ECLI:NL:RBSGR:2012:BV2984

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/5871 en 11/5877
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatwerkvoorschriften voor geluidshinder bij sporthal in Leiden

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil over maatwerkvoorschriften voor een sporthal in Leiden. De zaak betreft de geluidshinder die voortvloeit uit basketbalwedstrijden die in de sporthal worden gehouden. Eiser sub 1, een omwonende, heeft samen met eiser sub 2 beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden, dat maatwerkvoorschriften heeft vastgesteld die volgens hen niet voldoen aan de eisen van de best beschikbare technieken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatwerkvoorschriften niet in overeenstemming zijn met de best beschikbare technieken, omdat de kosten van isolatie van de gevels de toepassing van deze technieken niet te boven gaan. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de geluidwaarden van het Activiteitenbesluit met 12 dB(A) aanzienlijk is en dat van de inrichting een behoorlijke inspanning mag worden gevraagd om deze overschrijding terug te dringen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers. De uitspraak benadrukt het belang van geluidsnormen en de toepassing van best beschikbare technieken in het kader van milieurecht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/5871 en 11/5877
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 februari 2012 in de zaak tussen
[A], te [plaats], eiser sub 1
[B] en [C], eisers, sub 2
gezamenlijk te noemen "eisers"
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
(gemachtigde: mr. ing. A.M.M. van der Wijst).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Sportbedrijf Leiden (onderdeel van de gemeente Leiden), te Leiden
(gemachtigde: H.A. de Boer, teamleider binnensportaccomodaties).
Procesverloop
Bij brief van 10 november 2010 heeft het Sportbedrijf Leiden (vergunninghouder) een verzoek ingediend tot het opstellen van maatwerkvoorschriften voor de [sporthal] op het perceel [a-straat] 3 te Leiden.
Verweerder heeft besloten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te volgen.
Het ontwerpbesluit alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 6 december 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Bij brief van 11 januari 2011 heeft eiser sub 1 een zienswijze naar voren gebracht. Bij brief van 14 januari 2011 hebben eisers sub 2 een zienswijze naar voren gebracht.
Bij besluit van 12 mei 2011 (bestreden besluit) heeft verweerder de gevraagde maatwerkvoorschriften vastgesteld.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2012. Eiser sub 1 en eisers sub 2 zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door bovengenoemde gemachtigde, bijgestaan door G. Distelbrink, beiden werkzaam bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland West. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door bovengenoemde gemachtigde, bijgestaan door H. Huizer, werkzaam bij adviesbureau Peutz BV.
Overwegingen
1.1. Bij brief van 17 november 2010 heeft vergunninghouder aan verweerder gevraagd om maatwerkvoorschriften vast te stellen met ruimere geluidgrenswaarden dan opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) ten behoeve van de [sporthal]. De achtergrond van deze aanvraag is dat in deze hal basketbalwedstrijden worden gehouden op nationaal en internationaal niveau, en dat daardoor op de meest nabij gelegen woningen, aan de [a-straat], een hogere geluidbelasting wordt veroorzaakt dan de grenswaarden opgenomen in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. In 2011 is een omgevingsvergunning verleend om een extra tribune met 800 zitplaatsen aan te kunnen brengen, waardoor het totaal aan zitplaatsen op 2.000 is gekomen.
1.2. Verweerder was bereid de aanvraag - met toepassing van artikel 2.20, zesde lid, van het Activiteitenbesluit - te honoreren, en heeft en een ontwerpbesluit opgesteld. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zijn de maatwerkvoorschriften in het bestreden besluit op een aantal punten aangepast. Onder andere voorschrift 1 is aangepast, in die zin dat voor de duur van de wedstrijden een geluidgrenswaarde is opgelegd van 57 dB(A), inclusief 10 dB(A) straftoeslag voor herkenbaar muziekgeluid voor de dag- en avondperiode, berekend met toepassing van de standaard meet- en rekenmethode. In voorschrift 11 is bepaald dat maximaal 30 keer per jaar gebruik kan worden gemaakt van de verruimde geluidnorm van voorschrift 1.
2.1. Eisers staan op het standpunt dat deze geluidnormering leidt tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van hun woningen en onnodig ruim is, nu het optreden van de ernstigste geluidhinder beperkt is tot kortere periodes per wedstrijd. Bij dertig wedstrijden per jaar behoren deze tot de representatieve bedrijfssituatie en is een dergelijke verruiming als hier toegestaan niet meer mogelijk. Wat betreft geluidisolatie wordt niet voldaan aan het vereiste van toepassing van best beschikbare technieken. Niet alleen is een gedeeltelijke geluidisolatie mogelijk, ook een gehele isolatie kan, volgens eiser sub 1, in vijf jaar worden afgeschreven. Dat het zou gaan om een tijdelijke situatie is dan ook geen reden om van isolatie af te zien. Tot slot vreest eiser sub 1, gezien het speeloverzicht van de basketbalvereniging, dat wedstrijden vaker dan 30 keer per jaar voor zullen komen.
Ter zitting hebben eisers sub 2 een vijftal steunverklaringen van andere bewoners van de [a-straat] overgelegd.
2.2. Ter zitting heeft eiser sub 1 de grond dat van een onjuiste octaafband is uitgegaan bij de berekening van de geluiddruk vanwege het muziekgeluid ingetrokken.
3. Verweerder erkent dat de sportwedstrijden behoren tot de hoofdactiviteiten van de inrichting. Het gaat om maximaal 30 wedstrijden van 90 minuten per keer, waarbij in totaal slechts gedurende 13,5 minuten herkenbaar muziekgeluid waar te nemen valt. Verweerder acht dit toelaatbaar, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 januari 2005, LJN: AS3890. Geluidisolatie gaat verder dan op grond van best beschikbare technieken geëist kan worden, gelet op deze beperkte periodes van geluidhinder en de met geluidisolatie gemoeide kosten. Daarom is gekozen voor minder kostbare middelen om een zekere geluidreductie te bereiken, zoals het aanbrengen van een houten buitenschil, de vernieuwing van het luchtverversingssysteem, het gesloten houden van ramen en deuren en de installatie van een geluidbegrenzer. Voorts is de uitbreiding wel geheel van geluidisolatie voorzien. In zijn totaliteit wordt, volgens verweerder, daarom voldaan aan de eisen van de best beschikbare techniek. Dat de situatie mogelijk tijdelijk is, heeft in de uiteindelijke besluitvorming en normering geen rol gespeeld. Overigens zijn ook middelvoorschriften gesteld ter beperking van de indirecte hinder vanwege de inrichting.
4. 1. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer mogen bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden.
4.2. De in tabel 2.17a aangegeven waarden bedragen, voor zover hier van belang, voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
4.3. Ingevolge 2.18, tweede lid, van het Activiteitenbesluit wordt bij het bepalen van geluidniveaus bedoeld in artikel 2.17 voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.
4.4. Ingevolge artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, kan het bevoegd gezag, in afwijking van de waarden bedoeld in artikel 2.17, bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vaststellen.
4.5. In het vijfde lid, van dat artikel is bepaald dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift kan bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.
4.6. In het zesde lid van dit artikel, voor zover hier van belang, is bepaald dat het bevoegd gezag in afwijking van de waarden, bedoeld in artikel 2.17 bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten, andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau kan vaststellen. Het bevoegd gezag kan daarbij voorschriften vaststellen met betrekking tot de duur van de activiteiten, het treffen van maatregelen, de tijdstippen waarop de activiteiten plaatsvinden of het vooraf melden per keer dat de activiteit plaatsvindt.
5. In het kader van het verzoek om maatwerkvoorschriften is een rapportage van adviesbureau Peutz B.V. (Peutz) van 29 oktober 2010 opgesteld. De juistheid van de geluidberekeningen is tussen partijen niet in geschil. Daarom neemt de rechtbank als vaststaand aan de geluidberekeningen juist zijn. Blijkens het rapport van 29 oktober 2010 is de avondperiode de bepalende periode, en zullen tijdens de topbasketbalwedstrijden in de sporthal in die periode geluidwaarden optreden bij de woningen aan de [a-straat] van 57 dB(A), inclusief 10 dB(A) toeslag voor muziekgeluid. Deze wedstrijden zullen per jaar maximaal 30 keer voorkomen en 90 minuten duren. De waarde van 57 dB(A) wordt veroorzaakt door versterkt muziekgeluid in combinatie met omroepgeluid en het gejuich van de aanwezigen, tijdens spannende momenten van de wedstrijd. Gemiddeld treedt deze waarde op gedurende 13,5 minuut per wedstrijd. Daarbuiten wordt voldaan aan de waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. In het rapport is berekend dat de kosten van geluidisolatie € 550.000 bedragen (waarvan € 190.000 voor isolatie van de gevels en € 360.000 voor isolatie van het dak). Met gehele isolatie is een zodanige reductie van de geluidsniveaus mogelijk dat wordt voldaan aan de geluidniveau's opgenomen in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Met alleen de isolatie van het dak is een reductie mogelijk van maximaal 1 dB(A) en met alleen de isolatie van de gevels een reductie mogelijk van 4 tot 6 dB(A).
6.1. De rechtbank volgt verweerders standpunt dat de ruimere geluidwaarden niet kunnen worden beperkt tot de periodes waarin daadwerkelijk een toename van de geluiddruk plaats vindt, nu de wedstrijden naar hun aard per definitie een onvoorspelbaar verloop hebben, waardoor niet vooraf valt te bepalen wanneer een toename van geluid zal plaatsvinden. Anderzijds deelt de rechtbank de opvatting van eisers dat - juist vanwege deze onvoorspelbaarheid - de omstandigheid dat dit niveau niet gedurende de gehele wedstrijd wordt gehaald in de mate van ondervonden hinder, geen rol van betekenis kan spelen. Niet voor niets mag immers bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie worden toegepast. Bij de beoordeling van de hinder door geluid dient dan ook te worden uitgegaan van een overschrijding van de geluidwaarden gedurende 90 minuten per wedstrijd.
6.2. De grond dat de maatwerkvoorschriften niet aanvaardbaar zijn omdat de wedstrijden tot de representatieve bedrijfssituatie behoren, kan niet slagen. Niet alleen is verweerder daar ook van uitgegaan, zoals door hem ook ter zitting uitdrukkelijk bevestigd, ook heeft verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 2.20, zesde lid, van het Activiteitenbesluit de mogelijkheid om bij maatwerkvoorschrift ten aanzien van bepaalde activiteiten in de inrichting andere geluidwaarden vast te stellen.
6.3. Ten aanzien van de vrees dat er meer dan het toegestane aantal topwedstrijden zal worden gehouden in de sporthal, overweegt de rechtbank dat verweerder in voorschrift 9 heeft neergelegd dat wedstrijden minimaal vijf werkdagen tevoren moeten worden gemeld aan de Milieudienst. Nu voorts in voorschrift 11 het aantal topwedstrijden is gemaximeerd tot 30 per jaar, heeft verweerder daarmee een toereikend kader geschapen om het aantal te spelen topwedstrijden ook daartoe te beperken. Deze grond slaagt dus niet.
6.4. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de geluidwaarden van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit met 12 dB(A) aanzienlijk is, en dat van de inrichting een behoorlijke inspanning mag worden gevraagd om deze overschrijding terug te dringen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze overschrijding in de avonduren plaatsvindt over een periode van 90 minuten. In dit kader wijst de rechtbank op de veelzeggende conclusie van de Milieudienst West-Holland - die tijdens een geluidcontrole op 16 oktober 2010 een overschrijding met 11 dB(A) in de avondperiode heeft gemeten - dat ter plaatse sprake is van een onacceptabele situatie voor de omwonenden, mede gelet op eerdere overschrijdingen. Niet bestreden is dat geluidisolatie van de hal mogelijk is. Ter zitting heeft verweerder bovendien aangegeven dat geluidisolatie in zijn algemeenheid bij sporthallen in den lande een gebruikelijke voorziening is.
De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat een investering van € 550.000 voor isolering van zowel dak als gevels de toepassing van best beschikbare technieken te boven gaat, aangezien met de isolatie van het dak, die slechts 1 dB(A) reductie oplevert, een bedrag is gemoeid van € 360.000.
Naar het oordeel van de rechtbank gaan de kosten van de isolatie van de gevels, te weten € 190.000, de toepassing van best beschikbare technieken echter niet te boven. Met die investering kan de overschrijding ter plaatse van de omringende bebouwing namelijk met een derde tot de helft, te weten 4 tot 6 dB(A), worden gereduceerd. Dat de uitbreiding van de hal al grote kosten met zich heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel, omdat deze uitbreiding geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige beoordeling. Bovendien ziet de rechtbank niet in dat oplegging van maatwerkvoorschriften met een strengere normering in redelijkheid afhankelijk kan worden gesteld van het aantal ingediende klachten, zoals verweerder bij de beantwoording van de zienswijzen heeft opgemerkt. De omwonenden verzetten zich immers al tegen de reeds aanwezige hinder vanwege de in de hal plaatsvindende topwedstrijden.
6.5. De rechtbank concludeert dat maatwerkvoorschrift 1 niet in overeenstemming is met de best beschikbare technieken. Het besluit kan dan ook niet in stand worden gelaten.
7. De beroepen zijn gegrond.
8. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eisers. Deze bestaan uit een bedrag van € 6,40 aan reiskosten voor eiser sub 1 en € 5,80 voor eisers sub 2 en voorts uit verletkosten ten bedrage van € 80,72 voor eiser sub 1 en ten bedrage van € 120,64 voor eisers sub 2 in verband met het bijwonen van de zitting. De overigens vermelde kosten, zoals de verletkosten voor het overige deel van de dag en die voor het zelf opstellen van een beroepschrift en pleitnota, komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser sub 1 en eisers sub 2 het door hen betaalde griffierecht, te weten aan beiden € 152,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de door eiser sub 1 en eisers sub 2 gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 87,12 respectievelijk € 126,44, te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzitter, mr. L. Koper, rechter, en mr. L.M. Koenraad, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.