ECLI:NL:RBSGR:2012:BV1603

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
380738 / HA ZA 10-4059 en 392459 / HA ZA 11-1257
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige lozing van zout water op oppervlaktewater en schadevergoeding

In deze zaak vorderde eiser, Kwekerij [A] V.O.F., schadevergoeding van gedaagde, Kwekerij [B] B.V., wegens onrechtmatige lozing van zout water op het oppervlaktewater, wat heeft geleid tot schade voor eiser. De rechtbank oordeelde dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door zout water te lozen, wat resulteerde in schade voor eiser. De verzekeraar van gedaagde, Aegon, had de schade vergoed, maar weigerde de wettelijke rente te betalen. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagde dat er geen onrechtmatig handelen had plaatsgevonden, omdat gedaagde de zaak had overgedragen aan de verzekeraar en op de hoogte was gehouden van de voortgang. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke rente ook onder de dekking van de verzekering viel en dat Aegon deze rente aan gedaagde moest vergoeden. De rechtbank wees de vordering van eiser tot vergoeding van de wettelijke rente toe, maar verklaarde de vennoten van eiser niet ontvankelijk in hun vordering. De rechtbank veroordeelde gedaagde tot betaling van € 16.984,37 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 11 januari 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 380738 / HA ZA 10-4059 van
1.de vennootschap onder firma KWEKERIJ [A] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
2.[A1],
wonende te [woonplaats], vennoot van eiseres sub 1,
3.[A2],
wonende te [woonplaats], vennoot van eiseres sub 1,
4.[A3],
wonende te [woonplaats], vennoot van eiseres sub 1,
eisers,
advocaat mr. M.J. Goedhart te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap
KWEKERIJ [B] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P. Obbeek te Delft,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 392459 / HA ZA 11-1257 van
rechtspersoon de besloten vennootschap
KWEKERIJ [B] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. P. Obbeek te Delft,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. H.C. van der Plas te Den Haag.
Eisers in de hoofdzaak zullen hierna tezamen als [A c.s.] worden aangeduid en afzonderlijk als [A vof] respectievelijk eisers sub 2 tot en met 4. Gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in vrijwaring zal worden aangeduid als [B] en gedaagde in vrijwaring als Aegon.
1.De procedure in de hoofdzaak
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 november 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord van 20 april 2011;
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 9 maart 2011;
- het tussenvonnis van 15 juni 2011;
- de ambsthalve beschikking van 10 augustus 2011 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 november 2011 en de daarin genoemde productie;
- de brief van mr. Goedhart namens [A c.s.] van 22 november 2011 met producties;
- de brief van mr. Obbeek van 13 december 2011.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 april 2011 met producties;
- de conclusie van antwoord van 1 juni 2011 met producties;
- het tussenvonnis van 15 juni 2011;
- de ambtshalve beschikking van 10 augustus 2011 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 november 2011 en de daarin genoemde productie.
2.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
3.De feiten
3.1.[A vof] exploiteert een bloementeeltbedrijf, welk bedrijf is gelegen naast het kwekerijbedrijf van [B].
3.2.[A vof] heeft op 9 mei 2008 geconstateerd dat de zoutconcentratiewaarde in het oppervlaktewater dat door haar gebruikt wordt voor de beregening van het gewas op haar bedrijf, te hoog was. Deze vaststelling geschiedt met een zogeheten EC-meter. [A vof] heeft zich in verband hiermee tot het Hoogheemraadschap van Delfland (verder: het Hoogheemraadschap) gewend.
3.3.Het Hoogheemraadschap heeft bij (niet gedateerde) brief aan [B] het volgende geschreven:
"(...)
Naar aanleiding van een melding bij het Meldpunt Toezicht Delfland over een verhoogde zoutconcentratie in het oppervlaktewater nabij de [A-straat te plaats A] is op 12 mei 2008 een onderzoek gestart naar de oorzaak van deze verontreiniging.
Op 12 mei 2008 is geconstateerd dat er op uw perceel (...) een tijdelijk bassin met een aarden wal was aangelegd. In dit bassin werd water opgeslagen. (...) U hebt ons meegedeeld dat het water in het tijdelijke bassin opgepompt is uit de bodem ten behoeve van de nieuwe koude-warmte opslag in de bodem. (...) Bij het schoonpompen van deze bronnen kwam zout grondwater vrij dat u in tijdelijk bassin hebt geloosd.
Bij het schoonmaakproces van de bronnen aan de voorzijde van uw bedrijf is er via het hemelwaterafvoersysteem van uw kas grondwater met een hoog zoutgehalte op oppervlaktewater geloosd. Bij het lozingspunt had het oppervlaktewater een EC van 7 MS/cm.
(...)
Van bovengenoemde overtreding is proces-verbaal opgemaakt. Op basis hiervan kan de officier van justitie tot strafvervolging overgaan.
(...)".
3.4.[A vof] heeft [B] aansprakelijk gesteld en de behandeling van haar zaak in handen gegeven van haar rechtsbijstandverzekeraar, Achmea. Bij brief van 1 oktober 2008 heeft ook Achmea [B] aansprakelijk gesteld voor de door [A vof] geleden schade als gevolg van de beregening met (te) zout oppervlaktewater. Achmea heeft de vordering van [A vof] verder afgehandeld met de aansprakelijkheidsverzekeraar van [B], Aegon.
3.5.In opdracht van [A vof] heeft Agro Expertiseburo een onderzoek ingesteld naar de schade van [A vof] als gevolg van de verontreiniging van het oppervlaktewater bedoeld onder 3.3. In haar rapport van 7 oktober 2009 heeft Agro Expertiseburo de volgende conclusie opgenomen:
"(...)
Door kwekerij [B] bv is illegaal zout water geloosd op het oppervlakte water. Hierdoor is het oppervlakte water ernstig verontreinigd geraakt en was het oppervlakte water niet meer geschikt voor het beregenen van de gewassen. Daarnaast heeft kwekerij [B] bv nagelaten om de naburige tuinders te waarschuwen voor deze verontreiniging.
(...)".
De schade van [A vof] wordt in het rapport begroot op € 252.575,04.
3.6.In opdracht van Aegon heeft haar expert, Adinex, eveneens een onderzoek ingesteld naar de schade van (onder anderen) [A vof]. In het rapport van 25 januari 2010 is onder meer het volgende vermeld:
"(...)
Oorzaak
Vermoedelijk heeft verzekerde zelf verzuimd de afsluiter in de overstortleiding nabij één van de sloten dicht te zetten, met als gevolg dat (een grote hoeveelheid) spoelwater (met een EC-waarde van ca. 7) rechtstreeks op het oppervlaktewater is geloosd en derhalve de EC waarde in deze en andere sloten drie tot vier keer zo hoog is geworden. Door een aantal kwekers wordt water onttrokken aan deze en andere sloten rondom het complex van verzekerde waarmee gewassen e.d. worden begoten/besproeid.
Omvang van de schade
Aan de hand van de beschikbare rapporten, de verrichte onderzoeken, de besprekingen met de rechtsbijstandexpert en de mondeling verstrekte toelichting door de experts tijdens het overleg op 20 januari 2010 werd besloten tegenpartij II en III (III is [A vof]., toevoeging rechtbank) schadeloos te stellen.
(...)"
3.7.Bij brief van 1 februari 2010 heeft Aegon aan Achmea het volgende geschreven:
"(...)
Inmiddels hebben wij het expertiserapport van onze expert ontvangen en kunnen wij de schade verder in behandeling nemen. In deze brief zullen wij ons standpunt toelichten.
Uw cliënt Kwekerij [A VOF] / uw dossier [nummer]
Deze schade kunnen wij vergoeden. Inmiddels hebben wij een bedrag ad. € 252.575,04 aan u overgemaakt.
(...)".
3.8.Achmea heeft vervolgens bij brieven van 25 januari 2010 en 12 februari 2010 Aegon gevraagd om ook wettelijke rente te vergoeden over de door [A vof] geleden schade alsmede de buitengerechtelijke kosten, hetgeen Aegon heeft geweigerd. Achmea heeft daarop bij brief van 12 april 2010 [B] voor de betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten aangesproken.
3.9.Met betrekking tot haar standpunt ten aanzien van de wettelijke rente beroept Aegon zich op artikel 2.2.3.3. van haar polisvoorwaarden dat luidt als volgt:
"Dekking boven het verzekerd bedrag
Boven het verzekerd bedrag is meeverzekerd de wettelijke rente over de door AEGON verschuldigde vergoeding. Deze is opeisbaar vanaf vier weken nadat AEGON alle noodzakelijke gegevens heeft ontvangen op basis waarvan de verschuldigdheid kan worden vastgesteld."
4.Het geschil
in de hoofdzaak
4.1.[A c.s.] vorderen veroordeling van [B] bij vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, om
1.binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [A c.s.] te betalen € 23.628,09 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 februari 2010 althans een door de rechtbank te bepalen datum tot de dag van voldoening;
2.binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [A c.s.] te betalen € 1.158,- aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf het verstrijken van deze termijn tot de dag van voldoening;
3.de kosten van de procedure aan [A c.s.] te betalen, primair bestaande in de door [A c.s.] gemaakte werkelijke proceskosten, subsidiair volgens het liquidatietatrief, met bepaling dat deze kosten worden voldaan binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en bij gebreke daarvan te vermeerderen met wettelijke rente tot de dag van voldoening.
4.2.Aan hun vordering leggen [A c.s.] ten grondslag dat [B] jegens [A c.s.] onrechtmatig heeft gehandeld door de onder 3.3. genoemde lozing van zout water op het oppervlaktewater waardoor [A c.s.] schade hebben geleden, waarvoor [B] aansprakelijk is. Deze schade is vergoed door de verzekeraar van [B], Aegon, echter met uitzondering van de wettelijke rente waarvan Aegon met een beroep haar polisvoorwaarden vergoeding weigert. Gelet op de vaststaande aansprakelijkheid van [B] achten [A c.s.] [B] tot betaling van deze wettelijke rente gehouden. De tevens gevorderde buitengerechtelijke kosten berusten op de inspanningen van [A c.s.] om de zaak buiten rechte tot een oplossing te brengen, waarmee [A c.s.] doelen op de werkzaamheden van Achmea.
4.3.[B] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
[B] vordert veroordeling van Aegon bij vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad om
1.aan [B] te betalen al hetgeen waartoe [B] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van Aegon in de kosten van de vrijwaring;
2.aan [B] te betalen de kosten van de procedure in vrijwaring te vermeerderen met de nakosten en te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en voorts - indien betaling niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met wettelijke rente vanaf deze termijn tot de dag van voldoening.
4.5.Aan haar vordering legt [B] ten grondslag dat, indien [B] in de hoofdzaak veroordeeld mocht worden tot vergoeding van enig bedrag aan [A c.s.], Aegon dan gehouden is tot vergoeding daarvan aan [B], nu Aegon de dekking van de beweerde schade van [A c.s.] onder de milieuschadeverzekering heeft erkend. Er bestaat geen reden waarom de rente zoals gevorderd door [A c.s.] niet onder de dekking zou vallen.
4.6.Aegon voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5.De beoordeling
in de hoofdzaak
5.1.Blijkens de dagvaarding treden eisers sub 2 tot en met 4 op in hun hoedanigheid van vennoten van [A vof]. De vordering strekt tot vergoeding van (een gedeelte van) door [A vof] geleden schade. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat aan de afzonderlijke vennoten met betrekking tot deze vordering naast [A vof] de hoedanigheid van crediteur toekomt. Eisers 2 tot en met 4 zullen daarom in hun vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Bij de beoordeling van de vordering zal aan de zijde van eisers alleen nog sprake zijn van [A vof].
5.2. [B] voert als verweer dat van enig onrechtmatig handelen van [B] jegens [A vof] geen sprake is geweest, althans dat zij daardoor aan [A vof] geen schade heeft toegebracht, althans dat [A vof] aan het ontstaan van schade in zodanige mate zelf schuld, dat deze schade voor haar eigen rekening dient te komen. Voor zover Aegon daarover een ander standpunt heeft ingenomen, regardeert dat [B] niet, aldus [B]. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
5.3. [B] heeft, toen zij kort na 9 mei 2008 werd aangesproken door (onder anderen) [A vof] (en vervolgens door Achmea namens [A vof]), de bij haar ingediende schadeclaims doorgeleid naar haar aansprakelijkheidsverzekeraar Aegon. In dit verband heeft [B] ter comparitie verklaard dat zij de claims ter zake van milieuschade heeft aangemeld bij haar tussenpersoon, waarna de expert van Aegon, Adinex, op 14 mei 2008 met [B] contact heeft opgenomen. [B] heeft, aldus zijn verklaring, met Adinex vrij veel contact gehad, welk contact naar de rechtbank begrijpt, betrekking had op de beoordeling van de claim van onder anderen [A vof]. [B], aldus zijn verklaring, ging er van uit dat Aegon "(haar) zaak verder zou regelen".
5.4.Aegon heeft daarna op basis van het rapport van Agro Expertiseburo (zie onder 3.5) en het rapport van haar eigen expert Adinex (zie onder 3.6) de aansprakelijkheid van [B] bij brief van 1 februari 2010 erkend en de volledige door Agro Expertiseburo berekende schade aan [A vof] vergoed. Volgens haar verklaring ter comparitie heeft [B] het rapport van Agro Expertiseburo op 1 oktober 2008 ontvangen en heeft Aegon via haar tussenpersoon [B] schriftelijk op de hoogte gesteld van het feit dat zij de schade aan [A vof] had vergoed.
5.5.De onder 5.3 en 5.4 beschreven gang van zaken komt erop neer dat [B] [A vof] voor de beoordeling van haar aansprakelijkheid en de afhandeling van haar schade heeft doorverwezen naar Aegon en aldus deze beslissing geheel aan Aegon heeft overgelaten. Gesteld noch gebleken is dat [B] daarbij tegenover [A vof] dan wel Achmea enig voorbehoud heeft gemaakt, zodat [A vof] er in de gegeven omstandigheden op mocht vertrouwen dat zij (ook) [B] aan de erkenning door Aegon zou kunnen houden (vergelijk HR 10 januari 1992, NJ 1992, 606).
5.6.Met het voorgaande strookt ook dat [B] niet van enig bezwaar tegen de behandeling van de schadeclaim door Aegon heeft laten blijken, ook al had zij volgens haar eigen verklaring op 1 oktober 2008 het rapport van Agro Expertiseburo ontvangen. Ook blijkt niet dat [B] heeft gereageerd heeft op de schriftelijke mededeling van Aegon (via haar tussenpersoon) dat Aegon de schadeclaim van [A vof] - met welke claim [B] bekend was uit het rapport van Agro Expertiseburo - had uitgekeerd. De bezwaren van [B] zijn eerst ontstaan naar aanleiding van het feit dat Aegon niet bereid bleek om de door [A vof] over haar schade gevorderde wettelijke rente te vergoeden.
5.7.De rechtbank gaat daarom voorbij aan het hiervoor bedoelde verweer van [B]. Dit verweer miskent immers dat ook [B] aan de erkenning van de claim van [A vof] door Aegon is gebonden.
5.8.Het voorgaande wordt niet anders door de kritiek van [B] op het rapport van Agro Expertiseburo dat, kort gezegd, volgens [B] geen deugdelijke grondslag biedt voor de gevolgtrekking van Aegon dat [B] schade aan [A vof] heeft toegebracht en evenmin voor de daarin berekende schade van [A vof]. Zoals reeds werd overwogen heeft [B], hoewel zij al sinds 1 oktober 2008 over het rapport van Agro Expertiseburo beschikte, tegen de inhoud daarvan nimmer eerder - dat wil zeggen voor het rijzen van het onderhavige geschil over de vergoeding van wettelijke rente over de uitgekeerde schade - bezwaar gemaakt. Verder gaat [B] eraan voorbij dat Aegon voor de beoordeling van de schadeclaim ook haar eigen expert Adinex heeft ingeschakeld en haar beslissing tot honorering van de claim van [A vof] pas heeft genomen nadat Adinex op 25 januari 2010 had gerapporteerd (zie onder 3.6 en 3.7), zodat het standpunt van Aegon in elk geval ook op dit rapport berust. Bovendien heeft [B] van haar kant geen deskundig oordeel overgelegd om haar kritiek, die zich beperkt tot het rapport van Agro Expertiseburo, te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is de (achteraf) uitgeoefende kritiek van [B] op het rapport van Agro Expertiseburo in het licht van voormelde omstandigheden geen reden om anders te oordelen over de gebondenheid van [B] aan de erkenning door Aegon, met inbegrip van de begroting van de schade.
5.9.Nu de aansprakelijkheid van [B] jegens [A vof] vaststaat alsmede de omvang van haar schade, heeft [A vof] ook recht op vergoeding van wettelijke rente overeenkomstig artikel 6:83 jo 119 BW, zij het niet voor het door [A vof] gevorderde bedrag. Zoals ter comparitie door [A vof] is erkend, is haar schade als gevolg van de beregening met te zout oppervlaktewater niet reeds in volle omvang ontstaan op 9 mei 2008, maar eerst geleidelijk zodat de rentevordering van [A vof], die daar ten onrechte wel van uitgaat, niet in haar geheel toewijsbaar is. Bij brief van 22 november 2011 heeft [A vof] meegedeeld in verband hiermee haar vordering te verminderen tot € 16.984,37, zijnde de renteschade berekend tot 4 februari 2010, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 4 februari 2010. Bij brief van 13 december 2011 heeft [B] de juistheid van deze berekening betwist.
5.10.[A vof] is voor de aanpassing van haar rentevordering uitgegaan van het door Aegon erkende schadebedrag, dat is gebaseerd op de onder 3.5 en 3.6 genoemde rapporten Agro Expertiseburo en Adinex. Voor de bepaling van het ontstaan van de schade over de tweede helft van 2008 heeft [A vof] aangeknoopt bij het verloop van de productie over dezelfde periode van 2007. De betwisting door [B] komt erop neer dat het rapport van Agro Expertiseburo ondeugdelijk is, zodat de door [A vof] berekende renteschade op niets berust. De rechtbank volgt [B] niet in haar verweer. Op grond van hetgeen hiervoor werd overwogen staan de aansprakelijkheid van [B] en de omvang van de schade van [A vof] tussen hen vast. Door [B] wordt de door [A vof] gehanteerde methodiek - door kort gezegd het verloop van de productie in 2007 als leidraad te nemen, waarmee het ontstaan van de schade en daarmee de opbouw van de rentevordering over de tweede helft van 2008 wordt gespreid - niet, althans onvoldoende bestreden. De verminderde vordering zal daarom worden toegewezen.
5.11.De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar. [A vof] heeft ter comparitie verklaard dat van haar kant geen sprake is van kosten van rechtsbijstand daar deze kosten betrekking hebben op de werkzaamheden die zijn verricht door Achmea als haar rechtsbijstandsverzekeraar en vallen onder de dekking van de met Achmea gesloten verzekeringsovereenkomst.
5.12.Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [B] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten bedragen tot op heden € 653,89 aan verschotten en € 904, - aan salaris advocaat.
in de vrijwaringszaak
6.1.Kern van het geschil vormt de vraag of Aegon zich terecht op het standpunt stelt dat de met [B] gesloten verzekering geen dekking biedt voor de rente op grond van artikel 2.2.3.3 van haar polisvoorwaarden (zie onder 3.9). Aegon leidt daaruit af dat pas wettelijke rente verschuldigd is vanaf vier weken nadat Aegon alle noodzakelijke gegevens heeft ontvangen op basis waarvan Aegon de verschuldigdheid van de vergoeding heeft kunnen vaststellen. Daar Aegon de benodigde gegevens om de schade te kunnen vaststellen op 20 januari 2010 heeft ontvangen en de schade op 1 februari 2010 is afgewikkeld, is voormelde termijn niet overschreden en dus geen wettelijke rente verschuldigd, aldus het standpunt van Aegon.
6.2.[B] heeft ter onderbouwing van haar vordering in dit verband aangevoerd dat ook de renteschade onder de dekking van de polis valt. De door Aegon ingeroepen bepaling van artikel 2.2.3.3 ziet op de het tijdstip waarop Aegon met betaling van eenmaal vastgestelde integrale schade, waaronder begrepen eventuele renteschade, in gebreke blijft, aldus [B]. De rechtbank volgt dit standpunt en overweegt daartoe het volgende.
6.3.In de polis van Aegon is onder "Dekkingsomvang" met betrekking tot de "Schade van derden" bij de "Omschrijving van de dekking" voor zover hier van belang het volgende bepaald:
"(...)
2.2.2 Omschrijving van de dekking
Ter zake van door derden geleden schade, voorgevallen buiten de verzekerde locatie, zijn verzekerd:
2.2.2.1 kosten van sanering van een lokatie (...);
2.2.2.2 kosten en/of schade van die derde die het gevolg zijn van de sanering;
2.2.2.3 andere zaakschade van een derde, inclusief daaruit voortvloeiende schade;
(...)".
De aan [A vof], die derde is in de zin van de polis, toekomende wettelijke rente is aan te merken als schade die voortvloeit uit de door [A vof] geleden zaakschade en valt aldus onder de dekking van de door [B] met Aegon gesloten verzekering. Aegon dient dan ook het terzake door [B] verschuldigde bedrag aan [B] te vergoeden. Daarbij wordt nog aangetekend dat Aegon met betrekking tot de berekening van de wettelijke rente geen verweer heeft gevoerd. In overeenstemming met artikel 2.2.3.3 van de polis is Aegon daarover wettelijke rente aan [B] verschuldigd vanaf vier weken na 20 januari 2010, de datum waarop Aegon, naar zij onweersproken heeft aangevoerd, de schade heeft kunnen vaststellen.
6.4.Aegon zal als in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de vrijwaring worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [B] begroot op € 90,81 aan verschotten en € 452, aan salaris advocaat.
6.5.Nu [B] terecht Aegon in vrijwaring heeft opgeroepen, zal Aegon tevens worden veroordeeld in de proceskosten van [B] in de hoofdzaak, zijnde € 1.557,89 aan de zijde van [A vof] en € 2.521,- aan de zijde van [B] (€ 1.165,- aan verschotten en € 1.365,- aan salaris advocaat inclusief de kosten van het vrijwaringsincident).
7.De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
7.1. veroordeelt [B] tot betaling aan [A vof] van € 16.984,37 te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 4 februari 2010 tot de dag van voldoening;
7.2. veroordeelt [B] in de kosten van de procedure die aan de zijde van [A vof] tot op heden worden begroot op € 1.557,89, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
7.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4. verklaart eisers 2 tot en met 4 niet ontvankelijk in hun vordering;
7.5. wijst af het meer of anders gevorderde;
in de vrijwaringszaak:
7.6. veroordeelt Aegon om aan [B] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te betalen € 16.984,37, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 20 februari 2010 tot de dag van voldoening;
7.8. veroordeelt Aegon om aan [B] te betalen ter zake van proceskosten in de hoofdzaak € 4.078,89, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
7.9. veroordeelt Aegon tot betaling van de kosten van de procedure in vrijwaring die aan de zijde van [B] tot op heden worden begroot op € 542,81, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
7.10. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.11. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2012.