map verzonden e-mails in het programma Microsoft Outlook. De rechtbank concludeert dat op dat moment de op 25 februari 2009 om 13:25 uur naar [Z] verzonden e-mail is verwijderd uit de e-mailbox van [X]. Deze e-mail is nadien namelijk niet meer aangetroffen in de e-mailbox van [X].
[X] was destijds de kamergenoot van verdachte bij Ticket Service B.V. Toen [X] op 25 februari 2009 ging lunchen, was verdachte in de gelegenheid om vanaf de computer van [X] een e-mail te sturen. De rechtbank merkt op dat, zoals uit nader onderzoek is gebleken, de schermen van de computers bij Ticket Service B.V. niet automatisch werden vergrendeld als er enige tijd geen gebruik van was gemaakt en dat nadat was ingelogd door de gebruiker, in dit geval [X], een computer toegankelijk en te gebruiken was door eenieder en dus ook verdachte.
Verdachte ontkent op 25 februari 2009 aanwezig te zijn geweest, maar [Y] en [X] hebben bij de rechter-commissaris verklaard dat zij denken dat verdachte wel op 25 februari 2009 aanwezig is geweest op het kantoor van Ticket Service B.V. Een andere aanwijzing dat verdachte wel op 25 februari aanwezig is geweest vormt het gegeven dat de computer van verdachte op 25 februari 2009 is opgestart. De rechtbank heeft, in weerwil van de verklaring van verdachte, geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen dat de medewerkers van Ticket Service B.V. elkanders wachtwoord kenden, een constatering die spoort met de verklaring die [Y] en [X] bij de rechter-commissaris hebben afgelegd. Het ligt dus voor de hand dat verdachte aanwezig is geweest op 25 februari 2009 en heeft ingelogd met zijn naam en met gebruikmaking van zijn wachtwoord.
Op grond van het voorgaande kan het volgende worden vastgesteld. Een snelkoppeling naar het betreffende bestand is aangetroffen op de computer van verdachte. Vanaf het telefoontoestel van verdachte is gebeld naar [Z]. Voorts is komen vast te staan dat kort voor het versturen van de e-mail is ingelogd op de computer van verdachte terwijl niemand anders zijn wachtwoord kende en op een moment dat zijn kamergenoten niet aanwezig waren. Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden is, naar het oordeel van de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de bewuste e-mail met bijlage (te weten het document bevattende de valse handtekeningen van [X] en [Y]) heeft gestuurd naar [Z].
Nu deze bewezenverklaring niet steunt op de inhoud van het rapport opgesteld door Kroll/MMC Companies (Project Albertine), is aan het verzoek van de verdachte (gedaan ter terechtzitting van 30 januari 2012) om de opsteller van dit rapport als getuige te horen het belang komen te ontvallen, reden waarom dit verzoek afgewezen dient te worden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van een vals geschrift en het medeplegen van oplichting. Verdachte heeft samen met anderen de Postbank op geraffineerde wijze opgelicht door zich voor te doen als zijn (ex-)collega van Ticket Service B.V. en uit naam van deze collega een valse e-mail met bijgevoegde valse brief te sturen naar een contactpersoon bij de Postbank. Als gevolg van deze e-mail en brief heeft de Postbank geldbedragen die bedoeld waren voor Ticket Service B.V. overgemaakt op een rekeningnummer dat niet gerelateerd was aan Ticket Service B.V. In totaal heeft de Postbank ruim 2 miljoen euro naar dit rekeningnummer overgemaakt.
Dit soort praktijken vormen, mede gelet op het forse benadelingsbedrag, een ernstige inbreuk op de rechtsorde en dienen daarom naar het oordeel van de rechtbank te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 2 januari 2012 reeds meerdere malen met politie en justitie in aanraking geweest en eerder ter zake van onder meer oplichting veroordeeld tot een forse gevangenisstraf. Deze veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
Ticket Service B.V., heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 281.200,09.
De rechtbank zal, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 tweede alternatief/cumulatief:
opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij Ticket Service B.V. niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
Mr. E. Rabbie, voorzitter,
Mrs P.J. Schreuder en A. Dantuma-Hieronymus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2012.