ECLI:NL:RBSGR:2012:29348

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
414922 - HA ZA 12-335
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekking van brandschade onder verzekeringsovereenkomst en de rol van NEN-normen

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 oktober 2012, staat de dekking van brandschade onder een verzekeringsovereenkomst centraal. Eiser, aangeduid als [A], heeft een opstal- en glasverzekering afgesloten bij AEGON Schadeverzekering N.V. voor een pand dat hij verhuurde aan schildersbedrijf [B]. Na een brand op 14 augustus 2010, die ernstige schade aan het pand veroorzaakte, vorderde [A] schadevergoeding van AEGON. AEGON weigerde echter dekking te bieden, met als argument dat [A] niet had voldaan aan de voorwaarden van de verzekering, met name de naleving van de NEN-normen voor elektrische installaties.

De rechtbank onderzocht of de brand was ontstaan door het niet naleven van de clausules in de verzekeringsovereenkomst, met name Clausule 2388, die vereiste dat de elektrische installatie aan bepaalde normen voldeed. De rechtbank constateerde dat er geen periodieke keuring had plaatsgevonden volgens NEN 3140, wat een voorwaarde was voor dekking. AEGON had een voorschot van € 28.000 aan [A] betaald, maar stelde dat de schade niet gedekt was omdat de elektrische installatie niet voldeed aan de NEN 1010-normen.

De rechtbank besloot dat er behoefte was aan deskundigenrapporten om de technische aspecten van de elektrische installatie en de brand te verduidelijken. De zaak werd aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij partijen de gelegenheid kregen om een deskundige voor te stellen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van technische normen in verzekeringsovereenkomsten en de gevolgen van het niet voldoen aan deze normen voor schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK's-Gravenhage
414922 / HA ZA 12-33517 oktober 2012
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 414922 / HA ZA 12-335
Vonnis van 17 oktober 2012
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J. Backx te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V,
gevestigd te 's Gravenhage,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.P.H. Lems te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna “ [A] ” en “Aegon” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 februari 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 6 juni 2012, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 31 augustus 2012 en de daarin genoemde
stukken.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] was eigenaar van het bedrijfspand gelegen te [adres] (hierna: “het pand”). [A] heeft het pand sinds 1997 voor een groot deel verhuurd aan schildersbedrijf [B] , dat het gebouw deels heeft gebruikt als bedrijfsruimte. Op een zeker moment is een spuitcabine in het pand geplaatst.
2.2.
In 2010 heeft [A] via zijn assurantietussenpersoon met betrekking tot het pand een opstal- en glasverzekeringsovereenkomst met Aegon gesloten met polisnummer [nummer] (hierna: “de verzekeringsovereenkomst”). Brand is een door de verzekeringsovereenkomst gedekt evenement.
2.3.
Van de verzekeringsovereenkomst maakt onder meer Clausule 2388 Basispreventie Nijverheid (hierna: “Clausule 2388”) deel uit. Aegon heeft de verzekeringsovereenkomst aangeboden met gebruikmaking van deze clausule omdat sprake was van een bijzonder risico, gelet op de aanwezigheid van de spuitcabine. In Clausule 2388 is onder meer het volgende opgenomen:
“De verzekering is aangegaan onder voorwaarden dat de volgende preventiemaatregelen zijn getroffen:
1. Brand
(…)
1.3
De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 1010. De controle van de installatie moet minimaal één keer in de 5 jaar volgens NEN 3140 door een elektrotechnisch
installateur worden uitgevoerd. De controle moet door middel van een schriftelijke verklaring van de installateur worden bevestigd. Geconstateerde gebreken moeten onmiddellijk worden hersteld.
(…)
Er is in geval van schade geen dekking, als verzekeringnemer deze maatregelen niet heeft getroffen, tenzij hij aannemelijk maakt, dat de schade niet is ontstaan en niet is verergerd door het niet voldoen aan deze voorwaarde en maatregelen.”
2.4.
Er heeft geen periodieke keuring van de elektrische installatie van het pand plaatsgevonden volgens NEN 3140 door een elektrotechnisch installateur.
2.5.
In het pand was in de spuitcabine een verwarmingskacheltje of een bouwdroger geplaatst (hierna: “het apparaat”). Het apparaat was door middel van twee kabelhaspels (verlengsnoeren) aangesloten op een wandcontactdoos buiten de spuitcabine.
2.6.
Op 14 augustus 2010 is in het pand brand uitgebroken (hierna: “de brand”) als gevolg waarvan het pand zeer ernstig is beschadigd. De brand is ontstaan door een beschadiging in het snoer van het apparaat. Deze beschadiging is ontstaan doordat de schuifdeur van de spuitcabine regelmatig tegen het snoer is aangestoten.
2.7.
Aegon heeft op grond van de verzekeringsovereenkomst op 30 september 2010 een voorschot van € 28.000,-- aan [A] voldaan.
2.8.
Onderzoeksbureau [X] B.V. (hierna: “ [X B.V.] ”) heeft in opdracht van Aegon onderzoek gedaan naar de toedracht van de brand en hierover op 9 november 2010 een rapportage uitgebracht. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen op pagina 12 en 13:
“Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische en tactische expertise en daarbij gelet op de inhoud van de afgelegde verklaringen, de gedane mededelingen, alsmede de overgelegde bescheiden, worden gesteld dat:
(…)
- een NEN 3140 inspectie volgens verklaring niet was uitgevoerd en
- het veelvuldige gebruik van verlengsnoeren gedurende langere tijd in strijd is met de NEN 1010 en het ontstaan van brand derhalve zeer waarschijnlijk in causaal verband staat met deze overtreding.
Resumerend wordt dan ook gesteld, dat het ontstaan van brand zeer waarschijnlijk een gevolg is van een elektrische oorzaak. (…) in een dergelijke inspectie wel was uitgevoerd, zou het veelvuldige gebruik van verlengsnoeren en in casu een gebrek aan wandcontactdozen moeten zijn opgevallen.”
2.9.
[X B.V.] heeft aan Electrical Risk Protection B.V. (hierna: “ERP”) de opdracht verstrekt om tezamen met [X B.V.] vast te stellen waardoor de brand heeft kunnen ontstaan en of op dat moment werd voldaan aan de polisvoorwaarden van Aegon, te weten het voldoen aan NEN 1010 en NEN 3140 met betrekking tot de elektrische installatie. In de rapportage van ERP van 4 september 2010 is hierover op pagina 4 het volgende opgenomen:
“over de gehele lengte lagen de kabels van de twee haspels op de grond en werden zeker niet tegen de kans op mechanische beschadiging beschermd.
In de productieruimte werd duidelijk een tekort aan wandcontactdozen vastgesteld en derhalve gebruik werd gemaakt van de bovengenoemde kabelhaspels. Dergelijke kabelhaspels mogen alleen als tijdelijke voorziening worden gebruikt waarbij wordt gedacht aan een periode van maximaal 3 maanden. Daarna moet er volgens punt 555.2 van de norm NEN 1010 voldoende aantal wandcontactdozen (WCD) zijn aangebracht op doeltreffend gekozen plaatsen voor het gebruik van verplaatsbaar elektrisch materiaal. (…) Dit punt van de NEN 1010 beoogt het voorkomen van het gebruik van lange verplaatsbare leidingen.
en op pagina 5:
Volgens een verklaring van de heer [B] wordt al zeker tien jaar zo gewerkt. Volgens punt 533. 1.5 mogen in bedrijfsruimtes geen te herstellen smeltpatronen worden gebruikt. In de enige verdeelinrichting in de productieruimte werden vijf van de zes smeltpatronen vervangen door te herstellen smeltpatronen. Dit is al een signaal dat er veelvuldig sprake was van overbelasting en gemakshalve maar de zogenoemde Stotz automaten S111 werden geplaatst.
(…)
In onderhavige situatie is er zeker cruciaal verband tussen het ontstaan van de brand en het niet voldoen aan de norm NEN 1010.
Als er gebruik wordt gemaakt van verlengsnoeren dan moeten die in principe volgens de norm NEN 1010, punt 5.6, niet langer zijn dan 5 meter en niet op de grond liggen of ze moeten zijn beveiligd tegen beschadiging. Daaraan werd niet voldaan. De situatie zoals deze werd aangetroffen, het gebruik maken van meerdere tafelcontactdozen, met daartussen zo nodig buigzame leidingen (verlengsnoeren) behoeft niet fout te zijn mits deze tegen overstroom zijn beveiligd. Dit houdt in dat de tafelcontactdozen zowel tegen overbelastingstroom als tegen kortsluitstroom moet zijn beveiligd.
Volgens punt 513 van de norm NEN 1010 moet de installatie uitgevoerd met buigzame leidingen stelselmatig en overzichtelijk zijn. Het aansluitpunt en de daarop aangesloten verbruikers moeten zich in dezelfde ruimte bevinden. (…) In onderhavige situatie was dat niet het geval.
Volgens punt 521.1 van de norm NEN 1010, op grond van tabel 52F uit deze bepaling, mogen buigzame leidingen alleen in buis, in kabelgoten (inclusief plintgoten, verzonken vloergoten) en in kabelkokers zijn toegepast. Volgens punt 526 van de norm NEN 1010 moeten de juiste verbindingsmiddelen zijn toegepast waaronder een geschikte stekerverbinding, dusmetaderhulsjes.
Volgens punt 533.3 van de norm NEN 1010 wordt de maximale lengte van de leidingen bepaald in relatie met de beveiliging tegen kortsluiting. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de lengte van het gedeelte van de installatie dat met kabel of als installatiedraad in buis is uitgevoerd, dus ook de lengte tussen het voedingspunt en de wandcontactdoos waarop de buigzame leiding dan wel de meervoudige tafelcontactdoos is aangesloten.
(…) er werd nimmer een inspectie conform de norm NEN 3140 uitgevoerd. Had een dergelijke inspectie wel plaatsgevonden dan was de gebrekkige toestand van de elektrische installatie in beeld gekomen. Bij een goede bedrijfsvoering waren dan passende maatregelen genomen en had deze brand zeer waarschijnlijk niet plaatsgevonden.
(…)
en op pagina 6:

8.Samenvatting en conclusie

In [het pand] is brand ontstaan. Dit incident werd zeer waarschijnlijk veroorzaakt doordat de voedingskabel van een bouwdroger, aangesloten op twee in serie geplaatste kabelhaspels, werd beschadigd.
(…) Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat in de productieruimte onvoldoende wandcontactdozen waren aangebracht. Als gevolg daarvan werd er volop gebruik gemaakt van verlengsnoeren. Deze lagen op de grond en waren niet beveiligd tegen mechanische beschadiging. Dit is in strijd met punt 555.2 van de norm NEN 1010. Voorts werden herstellende smeltpatronen aangetroffen welke volgens de norm NEN 1010, punt 533.1.5 niet mogen worden gebruikt.”
2.10.
Op 10 mei 2011 hebben (de experts van) Aegon en [A] de schade als gevolg van de brand begroot op € 340.000,-- aan waardevermindering opstal, € 32.571,37 aan opruimingskosten, € 3.250,-- aan tuinaanleg en € 33.075,-- aan huurderving.
2.11.
In opdracht van [A] heeft onderzoeksbureau C+B op 5 december 2011 een rapportage uitgebracht waarin antwoord wordt gegeven op een aantal vragen over de brand. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
Op pagina 11:
“Een snoer van een elektrisch kacheltje waarin de brand zou zijn ontstaan volgens de door de verzekeraar ingeschakelde deskundigen, is geen deel van de elektrische installatie zoals vermeld in clausule 2388.
(…)
In de veiligheidsnorm voor laagspanningsinstallaties NEN 1010 staan geen voorschriften met betrekking tot de uitvoering van een snoer van een elektrisch kacheltje zoals dat, beschadigd voor de toegangsdeur van de spuitcabine, is aangetroffen.
(…)
In de veiligheidsnorm voor laagspanningsinstallaties NEN 1010 staan geen voorschriften met betrekking tot het gebruik van een snoer van elektrisch kacheltje, zoals dat beschadigd door de toegangsdeur van de spuitcabine.
(…)
en op pagina 12:
Indien de controle van de elektrische installatie wordt uitgevoerd overeenkomstig NEN 3140, zoals vermeld in de clausule 2388, wordt het snoer van het elektrisch kacheltje niet gecontroleerd en zou de beschadiging van het snoer niet als een gebrek zijn geregistreerd.
(…)
Het is zeer waarschijnlijk dat de brand ontstaan is door de beschadiging van het snoer van het elektrische kacheltje door de deur van de spuitcabine. De waarschijnlijkheid wordt door de onderzoeker beraamd op 99%.
(…)
[De brand] zou ook zijn ontstaan indien strikt de bepaling van 1.3 van clausule 2388 was nageleefd (…)
2.12.
Bij brief van 10 juni 2011 schrijft Aegon aan de assurantietussenpersoon van [A] dat, omdat niet is voldaan aan Clausule 2388, de schade van [A] niet vergoed wordt.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[A] vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(I) voor recht te verklaren dat er dekking is onder de verzekeringsovereenkomst en dat Aegon gehouden is de schade ten gevolge van de brand onder de verzekeringsovereenkomst te vergoeden;
(II) Aegon te veroordelen aan [A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een voorschot van € 380.896,37, te vermeerderen met rente;
(III) voor recht te verklaren dat Aegon bij het uitvoeren van haar toedrachtonderzoek heeft gehandeld in strijd met hetgeen van een redelijk handelend en vakbekwaam onderzoeker mag worden verwacht;
(IV) Aegon te veroordelen tot vergoeding aan [A] van buitengerechtelijke kosten;
(V) Aegon te veroordelen tot vergoeding aan [A] van € 3.997,81 aan onderzoekskosten, te vermeerderen met rente;
met veroordeling van Aegon in de kosten van de procedure.
3.2.
[A] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Aegon op grond van de verzekeringsovereenkomst dekking dient te verlenen nu zich een door de overeenkomst bestreken voorval heeft voorgedaan en is voldaan aan de normen van NEN 1010 en voor zover niet voldaan is aan NEN 3140, het causaal verband tussen dit feit en de schade ontbreekt. Nu partijen de totale schade hebben begroot op € 408.896,37 en Aegon een voorschot van € 28.000,-- heeft voldaan, vordert [A] een aanvullend voorschot van € 380.896,37. Voorts stelt [A] dat Aegon jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld, nu het toedrachtonderzoek waartoe Aegon opdracht heeft gegeven, onzorgvuldig is uitgevoerd, als gevolg waarvan [A] schade heeft geleden.
3.3.
Aegon heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Zij voert daartoe aan dat [A] artikel 1.3 van Clausule 2388 niet heeft nageleefd en dat niet aannemelijk is dat de schade als gevolg van de brand niet daardoor is veroorzaakt. Gelet hierop is deze schade volgens Aegon niet gedekt onder de verzekeringsovereenkomst. Aegon stelt zich op het standpunt dat het toedrachtonderzoek waartoe zij met betrekking tot de brand opdracht heeft gegeven, zorgvuldig is uitgevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Aegon vordert samengevat - veroordeling van [A] tot betaling aan Aegon van € 28.000,--, te vermeerderen met rente en proceskosten.
3.6.
Aegon stelt daartoe dat een bedrag ten belope van € 28.000,-- als voorschot onverschuldigd aan [A] is betaald, nu de schade als gevolg van de brand niet is gedekt onder de verzekeringsovereenkomst.
3.7.
[A] heeft de vordering gemotiveerd betwist. Hij voert daartoe aan dat het voorschot terecht is voldaan, nu Aegon op grond van de verzekeringsovereenkomst is gehouden de schade als gevolg van de brand te dekken. Daarnaast betoogt [A] dat hij erop heeft vertrouwd en mocht vertrouwen dat Aegon zou uitkeren zodat terugvordering van het voorschot op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, temeer nu het voorschot reeds is gebruikt ter bestrijding van de kosten van de brand.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de brand is ontstaan door beschadiging van het snoer van het apparaat. De beschadiging is ontstaan doordat de schuifdeur van de spuitcabine regelmatig tegen het snoer is aangestoten.
4.2.
Het geschil in conventie en in reconventie spitst zich toe op de vraag of Aegon op grond van de verzekeringsovereenkomst is gehouden de schade als gevolg van de brand te dekken. In Clausule 2388 is opgenomen dat Aegon niet is gehouden voor deze schade dekking te verlenen, indien:
(i) de elektrische installatie van het pand niet voldeed aan NEN 1010, of
(ii) de periodieke controle volgens NEN 3140 door een elektrotechnisch installateur niet heeft plaatsgevonden;
tenzij [A] aannemelijk maakt dat er geen causaal verband is tussen het niet voldoen aan deze voorwaarden en (de schade als gevolg van) de brand.
Partijen zijn het erover eens dat NEN 1010 uit 1998 dient te worden toegepast, omdat de elektrotechnische installatie omstreeks dat jaar in het gebouw is aangebracht.
4.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de elektrische installatie van het pand voldeed aan NEN 1010. Aegon stelt op basis van de rapporten van [X B.V.] en ERP dat het begrip “elektrische installatie” in NEN 1010 ziet op de totale in het verzekerde gebouw aanwezige elektrische installatie zodat de elektrische installatie zoals deze aanwezig was niet aan NEN 1010 voldeed. Onder het begrip “elektrische installatie” is volgens Aegon eveneens begrepen dat:
(i) er te weinig wandcontactdozen in het pand aanwezig waren, waardoor het gebruik van verlengsnoeren nodig was;
(ii) gebruik werd gemaakt van Stotz-apparaten S111;
(iii) het aansluitpunt en het apparaat zich niet in dezelfde ruimte bevonden als de gebruikte kabelhaspels;
(iv) de kabelhaspels zonder bescherming op de vloer lagen.
[A] heeft deze stelling gemotiveerd betwist aan de hand van de rapportage van C+B. Volgens [A] bevat NEN 1010 slechts eisen gericht op de gebouwgebonden laagspanningsinstallatie, die kort gezegd begint bij de meterkast en eindigt bij de wandcontactdoos.
Voor zover de stelling van Aegon juist is, hoeft zij de schade als gevolg van de brand niet te dekken. Nu [A] deze stelling gemotiveerd betwist en Aegon het rechtsgevolg daarvan inroept, rust de stelplicht en de bewijslast op Aegon.
4.4.
Vast staat dat er geen inspectie heeft plaatsgevonden van de elektrische installatie van het pand conform NEN 3140. [A] heeft in zoverre niet voldaan aan artikel 3.1 van Clausule 2388. Derhalve is Aegon niet gehouden de schade als gevolg van de brand te dekken, tenzij [A] aannemelijk maakt c.q. bewijst dat deze schade niet is ontstaan doordat geen inspectie conform NEN 3140 heeft plaatsgevonden.
4.5.
Volgens [A] bestaat er geen causaal verband tussen het niet laten verrichten van de periodieke inspectie conform NEN 3140 en (de schade als gevolg van) de brand. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst [A] naar de rapportage van C+B, waarin wordt vermeld dat (het snoer van) het apparaat buiten het bereik van NEN 1010 valt en daarmee ook buiten het bereik van de controle NEN 3140. [A] leidt daaruit af dat het mankement aan (het snoer van) het apparaat niet was ontdekt indien de periodieke inspectie van de elektrische installatie had plaatsgevonden. Daaruit volgt volgens [A] dat het causaal verband tussen het niet laten verrichten van de inspectie en (de schade als gevolg van) de brand ontbreekt.
4.6.
Aegon heeft gemotiveerd betwist dat er geen causaal verband is tussen de inspectie van de elektrische installatie conform NEN 3140 en (de schade als gevolg van) de brand. Zij voert daartoe aan dat bij een inspectie conform NEN 3140 zou zijn geconstateerd hetgeen hierboven in 4.3. is opgesomd. Indien de inspectie conform NEN 3140 had plaatsgevonden, hadden deze gebreken onmiddellijk moeten worden verholpen, was het snoer van het apparaat niet beschadigd geraakt omdat het was aangesloten op een wandcontactdoos in de spuitcabine en was de brand niet ontstaan, aldus Aegon. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Aegon verwezen naar de rapportages van [X B.V.] en ERP. [A] heeft het standpunt van Aegon gemotiveerd bestreden aan de hand van het rapport van C+B.
4.7.
Aangezien de partijdeskundigen elkaar tegenspreken en de rechtbank behoefte heeft aan een nadere deskundige voorlichting, zal de rechtbank ambtshalve een deskundigenbericht bevelen. De rechtbank is voornemens aan de te benoemen deskundige de navolgende vragen voor te leggen.
De deskundige wordt verzocht uit te gaan van de toepassing van de NEN 1998 en bij de beantwoording van de vragen te verwijzen naar de relevante bepalingen, deze over te leggen en aan te duiden waar in de systematiek van de NEN normen deze bepaling is opgenomen en waarom daar:
Vraag 1
Vallen aangesloten kabelhaspels in een pand onder het begrip elektrische installatie in de zin van NEN 1010?
Vraag 2
a. Is het permanent of langdurig gebruik van kabelhaspels in een pand in strijd met NEN 1010?
b. Indien u de voorgaande vraag bevestigend beantwoordt, wat wordt verstaan onder langdurig gebruik?
Vraag 3
a. Is het onbeschermd op de vloer laten liggen van elektriciteitssnoeren en kabelhaspels in een pand in strijd met NEN 1010?
b. Is de wijze waarop in het onderhavige geval de elektriciteitssnoeren en kabelhaspels lagen in strijd met NEN 1010?
c. Is er een bepaling in de NEN 1010 die het gebruik van verlengsnoeren langer dan 5 meter verbiedt?
Vraag 4
Moeten volgens NEN 1010 het aansluitpunt en de daarop aangesloten elektrische apparaten zich in dezelfde ruimte bevinden als het verlengsnoer?
Vraag 5
a. Moeten er volgens NEN 1010 voldoende wandcontactdozen zijn geplaatst in verband met het aansluiten van verplaatsbaar elektrisch materiaal?
b. Is er in de onderhavige situatie sprake van voldoende wandcontactdozen, met name in de spuitcabine van het pand?
Vraag 6
a. Is het gebruik van Stotz-apparaten S111 op grond van NEN 1010 verboden?
b. Is het gebruik van Stotz-apparaten in deze omstandigheden in strijd met NEN 1010? En zo ja, op welke gronden?
c. Maakt het voor de beantwoording van vraag 6b nog verschil of de kabelhaspel van het apparaat was aangesloten op (i) de verdeelkast waarin de Stotz-apparaten S111 zaten of (ii) op de meterkast?
Vraag 7
a. Zou de controlerend elektrotechnisch installateur een schriftelijke verklaring zoals bedoeld in artikel 1.3 van Clausule 2388 hebben afgegeven in een geval als het onderhavige?
b. Indien u de vorige vraag ontkennend beantwoord, op welke onderdelen zou er volgens u herstel van gebreken zijn opgedragen? U kunt bij beantwoording van deze vraag eventueel verwijzen naar de beantwoording van de voorgaande vragen.
Vraag 8
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.8.
De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid zich bij akte te nemen op dezelfde datum, liefst eenstemmig, uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan deze te stellen vragen.
De rechtbank geeft er de voorkeur aan dat partijen één deskundige voorstellen die de instemming van beide partijen heeft. Indien partijen daarover niet tot overeenstemming kunnen komen zal de rechtbank een deskundige benoemen, waarbij de rechtbank zich ervan zal vergewissen dat deze deskundige geen banden heeft met één van partijen.
4.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 14 november 2012voor gelijktijdige akte aan de zijde van beide partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Jacobs en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.1769