Zittinghoudende te Amsterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [1974], van (gestelde) Nigeriaanse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. R.C. van den Berg, advocaat te Waalwijk,
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Op 24 mei 2011 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 19 december 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij heeft hij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd en toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 3 januari 2012. Eiser noch zijn gemachtigde is met bericht van verhindering verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
1. Het onderhavige beroep is een vervolgberoep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank dient te beoordelen of de voortgezette toepassing daarvan sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure gerechtvaardigd is te achten. Nu uit de beroepsgronden blijkt dat het beroep zich tevens richt tegen het op 9 november 2011 genomen verlengingsbesluit, zal de rechtbank het beroep tevens aanmerken als een beroep tegen dit besluit.
2.1 Eiser voert allereerst aan dat het gestelde verlengingsbesluit niet aan de gemachtigde van eiser is verzonden en dat de voortduring van de maatregel gelet daarop onrechtmatig moet worden geacht.
2.2 Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2.3 De rechtbank constateert dat uit het dossier blijkt dat het verlengingsbesluit aan de verkeerde gemachtigde is verzonden. Echter, zoals tevens uit het dossier blijkt en niet is betwist, is het verlengingsbesluit ook aan eiser zelf uitgereikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verlengingsbesluit conform artikel 3:41, eerste lid, van de Awb op de juiste wijze bekend is gemaakt. Dat de gemachtigde van eiser geen kopie van het verlengingsbesluit heeft ontvangen maakt dit niet anders.
3.1 Eiser voert verder aan dat het verlengingsbesluit niet rechtsgeldig is omdat eiser bijna zes weken niet onder de werking van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 (de Terugkeerrichtlijn) viel vanwege zijn asielaanvraag.
3.2 De rechtbank stelt vast dat eiser op 20 augustus 2011 asiel heeft aangevraagd. Deze aanvraag is bij besluit van 28 september 2011 afgewezen. Op het moment van het verlengingsbesluit op 9 november 2011, viel eiser dus weer onder de Terugkeerrichtlijn. Eiser verbleef op dat moment bijna zes kalendermaanden in vreemdelingenbewaring. Uit het dossier en het verlengingsbesluit blijkt dat verweerder de op dat moment vereiste verzwaarde belangenafweging heeft gemaakt, waarbij verweerder het belang van verweerder groter heeft geacht dan het belang van eiser. Verweerder heeft in dat verband overwogen dat eiser niet meewerkte aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit en dat er zicht op uitzetting op korte termijn was omdat er een toezegging tot afgifte van een laissez passer (LP) was gedaan door de Nigeriaanse autoriteiten.
3.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij wel meewerkt, hetgeen blijkt uit de omstandigheid dat er een LP-toezegging is. De rechtbank kan eiser daarin niet volgen nu de afgifte van een LP enkel iets zegt over de gestelde nationaliteit van eiser, maar niets over zijn identiteit. Bovendien blijkt uit het dossier dat eiser niet meewerkt. Zo blijkt uit het vertrekgesprek van 8 december 2011 dat eiser niet met de regievoerder wil praten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voorzetting van de maatregel langer dan zes kalendermaanden niet onrechtmatig is en dat verweerder de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen.
3.4 Met betrekking tot eisers beroep op artikel 59, vijfde en zesde lid, van de Vw 2000 (nieuw) overweegt de rechtbank als volgt. Genoemde artikelleden zien op het voortduren van de bewaring na zes maanden en zijn op 31 december 2011 in werking getreden ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn. Wanneer de periode van 20 augustus tot en met 28 september 2011 niet wordt meegerekend, heeft eiser op 2 januari 2012 zes maanden onder de werking van de Terugkeerrichtlijn in bewaring gezeten. Dat betekent dat het voortduren van de bewaring na 2 januari 2012 in dit geval moet worden getoetst aan deze artikelleden.
3.5 De nieuwe leden van artikel 59 van de Vw 2000 luiden als volgt:
“5. Onverminderd het vierde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden.
6. In afwijking van het vijfde lid en onverminderd het vierde lid kan de bewaring krachtens het eerste lid ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.”
3.6 Vast staat dat er een verlengingsbesluit is genomen. Uit het dossier en de toelichting ter zitting van verweerder blijkt bovendien dat de omstandigheden die zijn meegewogen in het verlengingsbesluit van 9 november 2011 zich thans nog steeds voordoen. Verweerder heeft bovendien toegelicht dat de ontbrekende documentatie uit een derde land op korte termijn beschikbaar is. Na de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening in eisers asielprocedure, heeft verweerder namelijk op 2 januari 2012 een nieuwe vlucht aangevraagd. Zodra de vluchtgegevens bekend zijn zal op grond van de LP-toezegging door de Nigeriaanse autoriteiten een LP worden afgegeven. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder de bewaring niet ten onrechte na zes maanden heeft laten voortduren.
4. Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel of de wijze van tenuitvoerlegging niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
5. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van J.G.J. Geerlings, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2012.
De griffier is buiten staat te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.