Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2012 in de zaak tussen
de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
Procesverloop
Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde, alsmede M. Pehlig, J. Laboyrie en
R. Plugge. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
In een e-mail van 15 april 2010 heeft de beheerder eiseres wederom om de aanvullende informatie verzocht. Daarbij heeft de beheerder benadrukt dat niet gestart mag worden met de werkzaamheden.
19 april 2010 in de directe nabijheid van een buisleiding met gevaarlijke inhoud sonderingswerkzaamheden heeft verricht zonder eerst de door de beheerder verzochte aanvullende informatie te hebben overgelegd en zonder verdere afspraken te hebben gemaakt met de beheerder. Door niet te wachten met het starten van graafwerkzaamheden totdat de beheerder voorzorgsmaatregelen heeft getroffen terwijl de beheerder daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid wenste te worden gesteld heeft eiseres volgens de toezichthouder artikel 13, derde lid, van de Wion overtreden. Tot slot heeft de toezichthouder volgens het rapport van bevindingen vastgesteld dat eiseres voor aanvang van de sonderingswerkzaamheden geen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, deze niet schriftelijk heeft vastgelegd en deze niet ter kennis van de beheerder heeft gesteld. Hiermee heeft eiseres volgens de toezichthouder artikel 13, vijfde lid, van de Wion overtreden.
Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wion treft de beheerder van een net met gevaarlijke inhoud voorzorgsmaatregelen voordat een grondroerder graafwerkzaamheden in de omgeving daarvan verricht. Deze voorzorgsmaatregelen betreffen in ieder geval de aanwijzing ter plaatse van de exacte ligging van dat net door de beheerder.
Volgens verweerder kan de uitwisseling van informatie tussen een beheerder en een grondroerder naar aanleiding van een graafmelding, ter beoordeling van de vraag of en zo ja welke voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, aangemerkt worden als voorbereiding op het treffen van voorzorgsmaatregelen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder niet bevoegd was eiseres een boete op te leggen wegens overtreding van artikel 13, derde lid, van de Wion.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 februari 2012, kenmerk AT-EL&I/6697412.JZ, voor zover daarbij het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 25 februari 2011 ongegrond is verklaard;
- herroept het besluit van 25 februari 2011, kenmerk AT-EL&I/6510717/WION;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 13 februari 2012 voor zover dat is vernietigd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van haar beroepschrift redelijkerwijs heeft gemaakt tot een bedrag van € 437,-, welke kosten verweerder aan eiseres moet vergoeden;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 310,- aan haar te vergoeden.
mr. A. Douwes, rechters, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2012.