ECLI:NL:RBSGR:2012:BV3327

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
380688 - HA RK 10-662
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van de Nederlandse nationaliteit op basis van adoptie in Indonesië

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2], een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage met de vraag om vast te stellen dat [verzoekster sub 2] de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek is gebaseerd op de adoptie van [verzoekster sub 2] door [verzoeker sub 1] en zijn toenmalige echtgenote [A]. De rechtbank heeft op 27 januari 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoekster sub 2] is geboren in Indonesië en is vanaf haar geboorte opgevoed door [verzoeker sub 1] en [A]. De adoptie is afgeleid uit een voorlopige echtscheidingsbeschikking van 19 januari 2004 van de rechtbank te Cibinong, Indonesië, waarin [verzoekster sub 2] aan [verzoeker sub 1] is toegewezen. De IND heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen rechtsgeldige erkenning van [verzoekster sub 2] zou zijn geweest op het moment van de gestelde erkenning in 1997. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beschikking van de rechtbank te Cibinong kan worden erkend in Nederland, omdat deze is uitgesproken door een bevoegde autoriteit en niet in strijd is met de openbare orde. De rechtbank concludeert dat [verzoekster sub 2] sinds 19 januari 2004 de Nederlandse nationaliteit bezit, op grond van de adoptie door [verzoeker sub 1]. De rechtbank verklaart [verzoekster sub 2] niet-ontvankelijk in haar verzoek, maar bevestigt dat [verzoekster sub 2] de Nederlandse nationaliteit heeft.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 380688 / HA RK 10-662
Beschikking van 27 januari 2012
in de zaak van
[verzoeker sub 1] en
[verzoekster sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
advocaat mr. M. Dorgelo te Amsterdam,
en
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.
Partijen worden hierna aangeduid als '[verzoeker sub 1]', '[verzoekster sub 2]' en 'de IND'.
1.De procedure
1.1.Verzoekers hebben op 19 november 2010 een verzoekschrift (met bijlagen) ingediend waarin zij de rechtbank verzoeken vast te stellen dat [verzoekster sub 2] de Nederlandse nationaliteit bezit. Aanvullingen op het verzoekschrift c.q. nadere stukken zijn ingekomen bij brieven van 9 december 2010 en 29 april, 5 mei en 10 september 2011.
1.2.De IND heeft bij brief van 31 januari 2011 gevraagd om aanvullende informatie. De IND heeft mede op basis van de ontvangen nadere stukken bij brief van 11 augustus 2011 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Bij brief van 9 september 2011 heeft de IND zijn standpunt aangevuld.
1.3.De officier van justitie heeft bij brief van 9 november 2011 te kennen gegeven zich aan te sluiten bij het advies van de IND. Bij brief van 9 december 2011 heeft hij bericht dat geen behoefte bestaat tot het bijwonen van de zitting.
1.4.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 15 december 2011. Verschenen zijn [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2], vergezeld van mr. Dorgelo. Namens de IND is verschenen mr. Cappon. Door mr. Cappon zijn pleitnotities overgelegd.
2.De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist, mede blijkend uit de overgelegde producties, staan de volgende feiten vast.
2.1.[verzoeker sub 1] is geboren op [geboortedatum] 1934 en bezit de Nederlandse nationaliteit. Hij is van 18 mei 1994 tot in 2005 gehuwd geweest met [A], geboren op [geboortedatum] 1969 en van Indonesische nationaliteit (hierna: [A]).
2.2.[verzoekster sub 2] is op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] in het district [naam] (Java) geboren als natuurlijk kind van een vrouw genaamd '[B]' of '[B]', geboren te [geboorteplaats] (Java) en van Indonesische nationaliteit. De biologische vader is onbekend.
2.3.[verzoekster sub 2] is vanaf een week na haar geboorte opgenomen in het huis van het echtpaar [verzoeker sub 1] en [A] te [plaatsnaam]. Zij hebben [verzoekster sub 2] van jongs af met instemming van [B] verzorgd en opgevoed. [verzoeker sub 1] heeft voor [B] ook een opleiding bekostigd.
2.4.[B] ('[B]') en [A] hebben een handgeschreven overeenkomst ondertekend, gedateerd (dag en maand onleesbaar) 1995, waarin in de Indonesische taal het volgende is vermeld:
"Heden is [naam slecht leesbaar:][B] bevallen te [geboorteplaats] [[geboorteplaats]].
Zij heeft een baby gekregen die aanvankelijk [naam slecht leesbaar:] [C] heette en die nu al is overgedragen aan [A][weggevallen op kopie]
zij heeft alle rechten op [verzoekster sub 2] aan het echtpaar genaamd [A]/[verzoeker sub 1] overgedragen
[verzoekster sub 2] is geboren de dato [cijfer] 1995 in [slecht leesbaar:][geboorteplaats][[letter]? weggevallen op kopie]
overeenkomst: Wanneer het kind genaamd [verzoekster sub 2] nog niet volwassen is dan zal dit kind nog bij mij [A] blijven, als het kind straks ouder dan 17 jaar is dan zal ik al hetgeen hierboven uiteengezet is aan [verzoekster sub 2] overdragen en dan laat ik het aan [verzoekster sub 2] over.
Aldus heb ik deze brief geschreven in overeenstemming met beide partijen tussen [B], [A]."
2.5.[B] heeft onder de naam '[B]' een handgeschreven verklaring ondertekend, gedateerd op 25 augustus 1995, waarin zij in de Indonesische taal verklaart "dat zij met alle hierboven vermelde afspraken instemt, te weten geen vordering zal indienen [betreffende] het kind genaamd [verzoekster sub 2] voordat er overeenstemming van beide partijen is."
2.6.[verzoeker sub 1] staat als vader van [verzoekster sub 2] geregistreerd in het register van de school in het district [naam] waar zij leerling was.
2.7.De griffier van de rechtbank te Cibinong, Indonesië, heeft op 7 september 2005 een scheidingsakte opgemaakt van de door die rechtbank op 23 augustus 2005 uitgesproken echtscheiding tussen [verzoeker sub 1] en [A]. Voorafgaand daaraan heeft de rechtbank te Cibinong bij beschikking van 19 januari 2004 een voorlopige beschikking gegeven betreffende hun echtscheiding. Na het vertrek van [A] is [verzoekster sub 2] bij [verzoeker sub 1] blijven wonen.
2.8. Blijkens een uittreksel geboorteakte, afgegeven op 23 april 2004 te Cibinong, heeft het hoofd van de dienst bevolking, district [naam], aldaar op grond van de beschikking van de rechtbank te Cibinong van 19 januari 2004 geregistreerd dat [verzoeker sub 1] en [A] de wettige ouders van [verzoekster sub 2] zijn.
2.9.[B] is op 11 januari 2007 te Garut overleden.
2.10.[verzoeker sub 1] heeft op 19 juli 2007 ten overstaan van notaris Muljani Sjafei te Bogor verklaard dat hij [verzoekster sub 2] al sinds 1 september 1997 als zijn kind erkent. Van deze erkenning zijn op 19 juli 1997 en op 24 augustus 2009 notariële aktes opgemaakt.
2.11.In 2008 is [verzoeker sub 1] wegens ernstige gezondheidsproblemen (prostaatkanker) naar Nederland teruggekeerd. Hij had toen, afgezien van een onderbreking van enige maanden in 1999-2000, vanaf 1993 in Indonesië gewoond.
2.12.De woningen van [verzoeker sub 1] in Indonesië zijn na zijn vertrek door of met medewerking van [A] leeggehaald en verkocht.
2.13.Nadat de afgifte van een Nederlands paspoort aan [verzoekster sub 2] was geweigerd, heeft zij een Indonesisch paspoort aangevraagd. Dit is op 29 oktober 2009 aan haar verstrekt.
2.14.[verzoekster sub 2] verblijft thans bij [verzoeker sub 1] in Nederland, waar zij een opleiding volgt aan een ROC. Haar verblijfsvergunning is inmiddels verlopen.
2.15.[verzoeker sub 1] heeft in mei 2010 aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in [woonplaats] verzocht een akte op te maken van de erkenning van [verzoekster sub 2] als zijn kind. Aan dat verzoek is geen gevolg gegeven.
3.Het verzoek en het verweer
3.1.Verzoekers stellen dat [verzoeker sub 1] [verzoekster sub 2] als zijn kind heeft erkend en dat zij op grond daarvan de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank te Cibinong heeft bij beschikking van 19 januari 2004 de echtscheiding tussen [verzoeker sub 1] en [A] voorlopig uitgesproken en in dat kader [verzoekster sub 2] aan [verzoeker sub 1] toegewezen. Doordat [A] zich de inboedel van zijn huizen in Indonesië heeft toegeëigend, beschikt hij niet meer over alle papieren. De verkrijging van een Indonesisch paspoort voor [verzoekster sub 2] heeft veel moeite gekost, doordat zij geen Indonesische ouders heeft, aldus [verzoeker sub 1].
3.2.De IND stelt zich op het volgende standpunt. Er bestaat geen akte van erkenning van 1 september 1997. Een erkenning bij notariële akte is niet rechtsgeldig in Indonesië. Niet is gebleken dat op 1 september 1997 of op enig ander moment in Indonesië een rechtsgeldige erkenning heeft plaatsgevonden, welke naar Nederlands recht moet worden erkend. De geboorteakte waarin [verzoekster sub 2] staat vermeld met de geslachtsnaam [verzoeker sub 1] bevat geen kantmelding over een erkenning en is overigens onbetrouwbaar. Ten tijde van de gestelde erkenning op 1 september 1997 was [verzoeker sub 1] gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van het kind, hetgeen naar Nederlands recht in beginsel in de weg staat aan een rechtsgeldige erkenning. Een en ander leidt voor de IND tot de conclusie dat [verzoekster sub 2] niet door erkenning de Nederlandse nationaliteit bezit. De IND concludeert daarom tot afwijzing van het verzoek.
4.De beoordeling
4.1.[verzoekster sub 2] is minderjarig en kan dus niet zelfstandig procederen. Nu [verzoekster sub 2] al enige jaren in Nederland verblijft en zij hier te lande kennelijk geen andere wettelijk vertegenwoordiger heeft, komt naar het oordeel van de rechtbank aan [verzoeker sub 1] als haar verzorger en opvoeder de bevoegdheid toe haar in rechte te vertegenwoordigen. [verzoekster sub 2] zelf is dus in haar verzoek niet-ontvankelijk, maar [verzoeker sub 1] kan als haar vertegenwoordiger wel door de rechtbank worden ontvangen.
4.2.Met de IND constateert de rechtbank dat niet is voldaan aan de vereisten voor een erkenning per 1 september 1997. Op die wijze zijn dus geen familierechtelijke betrekkingen ontstaan tussen [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2]. De vraag of [verzoekster sub 2] na erkenning door middel van het (namens haar) uitbrengen van een optieverklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) het Nederlanderschap kan verwerven, is in deze procedure niet aan de orde.
4.3.Het voorgaande neemt niet weg dat [verzoeker sub 1] naar het oordeel van de rechtbank in het licht van alle feiten voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de rechtbank te Cibinong bij haar beschikking van 19 januari 2004 [verzoeker sub 1] en [A] als de juridische ouders van [verzoekster sub 2] heeft aangemerkt en hem op zijn verzoek met de uitoefening van het ouderlijk gezag heeft belast. Daarbij heeft zij mede in aanmerking genomen dat [verzoeker sub 1] door zijn ziekte en het verlies van zijn papieren in Indonesië thans in bewijsnood verkeert.
4.4.De rechtbank is voorts van oordeel dat de beschikking van de rechtbank te Cibinong van 19 januari 2004 kan worden beschouwd als een adoptie van [verzoekster sub 2] door verzoeker en zijn toenmalige echtgenote. Het treffen van een voorziening omtrent het ouderlijk gezag veronderstelt immers het bestaan van familierechtelijke betrekkingen.
4.5.De vraag is dan of de beslissing waarbij de adoptie tot stand is gekomen, in Nederland kan worden erkend. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, aangezien die beslissing is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar de adoptiefouders en het kind zowel ten tijde van het verzoek als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijf hadden en niet is gebleken dat aan die beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. De erkenning van de beslissing van de Indonesische rechter is voorts niet kennelijk in strijd met de openbare orde. In dit verband is van belang dat de biologische moeder kort na de geboorte afstand heeft gedaan van [verzoekster sub 2] en inmiddels is overleden, dat onbekend is wie haar biologische vader is en dat [verzoekster sub 2] feitelijk als pleegkind van [verzoeker sub 1] en [A] is grootgebracht. Het leeftijdsverschil tussen de adoptiefouders en [verzoekster sub 2] is bovendien niet zodanig groot dat dit aan de erkenning van de buitenlandse beslissing in de weg staat.
4.6.Op 1 januari 2004 is artikel 5b RWN in werking getreden. Deze bepaling opent de mogelijkheid voor een minderjarige die afkomstig is uit een staat, zoals Indonesië, die niet is aangesloten bij het Haags adoptieverdrag 1993, om door adoptie het Nederlanderschap te verwerven. De rechtbank constateert dat aan de voorwaarden die aan die verkrijging in het eerste lid worden gesteld, is voldaan. De adoptie voldoet immers aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland, mogelijk nog bestaande familierechtelijke betrekkingen met de biologische moeder zijn door de adoptie definitief verbroken en de adoptiefvader is Nederlander. De conclusie luidt dat [verzoekster sub 2] sinds 19 januari 2004 de Nederlandse nationaliteit heeft.
5.De beslissing
De rechtbank:
- verklaart [verzoekster sub 2] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
- stelt op het verzoek van [verzoeker sub 1] vast dat [verzoekster sub 2] sinds 19 januari 2004 de Nederlandse nationaliteit bezit.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen, mr. W.J. Don en mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2012.