ECLI:NL:RBSGR:2012:BV3559

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758261-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen met vrijspraak voor medeplegen van doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte D. De verdachte werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen het slachtoffer [slachtoffer] op 26 juli 2010 te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten [A] en [C] betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer, waarbij hij is geschopt, geslagen en geduwd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte ook betrokken was bij de dood van het slachtoffer, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld in vereniging, wat resulteerde in een werkstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar eerdere strafblad, waaruit bleek dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking was geweest. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de bewezen feiten en de gevorderde schade. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.B. Spaargaren.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758261-10
Datum uitspraak: 10 februari 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte D],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 november 2010, 8 november 2010, 26 januari 2011, 28 januari 2011, 20 april 2011, 21 april 2011 en 27 januari 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. L.M. Verkuil, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [benadeelde [slachtoffer] heeft zich schriftelijk gesteld en een vordering ingediend. De benadeelde partij is ter zitting vertegenwoordigd door mr. J. Gravesteijn, advocaat te 's-Gravenhage.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1.
zij op of omstreeks 26 juli 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in het hart, althans in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A] en/of haar mededader(s) op of omstreeks 26 juli 2010 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer]
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer
van) haar mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hart, althans in het lichaam
gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 juli 2010 te
's-Gravenhage en/of [woonplaats], althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest
door het bespreken/maken van een plan (om die [slachtoffer] van het leven te
beroven) en/of het verstrekken van een mes en/of het regelen van vervoer naar
's-Gravenhage en/of het meereizen naar 's-Gravenhage;
Feit 2.
zij op of omstreeks 26 juli 2010 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, het Kaapseplein en/of de Hoefkade, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en/of schoppen en/of duwen tegen
die [slachtoffer].
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. De officier van justitie voert daartoe aan dat hoewel er meerdere aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer], enig bewijs van wetenschap bij verdachte van wat er zou kunnen gebeuren of bewijs dat zij direct betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] ontbreekt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit (openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer]) wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte was niet betrokken bij de dood van [slachtoffer] en zij heeft zelf geen uitvoeringshandelingen verricht. Er bestond ook geen vooropgezet plan om naar Den Haag te rijden en [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte was tevens niet op de hoogte van het feit dat [A] een mes bij zich had en zij kon dit niet ook weten. Niet bewezen kan worden dat verdacht opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Ook de OVC-gesprekken leveren daarvoor geen hard bewijs op.
Verdachte dient tevens te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Niet bewezen kan worden dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die openlijk geweld heeft gepleegd en dat zij hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. Uit de bewijsmiddelen kan niet anders volgen dan dat de rol van verdachte in eerste instantie die van toezichthouder was. Verdachte heeft geen geweld gepleegd, behalve dat zij een duw aan [A] en [slachtoffer] geeft gegeven om hen uit elkaar te halen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank leidt verder uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.1
Op 26 juli 2010 rond 1:00 uur 's nachts is verdachte samen met [A], [B], [C] en [F] (hierna te noemen respectievelijk [A], [B], [C] en [F]) met de auto van [F] naar Den Haag gereden. [A] wilde in Den Haag een ruzie met haar ex-vriend, te weten [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]), uitpraten. Afgesproken werd om elkaar te ontmoeten bij het benzinestation op het Kaapseplein. In de buurt van het Kaapseplein zijn [A], verdachte en [C] uitgestapt. [F] en [B] zijn in de auto blijven zitten. [A], verdachte en [C] zijn naar het benzinestation op het Kaapseplein gelopen. [A] heeft [slachtoffer] ontmoet aan de achterkant van het benzinestation, terwijl verdachte en [C] toekeken achter een auto.2 3 4
[A] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar uitschold en dat hij haar sloeg. [A] heeft vervolgens [slachtoffer] geschopt en geslagen. Die andere twee (de rechtbank begrijpt dat [A] daarmee [C] en verdachte bedoelt) kwamen erbij en zij haalden [A] en [slachtoffer] uit elkaar.5 [C] heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer] [A] duwde. Vervolgens zijn [C] en verdachte er op af gerend om [slachtoffer] en [A] uit elkaar te halen.6 [slachtoffer] rende vervolgens weg en [A] rende achter hem aan. Toen [A] bij [slachtoffer] was, begon [A] met hem te vechten.7
De daarna volgende confrontaties tussen verdachte, [C] en [A] met [slachtoffer] is deels vastgelegd op camerabeelden. Van deze beelden is een compilatie gemaakt waarvan een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt.8 De beelden zijn ter terechtzitting bekeken.9 Op die beelden is te zien dat [slachtoffer] rond 02:45:56 uur achterna gezeten wordt door drie personen. [C]10 en verdachte11 hebben verklaard dat dit verdachte, [C] en [A] zijn. Te zien is voorts dat er een aantal confrontaties plaatsvinden. Verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer] daarbij ondermeer heeft geduwd12 en [C] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] heeft geschopt13. Dit past bij hetgeen zichtbaar is op de beelden. Daar lijkt er immers op dat verdachten een aantal maal fysiek contact (onder andere schoppen, slaan, duwen en/of trekken) hebben met [slachtoffer]14 en voorts is te zien dat [slachtoffer] om 02:46:41 uur inderdaad een schop krijgt van [C]. Vervolgens is te zien dat [slachtoffer] wegrent in de richting van de Hoefkade en uit beeld verdwijnt. [slachtoffer] wordt dan gevolgd door [A] als eerste, daarna [C] en als laatste verdachte. Ook zij verdwijnen vervolgens uit beeld.15
[A] heeft verklaard dat zij vervolgens alleen achter [slachtoffer] aan de hoek om is gelopen en daar [slachtoffer] heeft gestoken met een mes. Verdachte en [C] zijn volgens [A] vóór de hoek blijven wachten en hebben niets gezien van het steekincident. Verdachte en [C] verklaren eensluidend.
ten aanzien van feit 1
Op zichzelf bevat het dossier aanwijzingen dat verdachte en [C] een groter aandeel hebben gehad dan zij thans doen voorkomen. Zo zijn er tussen [A] en verdachte en tussen [A] en [C] gesprekken opgenomen terwijl zij met een politiebusje vervoerd werden (de zogenaamde Opnemen Vertrouwelijke Communicatie-gesprekken (hierna te noemen OVC-gesprekken)). In deze OVC-gesprekken lijken de verdachten niet alleen hun verklaringen onderling op elkaar afstemmen, ook lijkt het erop dat er meer aan de hand is geweest dan de verdachten uiteindelijk hebben verklaard. Er wordt immers gesproken over meerdere messen en er wordt gezegd dat zij geluk hebben dat bepaalde gebeurtenissen niet op camera staan. Verder komt het de rechtbank vreemd voor dat verdachte en [C] die - naar eigen zeggen - met [A] zijn meegegaan ter ondersteuning en bescherming en zich fysiek ook niet onbetuigd hebben gelaten, [A] alleen achter [slachtoffer] aan hebben laten gaan en zijn blijven staan vlak vóór het moment dat [slachtoffer] door [A] wordt gestoken met het mes.
Het voorgaande is echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een zodanige betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer] dat sprake is van medeplegen danwel medeplichtigheid. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
ten aanzien van feit 2
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [A] en [C] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld in vereniging gepleegd tegen [slachtoffer], waarbij hij is geschopt, geslagen en geduwd.
De rechtbank overweegt daartoe dat van 'in vereniging' plegen van geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Verdachte heeft samen met [A] en [C] [slachtoffer] heeft achtervolgd waarbij sprake is geweest van meerdere confrontaties waaraan [slachtoffer] zich steeds probeerde te ontrekken. Er is daarbij voorts sprake geweest van slaan, schoppen en duwen. Verdachte is ondanks deze geweldshandelingen met de anderen achter [slachtoffer] blijven aanrennen en is zo onderdeel blijven uitmaken van de groep van drie die [slachtoffer] hebben belaagd. Onder deze omstandigheden is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft gehad aan het geweld dat jegens [slachtoffer] is gepleegd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
zij op 26 juli 2010 te 's-Gravenhage met anderen op de openbare weg, het Kaapseplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan, schoppen en duwen tegen die [slachtoffer].
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 163 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd, maar wel benadrukt dat verdachte voornemens is haar leven en met name haar werk zoveel mogelijk weer op te pakken alsmede dat de onderhavige strafzaak bij verdachte psychische sporen heeft nagelaten.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Toen een mededader begon te vechten met het latere slachtoffer, heeft verdachte zich ook met deze vechtpartij bemoeid. Het slachtoffer werd vervolgens achterna gezeten door de verdachten en hij werd geschopt, geslagen en geduwd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een ernstige vorm van openlijk geweld nu deze plaats heeft gevonden als onderdeel van een achtervolging en gericht was tegen één persoon. Bij de bepaling van de strafmaat neemt de rechtbank als uitgangspunt dat volgens de LOVS-orientatiepunten bij dit soort openlijk geweld tegen een persoon in beginsel een werkstraf voor de duur van 120 uren op zijn plaats is. Voorts houdt de rechtbank rekening met het, afgezet tegen haar mededaders, kleinere aandeel dat verdachte heeft gehad in het uitgeoefende geweld tegen het slachtoffer.
Alles in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat in aansluiting op voornoemde richtlijn een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding groot € 6.410,50. De benadeelde partij vordert aan materiële schade voor het begraven van hun zoon in Marokko een bedrag van € 5.205,50, zijnde de kosten van Europa Uitvaart Errahma te Den Haag en een bedrag van € 1.205,00, zijnde de kosten voor de vluchten van verzoeker en diens echtgenote van en naar Marokko voor de begrafenis. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat verdachte is vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde en er geen rechtstreeks verband is tussen het onder feit 2 bewezenverklaarde feit en de gestelde schade.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 120 uren;
bepaalt dat de werkstraf bij gebreke van uitvoering zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering;
de benadeelde partij kan haar vordering aanhangig maken bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs. M.H. Rochat en O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.B. Spaargaren, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2012.
mr. P.B. Spaargaren is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een bundel ambtsedige processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreft dit de pagina's van het proces-verbaal van politie Haaglanden, genummerd 15 BRR 10220, pv nr. 2010153057.
2 Het proces-verbaal van verhoor [A], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 1 [A] (doorgenummerd p. 1 t/m 169) op p. 158 t/m 160.
3 Het proces-verbaal van verhoor [C], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 4 [C] (doorgenummerd p. 1 t/m 161) op p. 89 en 90.
4 Het proces-verbaal van verhoor [verdachte], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 3 [verdachte] (doorgenummerd p. 1 t/m 150) op p. 25 t/m 28.
5 Het proces-verbaal van verhoor [A], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 1 [A] (doorgenummerd p. 1 t/m 169) op p. 160.
6 Het proces-verbaal van verhoor [C], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 4 [C] (doorgenummerd p. 1 t/m 161) op p. 90.
7 Het proces-verbaal van verhoor [verdachte], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 3 [verdachte] (doorgenummerd p. 1 t/m 150) op p. 28.
8 Proces-verbaal van bevindingen ambtshandelingen, opgenomen in het dossier Ambtshandelingen (doorgenummerd p. 1 t/m 634), p. 540 t/m 543.
9 Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 20 april 2011
10 Het proces-verbaal van verhoor [C], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 4 [C] (doorgenummerd p. 1 t/m 161) op p. 91.
11 Het proces-verbaal van verhoor [verdachte], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 3 [verdachte] (doorgenummerd p. 1 t/m 150) op p. 29.
12 Het proces-verbaal van verhoor [verdachte], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 3 [verdachte] (doorgenummerd p. 1 t/m 150) op p. 29.
13 Het proces-verbaal van verhoor [C], opgenomen in het verdachtendossier, verdachte 4 [C] (doorgenummerd p. 1 t/m 161) op p. 91.
14 Proces-verbaal van bevindingen ambtshandelingen, opgenomen in het dossier Ambtshandelingen (doorgenummerd p. 1 t/m 634), p. 541.
15 Proces-verbaal van bevindingen ambtshandelingen, opgenomen in het dossier Ambtshandelingen (doorgenummerd p. 1 t/m 634), p. 541 en 542.