ECLI:NL:RBSGR:2012:BV1334

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11_40679 (verzoek) en 11_40676 (beroep)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening verblijfsvergunning asiel voor Somaliër onder voorwaarden van Al-Shabaab controle

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Somalische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die eerder was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een relevante wijziging van het recht, aangezien op basis van WBV 2011/13 asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Somalië nu in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning als zij aannemelijk maken dat zij zich niet kunnen handhaven onder de regels van Al-Shabaab. De verzoeker heeft onderbouwd dat hij afkomstig is uit een gebied dat niet onder controle van Al-Shabaab staat, maar dat enkel bereikbaar is via gebieden die wel onder hun controle staan. Dit maakt dat de beoordeling van zijn asielaanvraag inhoudelijk moet worden heroverwogen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker met e-mails van VN-medewerkers heeft aangetoond dat Al-Shabaab slechts tijdelijk controle heeft gehad over zijn woonplaats en dat hij niet onder hun langdurige controle heeft geleefd. De voorzieningenrechter concludeert dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om zich te handhaven onder de regels van Al-Shabaab. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt het eerdere besluit van de verweerder en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Voorzieningenrechter
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummers: AWB 11/40679 (verzoek)
AWB 11/40676 (beroep)
Datum uitspraak: 17 januari 2012
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer]
van Somalische nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde mr. E. Derksen,
tegen
de Minister voor Immigratie en Asiel,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Bij besluit van 16 december 2011 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van
8 december 2011 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Dit besluit is bekendgemaakt in het Aanmeldcentrum te Zevenaar. Verzoeker heeft daartegen op 16 december 2011 beroep ingesteld. Verzoeker is meegedeeld dat hij de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten. Bij verzoekschrift van 16 december 2011 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 13 januari 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door M.M.J. Pieters.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat nader onderzoek na de zitting redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij op grond van artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Daarvoor bestaat aanleiding.
3. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of veranderde omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke beoordeling rechtvaardigen, indien op voorhand uitgesloten is dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
4. Verzoeker heeft eerder, op 13 augustus 2009, een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is laatstelijk bij besluit van 15 december 2010 afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 22 juni 2011 door deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle, ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingediend bij de Afdeling.
Het besluit van 15 december 2010 is van gelijke strekking als dat van 16 december 2011, zodat op het tegen dat besluit ingestelde beroep het onder rechtsoverweging 3 weergegeven beoordelingskader van toepassing is.
5. In het besluit van 15 december 2010 is het asielrelaas van verzoeker niet geloofwaardig bevonden omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij behoorde tot de Tumal-bevolkingsgroep en tegenstrijdige verklaringen had afgelegd. Ook het beroep van verzoeker op artikel 15, aanhef en onder c, van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (hierna: de Definitierichtlijn), faalde.
6. Aan de onderhavige aanvraag heeft verzoeker onder meer ten grondslag gelegd dat hij zijn Tumal-afkomst wel aannemelijk kan maken, zodat de door hem gestelde stamproblemen wel geloofwaardig zijn. Verder is zijn jongste dochter begin maart 2011 overleden als willekeurig slachtoffer van de burgeroorlog. Ook beroept hij zich op het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2011/13 (hierna: WBV 2011/13).
7. Hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij tot de Tumal-bevolkingsgroep behoort, kan niet worden aangemerkt als novum. De ongedateerde brief van de stichting United Somali Roots heeft hij reeds in de eerdere procedure ingebracht terwijl de kopie van het W-document van dhr. Tarabi met een geschreven schriftelijke toelichting, niet als novum kan worden aangemerkt omdat verzoeker eveneens al in de eerdere procedure heeft aangevoerd dat dhr. Tarabi een dergelijke verklaring zou kunnen afleggen. De lijst met namen van personen die bereid zouden zijn te getuigen dat verzoeker van Tumal-afkomst is, vormt geen novum nu van deze getuigen geen verklaringen zijn overgelegd, niet is onderbouwd waarop deze getuigen hun verklaringen zouden hebben gebaseerd en niet is gebleken dat de verklaringen van deze getuigen niet in de eerste procedure konden worden ingebracht.
8. De verklaring van verzoeker dat zijn jongste dochter is omgekomen bij gevechten kan evenmin als novum worden aangemerkt reeds omdat dit niet af kan doen aan de ongeloofwaardigheid van het relaas of andere aspecten van het eerdere besluit.
9. Ten aanzien van het beroep van verzoeker op WBV 2011/13 van 22 september 2011, gepubliceerd in de Staatscourant van 6 oktober 2011, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Dit nieuwe asielbeleid ten aanzien van Somalië is tot stand gekomen naar aanleiding van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 28 juni 2011 in de zaken Sufi and Elmi tegen het Verenigd Koninkrijk. Anders dan in het ten tijde van het eerdere besluit geldende beleid kan thans een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de b-grond worden verleend aan asielzoekers die afkomstig zijn uit Centraal- en Zuid-Somalië als zij aannemelijk maken dat zij zich niet kunnen handhaven onder de regels van Al-Shabaab. Nu verzoeker afkomstig is uit Centraal- en Zuid-Somalië en de vraag of hij zich bij terugkeer kan handhaven onder de regels van Al-Shabaab niet eerder aan de orde is geweest, is voor hem sprake van een relevante wijziging van het recht. In zoverre kan het bestreden besluit dan ook inhoudelijk worden beoordeeld.
10. In dit beleid is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen.
“Gelet op de informatie uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa en de uitspraak van het EHRM van 28 juni 2011, kan de terugkeer van personen afkomstig uit de overige delen van Centraal- en Zuid-Somalië eveneens leiden tot een risico op schending van artikel 3 EVRM. Vreemdelingen die aannemelijk maken dat zij niet in staat kunnen worden geacht zich te handhaven onder de regels van Al-Shabaab - waarbij het feit of de vreemdeling al dan niet recentelijk vertrokken is of ervaring heeft met het leven onder Al Shabaab een belangrijke rol speelt - komen in beginsel in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder b Vw. Dit geldt overigens ook voor de personen die afkomstig zijn uit een gebied dat niet onder controle staat van Al-Shabaab, maar dit gebied enkel kunnen bereiken via het gebied dat onder controle staat van Al-Shabaab.”
11. Verzoeker is afkomstig uit Adado, ook wel aangeduid als Cadaado. Niet in geschil is dat deze plaats gelegen is in de provincie Galgaduud, in het bestuursgebied ‘Himaan en Heeb’, en dat dit gebied niet onder controle van Al-Shabaab staat. Zoals ter zitting nog bevestigd is evenmin in geschil dat dit gebied enkel bereikt kan worden via gebied dat wel onder controle van Al-Shabaab staat. Uitgaande van het beleid dient dan ook beoordeeld te worden of verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat kan worden geacht zich te handhaven onder de regels van Al-Shabaab, waarbij het feit of de hij al dan niet recentelijk vertrokken is of ervaring heeft met het leven onder Al-Shabaab een belangrijke rol speelt. De voorzieningenrechter stelt ten slotte vast dat het geschil op dit punt is toespitst op de vraag of verzoeker, die in april 2009 Somalië heeft verlaten, ervaring heeft met het leven onder de regels van Al-Shabaab.
12. Verzoeker heeft gesteld dat hij deze ervaring niet heeft. In zijn eerste gehoor in de eerdere procedure heeft hij verklaard dat er voor zijn vertrek, vanaf januari 2008, een aantal keren is gevochten tussen de aanhangers van de regering van Abdullahi en Al-Shabaab, maar dat de Ahlu-Sunna w’al-Jama’a, de macht heeft gekregen omdat ze sterker zijn dan Al-Shabaab. In de huidige procedure heeft verzoeker, in beroep, een aantal e-mails overgelegd. Een e-mail van 11 januari 2011 van Ela Dziekonska, senior security information analyst van het ‘Security Information and Operations Centre (SIOC) for Somalia’ van het Department of Safety and Security van de Verenigde Naties, bevat, voor zover thans relevant, de volgende informatie:
“According to our information, before May 2008, Cadaado district (which contains Cadaado town) was subject to a series of clashes between Saad and Saleban clan militias. These clan militias were essentially in charge of the district from January 2007 until May 2008. There was some acceptance of al-Shabaab in Cadaado district prior to May 2008, so al-Shabaab members were allowed to travel throught the district. However, al-Shabaab did not take over Cadaado district and was never in control of the district.
From May 2008 until today, Cadaado district has been under control of Himan and Heeb (…) administration. Himan and Heeb is officially a standalone administration with no links to al-Shabaab but, unofficially, there continues to be some acceptance of al-Shabaab and there is still tolerance of members of al-Shabaab who travel through the district. Again, though, al-Shabaab is not and has not been in control of the district.”
Een e-mail van 5 januari 2011 van de heer Buahene van de afdeling Policy and Protection van UNOCHA Somalia bevat voor zover thans van belang, de volgende informatie:
“I was actually in Cadaado during the last week in April 2008 and I can tell you that there were indeed tensions between the local community and Al Shabaab(AS). The day I was in Cadaado, AS was not present but a few kms outside the town. I cannot tell you exactly when AS may have entered Cadaado but it is very likely that they did so on a number of occasions during 2008. However, AS never stayed and controlled the town because they were never strong enough. One of the reasons for AS’ inability to hold the town was that they were unable to marshal enough support among the various clans. So, what generally happened is that they would come in to town, stay a day or a few days and then leave. Sometime in 2008 they were defeated altogether and have never returned. This area of Somalia has never been an AS stronghold and during these days the closest bases that AS had were in El Guri’el and El Buur, which are a significant distance from Cadaado. The region around Cadaado also was never controlled by AS, and in fact in 2008, a diaspora group took over the civil administration of Cadaado. (…)
I think what needs to be understood is that whatever fighting took place between AS and any local groups, including ASWJ is generally extremely limited and cannot be envisioned to be a war. The battles were very brief (max one day), if there is one. Often in those days, AS would wander into a town unopposed because ultimately there was an agreement among the various elders, but as stated, because of the lack of a clan/power base, AS was unable to hold any territory in this region.”
13. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat diverse nieuwsberichten, onder meer van BBC Monitoring Africa van 4 april 2008 “Islamic insurgents seized eight Somalia towns”, en Associated Press, weergegeven op de website jihadwatch.org, melden dat Al-Shabaab de stad Adado op 3 april 2008 in handen heeft gekregen, zodat verzoeker, die pas in april 2009 Adado heeft verlaten, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen ervaring heeft met het leven onder Al-Shabaab. De voorzieningenrechter stelt vast dat met de verwijzingen kennelijk wordt gedoeld op het bericht van de persdienst Associated Press (AP) van 3 april 2008 “Islamic insurgents seize 8th Somali town”, zoals dat is opgenomen op onder meer de website van timesrecordnews.com en het door verweerder genoemde jihadwatch.org. Dit bevat voor zover thans van belang de volgende passages:
“MOGADISHU, Somalia (AP) - Islamic insurgents seized a town in central Somalia on Thursday and killed at least 15 people, a militia spokesman and a resident said.
Adado, a town in the central region of Galgudud, was the eighth town the Islamic milita has seized in recent months. Fifteen people were killed and 16 others were wounded, witness Aden Haji Gedi said.
"Our fighters have taken the town and they have seized 11 trucks mounted with weapons and burned several others," said Sheik Muqtar Robow, spokesman for al-Shabab, the military wing of the Council of Islamic Courts movement. The U.S. State Department considers al-Shabab, "The Youth," a terrorist organization.
Somalia's weak Western-backed government and its Ethiopian allies drive the Islamic Courts out of Somalia in December 2006.
Gedi, a resident of Adado, spoke to The Associated Press by VHF radio because telecommunications in the area had been cut since early Thursday.
"The fighting started at 6:00 a.m. local time near checkpoints outside the town and then it spread into the town," he said. His account was independently confirmed by radio with two other residents.
The fighters were still present Thursday afternoon.”
14. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker met de door hem overgelegde e-mails, die afkomstig lijken te zijn van personen werkzaam voor organisaties van de Verenigde Naties, heeft onderbouwd dat Al-Shabaab tussen januari en mei 2008 weliswaar betrokken is geweest bij gevechten in Adado en deze stad enkele malen korte tijd in handen heeft gehad, maar dat zij altijd na één of twee dagen de stad verlieten en nimmer gedurende een langere periode de controle hebben uitgeoefend. Verder volgt uit deze stukken dat zij definitief zijn verjaagd in mei 2008. Dit komt overeen met de gang van zaken zoals door verzoeker in zijn eerste gehoor geschetst. Deze feitelijke stellingen zijn niet voldoende door verweerder weersproken. Immers, het persbericht van 3 april 2008 meldt dat Al-Shabaab Adado was binnengevallen, maar ook uit de door verzoeker overgelegde stukken volgt dat dergelijke invallen destijds plaatsvonden. Uit het persbericht kan niet worden afgeleid dat Al-Shabaab vanaf dat moment ook langere tijd in Adado aan de macht zou zijn gebleven. Het persbericht dateert immers van de dag van de inval, danwel van één dag later, zodat hieruit geenszins kan worden afgeleid dat de mededelingen van Dziekonska en Buahene dat Al-Shabaab nooit langere tijd in de stad wist te blijven, onjuist zouden zijn.
15. Uit het persbericht van AP kan derhalve niet worden afgeleid dat verzoeker ruim een jaar onder de controle van Al-Shabaab heeft geleefd en verweerder heeft de stellingen van verzoeker dienaangaande ook anderszins niet voldoende weersproken. Dit maakt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom verzoeker niet aannemelijk zou hebben gemaakt dat hij niet in staat kan worden geacht zich te handhaven onder de regels van Al-Shabaab. Zoals hiervoor overwogen onder 11 kan verzoeker Adado alleen bereiken via het gebied dat onder controle staat van Al-Shabaab, zodat verweerder nader zal moeten motiveren waarom verzoeker niet op grond van het beleid in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Hetgeen verder door verzoeker is aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking meer. De voorzieningenrechter zal, anders dan door verzoeker verzocht, gebruik maken van zijn bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
16. Derhalve is het beroep gegrond. Gelet hierop dient het verzoek te worden afgewezen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
17. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoeker in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 1.311 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de voorzieningenrechter niet gebleken.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigd het besluit van 16 december 2011;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 1.311;
wijst het verzoek een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.H.J. Baarsma-Reuchlin, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2012.
Rechtsmiddel:
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen één week na de verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).
Tegen de uitspraak op het verzoek staat geen rechtsmiddel open.