ECLI:NL:RBSGR:2012:7671

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
411976 - FA RK 12-633
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Marokkaanse voogdijbeslissing in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van een Marokkaanse voogdijbeslissing. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank om te verklaren dat de beslissing van 29 september 2009 van een rechter in Fes, Marokko, waarbij de voogdij (kafala) over haar minderjarige kind aan haar is toegewezen, in Nederland erkend dient te worden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en heeft de zaak op 14 maart 2012 behandeld. De vrouw was aanwezig, vergezeld door haar advocaat, mr. R.M. Noorlander.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw problemen ondervindt bij verschillende Nederlandse instanties, omdat zij niet als voogd wordt erkend, ondanks de Marokkaanse uitspraak. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de Marokkaanse voogdijbeslissing vatbaar is voor erkenning in Nederland, waarbij het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 als uitgangspunt is genomen. Aangezien de beslissing in Marokko is genomen vóór de inwerkingtreding van het verdrag in Nederland, is de rechtbank van oordeel dat de beslissing niet automatisch erkend kan worden.

De rechtbank heeft echter aansluiting gezocht bij de ongeschreven regels van het Nederlands internationaal privaatrecht. Het oordeel was dat de Marokkaanse beslissing is gegeven door een bevoegde autoriteit en dat er een behoorlijke rechtspleging heeft plaatsgevonden. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de beslissing in strijd met de openbare orde zouden maken. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de Marokkaanse voogdijbeslissing voor erkenning vatbaar is. Het subsidiaire verzoek van de vrouw om benoeming tot voogdes werd niet verder besproken, aangezien de rechtbank al tot erkenning had besloten.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 12-633
Zaaknummer: 411976
Datum beschikking: 13 april 2012

Voogdij

Beschikking op het op 25 januari 2012 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.I.W.A.M. van Roy-Vissers te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.
Op 14 maart 2012 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en mr. R.M. Noorlander, kantoorgenoot van haar advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek – zoals dat thans luidt – strekt ertoe dat de rechtbank:
  • primair: voor recht verklaard dat de beslissing van 29 september 2009 van [naam] , rechter in zaken betreffende minderjarigen bij de rechtbank in eerste aanleg te Fes (Marokko), waarbij de voogdij (kafala) over na te melden minderjarige aan de vrouw is toegewezen, in Nederland dient te worden erkend;
  • subsidiair: de vrouw benoemd tot voogdes over na te melden minderjarige,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Op [geboortedatum] is te [geboorteplaats] (Marokko) geboren de minderjarige
  • Bij beslissing van 3 januari 2008 van de rechtbank in eerste aanleg te Fes (Marokko) is verklaard dat voornoemde minderjarige een verlaten kind is.
  • Bij beslissing van 29 september 2009 van [naam] , rechter in zaken betreffende minderjarigen bij de rechtbank in eerste aanleg te Fes (Marokko), is de voogdij (kafala) over voornoemde minderjarige aan de vrouw toegewezen.
  • Bij beslissing van 11 mei 2011 van [naam] , rechter in zaken betreffende minderjarige bij de afdeling familierecht van de rechtbank in eerste aanleg te Fes (Marokko), is bepaald dat de vrouw toestemming krijgt om samen met voornoemde minderjarige Marokko te verlaten voor een permanent verblijf in het buitenland.
  • De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de vrouw toestemming verleend tot opneming van de minderjarige ter adoptie in Nederland (de Beginseltoestemming).
  • De minderjarige verblijft sedert 15 september 2011 bij de vrouw in Nederland.
  • De vrouw heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
  • De minderjarige heeft de Marokkaanse nationaliteit.

Beoordeling

Verklaring voor recht
De vrouw heeft verklaard dat zij, ondanks het feit dat zij in Marokko reeds de voogdij over de minderjarige heeft verkregen, bij verschillende Nederlandse instanties niet wordt aangemerkt als voogd. Hierdoor heeft zij onder andere problemen met de aanvraag van kinderbijslag en de registratie van de minderjarige in de gemeentelijke basisadministratie.
Gelet hierop meent de vrouw belang te hebben bij haar verzoek.
De rechtbank zal thans beoordelen of de Marokkaanse voogdijbeslissing d.d. 29 september 2009, vatbaar is voor erkenning in Nederland.
Marokko en Nederland zijn beide partij bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 (hierna: het Verdrag). Ingevolge artikel 23 lid 1 van het Verdrag worden de door de autoriteiten van een Verdragsluitende Staat genomen maatregelen van rechtswege in alle andere Verdragsluitende staten erkend.
Ingevolge artikel 53 lid 2 van het Verdrag is het Verdrag van toepassing op de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen die zijn genomen nadat het in werking is getreden in de betrekkingen tussen de Staat waar de maatregelen zijn genomen en de aangezochte Staat.
In Marokko is het Verdrag is op 1 december 2002 in werking getreden en in Nederland is het Verdrag op 1 mei 2011 in werking getreden. Derhalve is het Verdrag in de betrekkingen tussen Marokko en Nederland in werking getreden op 1 mei 2011. Nu de Marokkaanse voogdijbeslissing is gegeven op 29 september 2009 – derhalve vóór 1 mei 2011 – wordt deze beslissing niet op grond van artikel 23 lid 1 van het Verdrag van rechtswege in Nederland erkend.
Tussen Nederland en Marokko geldt geen andere overeenkomst die de wederzijdse erkenning van gerechtelijke uitspraken tot onderwerp heeft.
De rechtbank zal derhalve aansluiting zoeken bij de ongeschreven regels van Nederlands internationaal privaatrecht voor de erkenning van buitenlandse beslissingen. Ingevolge het commune recht geldt als uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing, ongeacht zijn aard en strekking, wordt erkend indien aan een drietal minimumvereisten is voldaan:
1.
de buitenlandse beslissing moet zijn gegeven door een ter plaatse bevoegde autoriteit;
2.
de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen na een behoorlijke rechtspleging;
3.
de buitenlandse beslissing mag niet in strijd zijn met de openbare orde.
Gezien de rechtsregels die in Marokko van toepassing zijn, is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat Marokkaanse voogdijbeslissing d.d. 29 september 2009 is gegeven door een bevoegde instantie en dat daaraan een behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat de Marokkaanse voogdijbeslissing in strijd is met de openbare orde.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de Marokkaanse voogdijbeslissing voor erkenning vatbaar is. De rechtbank zal derhalve als na te melden beslissen. Het subsidiaire verzoek behoeft derhalve geen bespreking meer.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat de beslissing d.d. 29 september 2009 van [naam] , rechter in zaken betreffende minderjarigen bij de rechtbank in eerste aanleg te Fes (Marokko), waarbij de voogdij over de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] , is toegewezen aan [de vrouw] , in Nederland voor erkenning vatbaar is;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, kinderrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2012.