2.2Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Vw 2000 wordt verstaan onder gemeenschapsonderdanen:
1°. onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie die op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gerechtigd zijn een andere lidstaat binnen te komen en er te verblijven;
2°. familieleden van de onder 1° genoemden die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die uit hoofde van een ter toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genomen besluit gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven;
Ingevolge artikel 8.7, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) - voor zover hier van belang - is Paragraaf 2 EG/EER van toepassing op vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van een staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en die zich naar Nederland begeven of in Nederland verblijven.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, is deze paragraaf is eveneens van toepassing op de echtgenoot van een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid, die die vreemdeling naar Nederland begeleidt of zich bij hem in Nederland voegt.
Ingevolge artikel 8.13, eerste lid van het Vb 2000 - voor zover hier van belang – heeft de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, die niet de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf in Nederland, voor zover hij in Nederland verblijft bij een vreemdeling als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, onder a, b of c.
Ingevolge het tweede lid meldt de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, zich uiterlijk binnen een maand na afloop van de in artikel 8.11, tweede lid, bedoelde periode aan bij Onze Minister, in geval hij beoogt langer dan drie maanden in Nederland te verblijven, en dient daarbij een aanvraag in tot afgifte van een verblijfsdocument.
Ingevolge het derde lid - voor zover hier van belang - legt de vreemdeling bij de indiening van de aanvraag over:
een geldig paspoort;
de verklaring van inschrijving van de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, bij wie hij in Nederland verblijft;
een document waaruit de familierechtelijke relatie of duurzame relatie blijkt met de vreemdeling, bedoeld onder b; en
Ingevolge het vierde lid verstrekt Onze Minister onmiddellijk na de ontvangst van de aanvraag een verklaring dat de aanvraag is ingediend.
Ingevolge het vijfde lid - voor zover hier van belang - verstrekt Onze Minister de verblijfsgerechtigde vreemdeling binnen zes maanden na de ontvangst van de aanvraag een verblijfsdocument waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.
Blijkens paragraaf B1/9.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) - voor zover hier van belang - plaatst de IND-ambtenaar voor het familielid van de onderdaan van de EU/EER dat zelf niet ook afkomstig is uit één van deze lidstaten (met andere woorden het familielid-derdelander van de unieburger) de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdaan’ in het geldige document voor grensoverschrijding van de vreemdeling, of voorziet het reisdocument van een zogeheten inlegvel. De sticker of het inlegvel bevat naast de aantekening omtrent het rechtmatig verblijf, tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt.
Ingevolge artikel 23 van de Richtlijn hebben de familieleden van een burger van de Unie die in een lidstaat verblijfsrecht of duurzaam verblijfsrecht genieten, ongeacht hun nationaliteit het recht aldaar een activiteit als werknemer of zelfstandige uit te oefenen.
Ingevolge artikel 35 van de Richtlijn - voor zover hier van belang - kunnen de lidstaten de nodige maatregelen nemen om een in deze Richtlijn neergelegd recht in geval van rechtsmisbruik of fraude, zoals schijnhuwelijk, te ontzeggen, te beëindigen of in te trekken.
Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: WAV) is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a van de WAV is het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie ingevolge bepalingen, vastgesteld bij overeenkomst met andere mogendheden dan wel bij een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, een tewerkstellingsvergunning niet mag worden verlangd.